Gebruiker:Perudotes/Medeplichtigheid: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Label: bewerking met nieuwe wikitekstmodus
Label: bewerking met nieuwe wikitekstmodus
Regel 16: Regel 16:


== Wetboek van Strafrecht ==
== Wetboek van Strafrecht ==

= Het karakter van de medeplichtigheid =
Medeplichtigheid onderscheidt zich aldus van andere deelnemingsvormen door haar accessoire karakter. De medeplichtige draagt niet direct bij aan het strafbare feit, maar vergemakkelijkt of bevordert slechts het door een ander begane misdrijf. De medeplichtige is derhalve alleen behulpzaam bij de totstandkoming van het strafbare feit, terwijl bijvoorbeeld de medepleger het strafbare feit direct teweegbrengt. De grens tussen medeplegen en medeplichtigheid is echter wel vervaagd, doordat bij medeplegen het accent van een gezamenlijke uitvoering verschoven is naar de bewuste en nauwe uitvoering van het strafbare feit. De medepleger hoeft daarom niet meer direct aan het strafbare feit deel te nemen en van medeplegen kan thans ook volledig voorafgaand aan het misdrijf plaatsvinden. Doorslaggevend is, evenals bij het onderscheid tussen uitlokking en medeplichtigheid, dat het opzet van medeplichtige niet gericht is op de totstandkoming van het strafbare feit. Zijn opzet is gericht op het bieden van hulp bij het misdrijf. De rol van de medeplichtige is dus een ondergeschikte.<ref>Wolswijk 2007, p. 184-185.</ref>


= Vormen van medeplichtigheid =
= Vormen van medeplichtigheid =
In het Wetboek van Strafrecht wordt een verschil gemaakt tussen voorafgaande en gelijktijdige medeplichtigheid. De gelijktijdige medeplichtigheid (ook wel simultane medeplichtigheid genoemd) wordt omschreven als het 'opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf'.<ref>Artikel 48 aanhef en eerste onderdeel Sr.</ref> Bij voorafgaande medeplichtigheid (consecutieve medeplichtigheid) wordt het kernverwijt omschreven als het 'opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf'.<ref>Artikel 48 aanhef en tweede onderdeel Sr.</ref> Medeplichtigheid die na het plegen van het misdrijf wordt gegeven is derhalve niet in algemene zin strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht.<ref>Kok en Romer 1999, p. 118.</ref> Wel kan deze vorm van medeplichtigheid, die ook wel 'begunstiging' wordt genoemd, in afzonderlijke delicten strafbaar gesteld zijn. Een voorbeeld daarvan vormt het delict [[heling]].
In het Wetboek van Strafrecht wordt een verschil gemaakt tussen voorafgaande en gelijktijdige medeplichtigheid. De gelijktijdige medeplichtigheid (ook wel simultane medeplichtigheid genoemd) wordt omschreven als het 'opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf'.<ref>Artikel 48 aanhef en eerste onderdeel Sr.</ref> Bij voorafgaande medeplichtigheid (consecutieve medeplichtigheid) wordt het kernverwijt omschreven als het 'opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf'.<ref>Artikel 48 aanhef en tweede onderdeel Sr.</ref> Medeplichtigheid die na het plegen van het misdrijf wordt gegeven is derhalve niet in algemene zin strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht.<ref>Kok en Romer 1999, p. 118.</ref> Wel kan deze vorm van medeplichtigheid, die ook wel 'begunstiging' wordt genoemd, in afzonderlijke delicten strafbaar gesteld zijn. Een voorbeeld daarvan vormt het delict [[heling]].



== Simultane en consecutieve medeplichtigheid ==
== Simultane en consecutieve medeplichtigheid ==
De wetgever heeft ervoor gekozen om de simultane medeplichtigheid (medeplichtigheid 'bij') niet nader te begrenzen. Het gevolg daarvan is dat elke vorm
== Actieve en passieve medeplichtigheid ==
== Actieve en passieve medeplichtigheid ==
== Begunstiging ==
== Begunstiging ==

Versie van 22 okt 2021 23:12

Medeplichtigheid is een deelnemingsvorm in het Nederlandse strafrecht. Anders dan bijvoorbeeld de medepleger en de uitlokker behoort de medeplichtige niet tot de kring van daders van het delict. De medeplichtige neemt niet rechtstreeks deel aan het strafbare feit, maar bevordert of vergemakkelijkt slechts het door een ander gepleegde misdrijf.

De term 'medeplichtigheid' is een samenstelling van 'mede' en het Middelnederlandse 'plichten' of 'plechten', wat zoveel betekent als zich aan iemand verbinden, iemand bijstaan. Medeplichtigheid betekent derhalve zoiets als het zich verbinden aan een ander ter uitvoering van een bepaalde handeling. Medeplichtig is hij 'die zich mede aan iemand verbonden heeft in zekere handeling, en dus mede aan iemand aan zijne schuld verbonden is.'[1] De overeenkomst met de term 'medeplegen' is derhalve niet meer dan toevallig.[2]

Totstandkomingsgeschiedenis

Reeds het in 1809 in werking getreden Crimineel Wetboek voor het Koningrijk Holland (CW) kende bepalingen die de aansprakelijkheid voor strafbare feiten uitbreidde buiten de kring van diegenen die het delict daadwerkelijk plegen; overigens zonder deze groep medeplichtigen te noemen.[n 1] Artikel 17 CW bepaalde dat niet alleen zij die zelf het delict plegen strafbaar zijn, maar ook zij die daartoe bevorderlijk zijn of daaraan deelnemen. Blijkens dit en de volgende artikelen was onder het Crimineel Wetboek, anders dan in het Oudvaderlands recht, alleen de voorafgaande en gelijktijdige hulp aan het strafbare feit strafbaar. Het niet verhinderen van een misdrijf, evenals het verlenen van hulp na het plegen van het misdrijf, werd benevens enkele bijzondere delicten niet meer strafbaar geacht.[3]

Artikel 18 CW bevatte twee vormen van aansprakelijkheid. Voor hen die 'door dwang, bevel, last, verleiding, bepaalden en stelligen raad, anderen tot misdaad aanzetten, of daartoe bijzondere onderrigting geven of aanwijzing doen' gold dat zij aansprakelijk waren voor de gevolgen die uit hun gedrag volgden en door hen hadden kunnen (en behoren te) worden voorzien. Indien er (ondanks het bevorderen daarvan) geen strafbaar feit was gepleegd werd het bevorderen door dwang, bevel, last, verleiding, bepaalde en stellige raad als poging gezien. Hetgeen in de regel leidde tot een lagere straf.[3]

In artikel 19 CW werden vervolgens de helpers aansprakelijk gesteld die 'door het verschaffen van wapenen, werktuigen, gereedschappen of andere instrumenten, tot de misdaad helpen of medewerken, die tot het gemakkelijker plegen gelegenheid geven, of, gedurende het misdoen, de daders beveiligen, bedekken of op eenigerlei andere wijze voorbedachtelijk de misdaad begunstigen of bevorderen'. Hun bijdrage werd als minder strafwaardig gezien waardoor het aan de rechter overgelaten werd om een passende straf op te leggen.[3] Artikel 20 CW stelde vervolgens dat deze algemene regels alleen golden voor zover er geen uitzondering op werd gemaakt in een bijzondere bepaling.

Code Pénal

Artikel 60 CP. Als medepligtige aan een feit, met den naam van misdaad of wanbedrijf bestempeld, zal gestraft worden, wie door gaven, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of magt, of ook door listige en schuldige kunstenarijen, iemand tot dat feit uitgelokt of opgeruid, of tot het plegen daarvan onderrigt gegeven zal hebben;
Wie wapenen, werktuigen, of welk ander middel ook, dat tot het feit gediend heeft, verschaft zal hebben, met voorweten dat zij daartoe dienen zouden;
Wie des bewust zijnde, den dader of de daders van het feit, in de bedrijven die dienden om het voor te bereiden of te doen gelukken, of in de bedrijven, die het voltooiden, bijgestaan of geholpen zal hebben: behoudens de straffen, bij dit Wetboek bepaald, tegen aanlegers van zamenspanningen, uitlokkingen, of opruijingen ter verstoring van de in- of uitwendige veiligheid van den Staat, zelfs in gevalle de misdaad door de zamenspanners, uitlokkers of opruijers beoogd, niet tot dadelijkheid gekomen mogt zijn.

Wetboek van Strafrecht

Het karakter van de medeplichtigheid

Medeplichtigheid onderscheidt zich aldus van andere deelnemingsvormen door haar accessoire karakter. De medeplichtige draagt niet direct bij aan het strafbare feit, maar vergemakkelijkt of bevordert slechts het door een ander begane misdrijf. De medeplichtige is derhalve alleen behulpzaam bij de totstandkoming van het strafbare feit, terwijl bijvoorbeeld de medepleger het strafbare feit direct teweegbrengt. De grens tussen medeplegen en medeplichtigheid is echter wel vervaagd, doordat bij medeplegen het accent van een gezamenlijke uitvoering verschoven is naar de bewuste en nauwe uitvoering van het strafbare feit. De medepleger hoeft daarom niet meer direct aan het strafbare feit deel te nemen en van medeplegen kan thans ook volledig voorafgaand aan het misdrijf plaatsvinden. Doorslaggevend is, evenals bij het onderscheid tussen uitlokking en medeplichtigheid, dat het opzet van medeplichtige niet gericht is op de totstandkoming van het strafbare feit. Zijn opzet is gericht op het bieden van hulp bij het misdrijf. De rol van de medeplichtige is dus een ondergeschikte.[4]

Vormen van medeplichtigheid

In het Wetboek van Strafrecht wordt een verschil gemaakt tussen voorafgaande en gelijktijdige medeplichtigheid. De gelijktijdige medeplichtigheid (ook wel simultane medeplichtigheid genoemd) wordt omschreven als het 'opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf'.[5] Bij voorafgaande medeplichtigheid (consecutieve medeplichtigheid) wordt het kernverwijt omschreven als het 'opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf'.[6] Medeplichtigheid die na het plegen van het misdrijf wordt gegeven is derhalve niet in algemene zin strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht.[7] Wel kan deze vorm van medeplichtigheid, die ook wel 'begunstiging' wordt genoemd, in afzonderlijke delicten strafbaar gesteld zijn. Een voorbeeld daarvan vormt het delict heling.

Simultane en consecutieve medeplichtigheid

De wetgever heeft ervoor gekozen om de simultane medeplichtigheid (medeplichtigheid 'bij') niet nader te begrenzen. Het gevolg daarvan is dat elke vorm

Actieve en passieve medeplichtigheid

Begunstiging

Voorwaarden voor medeplichtigheid

  1. Opzet gericht op het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf
  2. Opzet gericht op het misdrijf
  3. Accessoriteit
  4. Causaliteit

Opzet op hulpverlening

Opzet op grondmisdrijf

Accessoriteit

Causaliteit

Verschil met andere deelnemingsvormen

ECLI:NL:HR:2011:BO2629 ECLI:NL:HR:2014:3474

Bronnen

Kempen 1809/I
  • J.M. Kempen, Crimineel Wetboek voor het Koningrijk Holland. Met eene inleiding en aanmerkingen. Eerste deel, Amsterdam: Johannes Allart 1809
Kok & Römer 1999
  • G. Kok & S.F.C. Römer, 'Medeplichtigheid', in: J.L. van der Neut (red.), Daderschap en deelneming (Facetten van strafrecht, deel 7), Deventer: Gouda Quint 1999
Wolswijk 2007
  • H.D. Wolswijk, 'Medeplichtigheid', in: J.B.J. van der Leij (red.), Plegen en deelnemen (Facetten van strafrecht, deel 17), Deventer: Kluwer 2007

Referenties

  1. Smidt 1, p. 438.
  2. Kok & Römer 1999, p. 117; Smidt 1, p. 438; Etymologisch woordenboek van het Nederlands, lemma medeplichtig.
  3. a b c Kempen 1809/I, aantekening bij artikel 17-20.
  4. Wolswijk 2007, p. 184-185.
  5. Artikel 48 aanhef en eerste onderdeel Sr.
  6. Artikel 48 aanhef en tweede onderdeel Sr.
  7. Kok en Romer 1999, p. 118.

Noten

  1. Kempen in diens Crimineel Wetboek voor het Koningrijk Holland. Met eene inleiding en aanmerkingen (1809) omschrijft deze uitbreiding van de aansprakelijkheid wel als 'overeenkomstig met ons voormalig regt, volgens hetwelk ook medepligtigen strafbaar waren'.