Levenscyclusmodel van Modigliani: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
RobertDeLaCroix (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Enono (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
Het '''levenscyclusmodel van Modigliani''' geeft de voorstelling van een algemene financiële levenscyclus. Het was de Italiaans-Amerikaans econoom [[Franco Modigliani]], die de theorie bedacht. Dit is een [[Keynesiaanse_theorie|Keynesiaanse gedachtengang]].
Het '''levenscyclusmodel van Modigliani''' geeft de voorstelling van een algemene financiële levenscyclus. Het was de Italiaans-Amerikaans econoom [[Franco Modigliani]], die de theorie bedacht. Het model van Modigliani is een [[Keynesiaanse_theorie|Keynesiaanse gedachtegang]].


==Voorstelling==
==Voorstelling==
[[Afbeelding:Levenscyclus.JPG|right|375px]]
[[Afbeelding:Levenscyclus.JPG|right|375px]]
Het levenscyclusmodel wordt voorgesteld a.d.h.v. 3 curves: het [[vermogen (economie)|nettovermogen]], het [[inkomen]] en de [[uitgaven]]. De y-as stelt hierbij de levensstandaard voor en de x-as de tijd (vanaf de toetreding tot de arbeidsmarkt).
Het levenscyclusmodel wordt voorgesteld aan de hand van 3 curves: het [[vermogen (economie)|nettovermogen]], het [[inkomen]] en de [[uitgaven]]. Op de y-as wordt hierbij de levensstandaard weergegeven en op de x-as de tijd (vanaf de toetreding tot de arbeidsmarkt).


Tot het moment van de [[pensioen|pensionering]] stijgt de [[levensstandaard]], dit komt daardat het nettovermogen ''(curve A)'' -tot het moment van de pensionering- een stijgend verloop kent. Dat stijgend verloop vindt dan weer z'n oorzaak bij het feit dat naargelang de ervaring in de job groter wordt, men ook een hoger inkomen ''(curve B)'' krijgt. Men zal voor het pensioen praktisch nooit meer uitgeven ''(curve C)'', dan wat men bekomt ''(curve B)''. Dit zorgt er voor dat men op periodieke basis kan sparen ''(oppervlakte tussen B en C)''. Onder sparen kunnen we ondermeer het wettelijk pensioen verstaan.
Tot het moment van de [[pensioen|pensionering]] stijgt de [[levensstandaard]]. Dit komt doordat het nettovermogen ''(curve A)'' tot het moment van de pensionering stijgt. Dat stijgend verloop wordt veroorzaakt door het feit dat naargelang de ervaring in de baan groter wordt, men een hoger inkomen ''(curve B)'' krijgt. Men zal voor het pensioen praktisch nooit meer uitgeven ''(curve C)'', dan men verdient ''(curve B)''. Daardoor kan men op periodieke basis sparen ''(oppervlakte tussen B en C)''. Onder sparen kunnen we bijvoorbeeld de premie voor het wettelijk pensioen verstaan.


Na het pensioen vallen de inkomsten ''(curve B)'' echter terug op de [[pensioenvoorziening]]. Aangezien de voorziening minder zal zijn dan het bedrag dat men bekwam bij z'n job, zullen de uitgaven ''(curve C)'' hoger liggen dan de inkomsten ''(curve B)''. Dit zal zich dan ook gaan uiten in een negatief sparen of ontsparen ''(oppervlakte tussen C en B)''. Het nettovermogen ''(curve A)'' en de levensstandaard zullen dan ook uiteindelijk een dalend verloop kennen.
Na het pensioen vallen de inkomsten ''(curve B)'' echter terug tot het niveau van de [[pensioenvoorziening]]. Aangezien de voorziening minder zal zijn dan het bedrag dat men kreeg bij zijn baan, zullen de uitgaven ''(curve C)'' hoger liggen dan de inkomsten ''(curve B)''. Dit zal zich ook gaan uiten in een negatief sparen of ontsparen ''(oppervlakte tussen C en B)''. Het nettovermogen ''(curve A)'' en de levensstandaard zullen uiteindelijk dalen.


[[Categorie:Economische theorie]]
[[Categorie:Economische theorie]]


Een daling van het vermogen ''(curve A)'' na de pensionering kan echter wel worden tegengegaan door een aanvullend inkomen. Dit wil bijvoorbeeld zeggen dat men tijdens de activiteit op de arbeidsmarkt spaart voor een aanvullend privé-pensioen. Dat pensioen zorgt er voor dat de sterkte van de terugval van het inkomen daalt en de inkomsten ''(curve B)'' hoger zullen liggen.
Een daling van het vermogen ''(curve A)'' na de pensionering kan echter (deels) worden opgevangen met een aanvullend inkomen. Dit wil zeggen dat men tijdens zijn activieve werkleven spaart voor een aanvullend privé-pensioen. Door dat pensioen zal de terugval van het inkomen minder zijn omdat de inkomsten ''(curve B)'' hoger zullen liggen.


==Concreet==
==Concreet==
Tijdens de eerste jaren dat men werkt, zal men een niet zo'n hoog inkomen bekomen. Naar mate de ervaring en de jaren verstrijken, bekomt men uiteraard een hoger inkomen. De verhouding tussen inkomsten en uitgaven wordt dan ook groter.
Tijdens de eerste jaren dat men werkt, zal men een niet zo hoog inkomen hebben. Naarmate de jaren verstrijken zal de ervaring toenemen en krijgt men een hoger inkomen. De verhouding tussen inkomsten en uitgaven wordt dan groter.


Een andere oorzaak, voor het groter worden van het sparen, is dat men in het begin nog hoogstwaarschijnlijk schulden zal hebben door de vele investeringen. Het is pas later -na bijvoorbeeld de afbetaling van de woning- dat men actief zal bouwen aan een hoger vermogen en meer zal (kunnen) sparen.
Een andere oorzaak voor het groter worden van het spaarbedrag is dat men in het begin vaak schulden zal hebben door de vele investeringen. Het is pas later, na bijvoorbeeld de afbetaling van de woning, dat men actief zal bouwen aan een hoger vermogen en meer zal (kunnen) sparen.


Op het moment dat men op pensioen gaat, valt de inkomstenbron terug op het wettelijk pensioen en een eventueel privé-pensioen. De inkomsten zullen waarschijnlijk lager liggen dan hetgeen men uitgeeft. Men zal beginnen knagen aan wat er vooraf gespaard werd, met een mogelijke vermogensafname tot gevolg.
Op het moment dat men met pensioen gaat, valt het inkomen terug tot het niveau van het wettelijk pensioen en een eventueel aanvullend pensioen. De inkomsten kunnen dan lager liggen dan hetgeen men uitgeeft. Men zal beginnen te knagen aan wat er vooraf gespaard werd, met een mogelijke vermogensafname tot gevolg.


[[Categorie:Economische theorie]]
[[Categorie:Economische theorie]]

Versie van 17 aug 2007 13:56

Het levenscyclusmodel van Modigliani geeft de voorstelling van een algemene financiële levenscyclus. Het was de Italiaans-Amerikaans econoom Franco Modigliani, die de theorie bedacht. Het model van Modigliani is een Keynesiaanse gedachtegang.

Voorstelling

Het levenscyclusmodel wordt voorgesteld aan de hand van 3 curves: het nettovermogen, het inkomen en de uitgaven. Op de y-as wordt hierbij de levensstandaard weergegeven en op de x-as de tijd (vanaf de toetreding tot de arbeidsmarkt).

Tot het moment van de pensionering stijgt de levensstandaard. Dit komt doordat het nettovermogen (curve A) tot het moment van de pensionering stijgt. Dat stijgend verloop wordt veroorzaakt door het feit dat naargelang de ervaring in de baan groter wordt, men een hoger inkomen (curve B) krijgt. Men zal voor het pensioen praktisch nooit meer uitgeven (curve C), dan men verdient (curve B). Daardoor kan men op periodieke basis sparen (oppervlakte tussen B en C). Onder sparen kunnen we bijvoorbeeld de premie voor het wettelijk pensioen verstaan.

Na het pensioen vallen de inkomsten (curve B) echter terug tot het niveau van de pensioenvoorziening. Aangezien de voorziening minder zal zijn dan het bedrag dat men kreeg bij zijn baan, zullen de uitgaven (curve C) hoger liggen dan de inkomsten (curve B). Dit zal zich ook gaan uiten in een negatief sparen of ontsparen (oppervlakte tussen C en B). Het nettovermogen (curve A) en de levensstandaard zullen uiteindelijk dalen.

Een daling van het vermogen (curve A) na de pensionering kan echter (deels) worden opgevangen met een aanvullend inkomen. Dit wil zeggen dat men tijdens zijn activieve werkleven spaart voor een aanvullend privé-pensioen. Door dat pensioen zal de terugval van het inkomen minder zijn omdat de inkomsten (curve B) hoger zullen liggen.

Concreet

Tijdens de eerste jaren dat men werkt, zal men een niet zo hoog inkomen hebben. Naarmate de jaren verstrijken zal de ervaring toenemen en krijgt men een hoger inkomen. De verhouding tussen inkomsten en uitgaven wordt dan groter.

Een andere oorzaak voor het groter worden van het spaarbedrag is dat men in het begin vaak schulden zal hebben door de vele investeringen. Het is pas later, na bijvoorbeeld de afbetaling van de woning, dat men actief zal bouwen aan een hoger vermogen en meer zal (kunnen) sparen.

Op het moment dat men met pensioen gaat, valt het inkomen terug tot het niveau van het wettelijk pensioen en een eventueel aanvullend pensioen. De inkomsten kunnen dan lager liggen dan hetgeen men uitgeeft. Men zal beginnen te knagen aan wat er vooraf gespaard werd, met een mogelijke vermogensafname tot gevolg.