Levenscyclusmodel van Modigliani: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 1: | Regel 1: | ||
Het '''levenscyclusmodel van Modigliani''' geeft de voorstelling van een algemene financiële levenscyclus. Het was de Italiaans-Amerikaans econoom [[Franco Modigliani]], die de theorie bedacht. |
Het '''levenscyclusmodel van Modigliani''' geeft de voorstelling van een algemene financiële levenscyclus. Het was de Italiaans-Amerikaans econoom [[Franco Modigliani]], die de theorie bedacht. Het model van Modigliani is een [[Keynesiaanse_theorie|Keynesiaanse gedachtegang]]. |
||
==Voorstelling== |
==Voorstelling== |
||
[[Afbeelding:Levenscyclus.JPG|right|375px]] |
[[Afbeelding:Levenscyclus.JPG|right|375px]] |
||
Het levenscyclusmodel wordt voorgesteld |
Het levenscyclusmodel wordt voorgesteld aan de hand van 3 curves: het [[vermogen (economie)|nettovermogen]], het [[inkomen]] en de [[uitgaven]]. Op de y-as wordt hierbij de levensstandaard weergegeven en op de x-as de tijd (vanaf de toetreding tot de arbeidsmarkt). |
||
Tot het moment van de [[pensioen|pensionering]] stijgt de [[levensstandaard]] |
Tot het moment van de [[pensioen|pensionering]] stijgt de [[levensstandaard]]. Dit komt doordat het nettovermogen ''(curve A)'' tot het moment van de pensionering stijgt. Dat stijgend verloop wordt veroorzaakt door het feit dat naargelang de ervaring in de baan groter wordt, men een hoger inkomen ''(curve B)'' krijgt. Men zal voor het pensioen praktisch nooit meer uitgeven ''(curve C)'', dan men verdient ''(curve B)''. Daardoor kan men op periodieke basis sparen ''(oppervlakte tussen B en C)''. Onder sparen kunnen we bijvoorbeeld de premie voor het wettelijk pensioen verstaan. |
||
Na het pensioen vallen de inkomsten ''(curve B)'' echter terug |
Na het pensioen vallen de inkomsten ''(curve B)'' echter terug tot het niveau van de [[pensioenvoorziening]]. Aangezien de voorziening minder zal zijn dan het bedrag dat men kreeg bij zijn baan, zullen de uitgaven ''(curve C)'' hoger liggen dan de inkomsten ''(curve B)''. Dit zal zich ook gaan uiten in een negatief sparen of ontsparen ''(oppervlakte tussen C en B)''. Het nettovermogen ''(curve A)'' en de levensstandaard zullen uiteindelijk dalen. |
||
[[Categorie:Economische theorie]] |
[[Categorie:Economische theorie]] |
||
Een daling van het vermogen ''(curve A)'' na de pensionering kan echter |
Een daling van het vermogen ''(curve A)'' na de pensionering kan echter (deels) worden opgevangen met een aanvullend inkomen. Dit wil zeggen dat men tijdens zijn activieve werkleven spaart voor een aanvullend privé-pensioen. Door dat pensioen zal de terugval van het inkomen minder zijn omdat de inkomsten ''(curve B)'' hoger zullen liggen. |
||
==Concreet== |
==Concreet== |
||
Tijdens de eerste jaren dat men werkt, zal men een niet zo |
Tijdens de eerste jaren dat men werkt, zal men een niet zo hoog inkomen hebben. Naarmate de jaren verstrijken zal de ervaring toenemen en krijgt men een hoger inkomen. De verhouding tussen inkomsten en uitgaven wordt dan groter. |
||
Een andere oorzaak |
Een andere oorzaak voor het groter worden van het spaarbedrag is dat men in het begin vaak schulden zal hebben door de vele investeringen. Het is pas later, na bijvoorbeeld de afbetaling van de woning, dat men actief zal bouwen aan een hoger vermogen en meer zal (kunnen) sparen. |
||
Op het moment dat men |
Op het moment dat men met pensioen gaat, valt het inkomen terug tot het niveau van het wettelijk pensioen en een eventueel aanvullend pensioen. De inkomsten kunnen dan lager liggen dan hetgeen men uitgeeft. Men zal beginnen te knagen aan wat er vooraf gespaard werd, met een mogelijke vermogensafname tot gevolg. |
||
[[Categorie:Economische theorie]] |
[[Categorie:Economische theorie]] |
Versie van 17 aug 2007 13:56
Het levenscyclusmodel van Modigliani geeft de voorstelling van een algemene financiële levenscyclus. Het was de Italiaans-Amerikaans econoom Franco Modigliani, die de theorie bedacht. Het model van Modigliani is een Keynesiaanse gedachtegang.
Voorstelling
Het levenscyclusmodel wordt voorgesteld aan de hand van 3 curves: het nettovermogen, het inkomen en de uitgaven. Op de y-as wordt hierbij de levensstandaard weergegeven en op de x-as de tijd (vanaf de toetreding tot de arbeidsmarkt).
Tot het moment van de pensionering stijgt de levensstandaard. Dit komt doordat het nettovermogen (curve A) tot het moment van de pensionering stijgt. Dat stijgend verloop wordt veroorzaakt door het feit dat naargelang de ervaring in de baan groter wordt, men een hoger inkomen (curve B) krijgt. Men zal voor het pensioen praktisch nooit meer uitgeven (curve C), dan men verdient (curve B). Daardoor kan men op periodieke basis sparen (oppervlakte tussen B en C). Onder sparen kunnen we bijvoorbeeld de premie voor het wettelijk pensioen verstaan.
Na het pensioen vallen de inkomsten (curve B) echter terug tot het niveau van de pensioenvoorziening. Aangezien de voorziening minder zal zijn dan het bedrag dat men kreeg bij zijn baan, zullen de uitgaven (curve C) hoger liggen dan de inkomsten (curve B). Dit zal zich ook gaan uiten in een negatief sparen of ontsparen (oppervlakte tussen C en B). Het nettovermogen (curve A) en de levensstandaard zullen uiteindelijk dalen.
Een daling van het vermogen (curve A) na de pensionering kan echter (deels) worden opgevangen met een aanvullend inkomen. Dit wil zeggen dat men tijdens zijn activieve werkleven spaart voor een aanvullend privé-pensioen. Door dat pensioen zal de terugval van het inkomen minder zijn omdat de inkomsten (curve B) hoger zullen liggen.
Concreet
Tijdens de eerste jaren dat men werkt, zal men een niet zo hoog inkomen hebben. Naarmate de jaren verstrijken zal de ervaring toenemen en krijgt men een hoger inkomen. De verhouding tussen inkomsten en uitgaven wordt dan groter.
Een andere oorzaak voor het groter worden van het spaarbedrag is dat men in het begin vaak schulden zal hebben door de vele investeringen. Het is pas later, na bijvoorbeeld de afbetaling van de woning, dat men actief zal bouwen aan een hoger vermogen en meer zal (kunnen) sparen.
Op het moment dat men met pensioen gaat, valt het inkomen terug tot het niveau van het wettelijk pensioen en een eventueel aanvullend pensioen. De inkomsten kunnen dan lager liggen dan hetgeen men uitgeeft. Men zal beginnen te knagen aan wat er vooraf gespaard werd, met een mogelijke vermogensafname tot gevolg.