Michael Eisner

Michael Dammann Eisner (Mount Kisco (New York), 7 maart 1942) is een invloedrijke Amerikaanse zakenman. Hij behaalde vroege faam door zijn optreden, naast Barry Diller, bij Paramount Pictures van 1976 tot en met 1984. Zijn intrede, leiderschap en vertrek bij The Walt Disney Company zorgde voor algemene bekendheid onder het grote publiek. Hij was van 1984 tot 2006 de hoogste leidinggevende van het op één na grootste mediaconglomeraat ter wereld.

Jeugd

Familie

Michael Eisner werd geboren op 7 maart 1942 in een klein, bergdorpje in de Amerikaanse staat New York. Hij groeide op in een rijke en invloedrijke familie; zijn grootvader van moeders kant, Milton Dammann, was een self-made-miljonair en een jarenlange president van American Safety Razor Company, voordat hij het concern verkocht aan Philip Morris. Zijn moeder groeide op in een groot landgoed in Bedford Hills in New York, met vijftien dienstmeisjes en een complete staf tot haar dienst. Niet alleen zijn familie van moeders kant was rijk, ook zijn vaders familie was welvarend en genoot van een belangrijk leven.

Ondanks de grote welvaart waaronder de familie leefde, was dit niet te merken in het gedrag van Michael's grootouders en ouders (ze vertoonden een duidelijk voorbeeld van oud geld). Zijn grootmoeder vond reizen met een taxi verspilling van haar geld en nam in New York daarom vaak de bus. Michael en zijn zus, Margot, woonden samen met hun ouders in drie verschillende huizen door het jaar heen: een luxe appartement aan Park Avenue in New York; het ouderlijk huis van zijn moeder in Bedford en een grote boerderij in Vermont.

Eisner had al op een jonge leeftijd door dat zijn familie invloedrijk en welvarend was, maar gesprekken over geld was als taboe als praten over seks. Hij leerde al snel dat te kijk lopen met je geld door de familie als ordinair werd gezien, zelfs het doneren op eigen naam vonden zijn ouders goedkoop. Dit waren totaal andere normen en waarden dan welke hij later tegen zou komen in de omgeving van Hollywood en zijn "big spenders".

Relatie met zijn vader

Michael's relatie met zijn vader was excentriek. Lester Eisner was een energieke en charmatische man, met een sterke voorkeur voor een goede werkethiek en een gezond en athletisch leven. Michael mocht zijn vader nooit aanspreken met "pappa", "pap" of "vader", om onbekende redenen. Toen hij een verklaring zocht en naar zijn moeder toe ging, kwam ze met een verhaal aan waar Michael zelfs op jonge leeftijd al aan twijfelde. Zijn zus zou als kleuter niet in staat zijn geweest om "pappa" op een normale manier uit te spreken, waarop ze bedacht hadden dat ze hem dan maar gewoon bij zijn voornaam moest noemen.

Door zijn vader werd hij eens op een zomerdag in 1949 afgezet bij "Camp Keewaydin", een van de eerste Amerikaanse jongenszomerkampen waar zijn vader en grootvader ook op hadden gezeten. Daar leerde hij, zoals hij later zou schrijven in een manuscript voor een boek getiteld "Camp", dat samenwerken een van de pilaren voor succes was en dat een groep enkel succes kan bereiken als het hele team één richting op gaat.

Educatie

Door de familie-achtergrond kon Michael genieten van het beste onderwijs dat er maar in de Verenigde Staten aangeboden werd. Van jongs af aan ging hij naar dure privéscholen (waaronder de gemoedelijke Allen-Stevenson School in New York) en toen hij veertien jaar oud was, stuurde zijn ouders hem naar een van de meest prestigieuze kostscholen van de natie in Lawrenceville, New Jersey (Lawrenceville Academy). Veel van de afgestudeerden aan Lawrenceville gingen doorstuderen aan het nabijgelegen Princeton University. Afkomstig van het gezellige Allen-Stevenson, kwam Eisner al snel het harde leven tegen. Hij had moeite om zich te concentreren op zijn leerwerk, ondanks zijn intelligentie. Hij haalde tevens het basketbalteam en de footballselectie niet, omdat hij door een groeispurt zich minder makkelijk kon manouvreren dan toen hij in Manhatten op sport zat.

Afkomstig uit een Joodse familie, voelde Eisner zich voor het eerst ergens niet op zijn gemak door zijn afkomst. Zijn vader was een overtuigd atheïst en er werd bij hem thuis niet veel poeha over de Joodse afkomst gemaakt. Zijn familie heeft altijd een duidelijk statement gemaakt door te vermelden dat ze van Duitse afkomst waren en het was dan ook ironisch dat ze tijdens de Tweede Wereldoorlog een Duitse huismeid aannamen, die als een tweede moeder voor Michael en zijn zus diende. Op Lawrenceville werd er echter wel een deal van zijn afkomst gemaakt. Hij geraakte vaak in gevechten om antisemitistische opmerkingen door schoolgenoten en achter zijn rug om hoorde hij vaak opmerkingen over zijn afkomst en het vermogen van zijn ouders die hij later nog zou herinneren. Terwijl veel kinderen droomden van veel geld en macht, droomde Eisner in die tijd van een normaal leven.

Dit was dan ook een van de belangrijkste redenen waarom hij na Lawrenceville niet koos voor het prestigieuze Princeton, waar zijn vader ook op gezeten had. Michael koos echter voor het gewone "Denison University" in Granville, Ohio. Om niet in een ruzie te raken met zijn ouders (Denison kwam qua status nauwelijks in de buurt van de Ivy League), liet hij het ze pas weten toen hij al geaccepteerd was. Op Denison hervond Eisner zichzelf en hier ontwikkelde zijn gevoel voor humor en zelfvertrouwen zich. Hij liet zijn vroegere plannen om arts te worden varen en begon zich te interesseren voor drama en literatuur. Hij bleek een talent voor creativitiet te hebben. Al snel schreef hij toneelstukken. In 1964 studeerde hij af met een bachelor in Engels en vertrok hij naar Parijs om een glamorous leven als toneelschrijver na te gaan (hoewel hij na enkele maanden alweer terugverhuisde naar New York).

Bibliografie

• James B. Stewart; 2005; DisneyWar; New York: Simon & Schuster (ISBN 0-684-80993-1)
• Michael Eisner & Tony Schwartz; 1998; Work in Progress; New York: Random House (ISBN 0-375-50071-5)

Externe links

• Officiële site