Beleg van 's-Hertogenbosch (1629)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Jcb (overleg | bijdragen) op 11 jul 2010 om 13:29. (→‎Gevolgen van de capitulatie)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Beleg van 's-Hertogenbosch
Onderdeel van de Tachtigjarige Oorlog
Datum 30 april-14 september, 1629
Locatie 's-Hertogenbosch, Hertogdom Brabant
Resultaat Inname van de stad
Strijdende partijen
Huurtroepen van de Republiek Leger van 's-Hertogenbosch
Leiders en commandanten
Frederik Hendrik van Oranje Anthonie Schets, baron van Grobbendonck
Troepensterkte
24000 infanterie
4000 cavalerie
116 kanonnen
3000 infanterie
4000 bewapende burgers
Verliezen
onbekend 1.200 doden 1.200 zieken en gewonden

Sjabloon:Gevechten Tachtigjarige Oorlog Het Beleg van 's-Hertogenbosch in 1629 was een groots opgezette tegenaanval op de Spanjaarden door prins Frederik Hendrik, tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Het beleg duurde van april tot half september. Uiteindelijk werd de stad 's-Hertogenbosch door Frederik Hendrik van Oranje ingenomen.

De Zilvervloot die in 1628 door Piet Hein werd veroverd op de Spanjaarden had de staatskas van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden gespekt. Vermoedelijk is hiermee het Beleg van 's-Hertogenbosch gefinancierd. Maar Frederik Hendrik heeft ook zijn eigen geld aangesproken om dit beleg te financieren.

Situering

Voorgeschiedenis

Na het overlijden van Filips III in maart 1621, kwam Filips IV aan de macht en met hem kwam er een nieuwe strategie voor de Nederlanden. Het Twaalfjarig Bestand liep af en het Spaanse hof wilde dat aangrijpen om voor de Staatse katholieken godsdienstvrijheid af te dwingen. Daarnaast moest de Republiek zich terugtrekken uit de Spaanse en Portugese koloniën en moest de Schelde opengesteld worden. Om dit te bereiken wilde het Spaanse hof een snelle offensieve oorlog voeren.[1] Dit met tegenzin van de aartshertogen Albert en Isabella die met een zekere zelfstandigheid de Zuidelijke Nederlanden bestuurden. Zij wilden juist dat het Bestand werd verlengd, om het land op te kunnen bouwen. Daarnaast waren zij er niet zeker van dat het benodigde geld voor de oorlog, zo'n 300.000 dukaten per maand, ook werkelijk trouw zou worden uitbetaald.[1] Na het overlijden van Albert, ging het bestuur weer over naar de Spaanse koning, waarmee de offensieve oorlog kon beginnen. Het beleg van Bergen-op-Zoom mislukte, maar het beleg van Gulik en van Breda waren succesvol. Deze manier van oorlog voeren was erg kostbaar en leverde te weinig op, de Republiek werd niet aan de onderhandelingstafel gedwongen, daarop werd besloten over te gaan op een defensieve strategie.[2] Zo werd het leger verkleind, werden de geldzendingen verlaagd en werden de grensgarnizoenen uitgebreid.[2] Daarnaast probeerde Spanje de Republiek op economisch vlak schade toe te brengen door onder andere het aantal kapers, die het voorzien hadden op Staatse schepen, in Vlaamse steden te laten toenemen.

Vesting 's-Hertogenbosch

Kaart van het Beleg van 's-Hertogenbosch in 1629 waarop duidelijk de bastions en buitenforten te zien zijn. (J.Blaeu)

In belegeringstechnisch opzicht was 's-Hertogenbosch een onwaarschijnlijk doel voor een campagne. De stad was tijdens het Twaalfjarig Bestand zwaar versterkt met verschillende bastions, buitenforten en had het enorme voordeel dat de omliggende gronden drassig waren, zodat de gebruikelijke belegeringsmethodes uit die tijd, het aanleggen van approches en ondermijning, niet uitvoerbaar leken. De vesting gold als onneembaar en kreeg daarom de bijnaam Moerasdraak.[3][4][5] Daarbij moet vermeld worden dat alleen aan de Staatse kant, in propagandistische pamfletten en historiewerken vermeldingen als "onneembaar" werden gebruikt.[6] De stad was van cruciaal belang voor de verdediging van de Zuidelijke Nederlanden. Viel deze stad, dan verschoof de verdedigingslijn van net onder de grote rivieren naar het gebied van de Kempen en kwamen belangrijke Spaanse steden als Antwerpen en Maastricht binnen het bereik van het Staatse leger.

Voor de Republiek vormde 's-Hertogenbosch een dreiging en men moest de stad steeds in de gaten houden. Met een verovering van de stad kon deze dreiging weggenomen worden en kon er een veilige buffer gecreëerd worden.

Het garnizoen dat gelegerd was in de stad behoorde tot de grootste in de Zuidelijke Nederlanden en het werd geleid door Anthonie Schetz, baron van Grobbedonk.[7] 's-Hertogenbosch was de vierde stad van Brabant en had een zetel in de Staten van Brabant. Daarnaast behoorde de Meierij, een relatief arm plattelandsgebied bij de stad wat bij een verovering een grote gebiedsuitbreiding betekende.

Motieven voor het beleg

Een belangrijk motief om de stad in te nemen was de strategische ligging van de stad dichtbij de Maas. Daarnaast controleerde de stad Brabant en de toegangswegen naar Holland, de Veluwe en Utrecht.[8] Ook de tijd was er rijp voor. In deze periode woedden er namelijk verschillende oorlogen elders in Europa. De Spanjaarden waren in Italië verwikkeld in een strijd tegen Frankrijk. De Spaanse generaal Ambrogio Spinola, opperbevelhebber van de Spaanse troepen in de Nederlanden en een briljant strateeg, werd naar Italië gezonden, om daar te strijden tegen de Fransen. Zijn vervanger in de Nederlanden was Hendrik van den Bergh, een volle neef van Frederik Hendrik. De katholieke Duitsers, bondgenoten van de Spanjaarden, waren in strijd verwikkeld met Christiaan IV van Denemarken in de Dertigjarige Oorlog. Om de positie van de Republiek te ondermijnen hadden de Habsburgers haar sinds het einde van het Twaalfjarig Bestand zoveel mogelijk afgesloten van haar achterland. De vesting 's-Hertogenbosch werd daarbij als een essentieel onderdeel gezien; het meeste geld bestemd voor versterkingen was hier geïnvesteerd.

Een ander belangrijk motief was de bisschopszetel van 's-Hertogenbosch. Wanneer de stad veroverd zou worden, zou daarmee een groot gebied met ruim 40 kloosters, 140 dorpen en 200.000 inwoners, in handen van de Republiek vallen. Voor de Spaanse koning was dit een belangrijke reden om de stad te willen behouden.

Er waren nog meer strategische redenen: door inname van de stad zouden de legers tussen Maas en Waal meer rust krijgen en zou de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in het zuiden een uitvalsbasis hebben. Stadhouder en opperbevelhebber prins Frederik Hendrik zou daardoor makkelijker een aanval op Breda en / of Maastricht[9] uit kunnen voeren.

De beste reden was juist het feit dat de stad de reputatie had, dat ze niet veroverd kon worden. Als het dan toch zou lukken was dat een enorme slag voor de politiek van de Habsburgers. In de 17e eeuw hing overwinning in een conflict voor een groot deel af van de reputatie van de strijdende partijen[bron?]; de Habsburgse reputatie zou de val van 's-Hertogenbosch niet ongeschonden kunnen doorstaan.

Aanloop naar het beleg

Werving van het Staatse leger

Frederik Hendrik en Ernst Casimir

Voor het beleg was een leger nodig van 24.000 man voetvolk en 4.000 ruiters, waarvan een groot deel nog eerst gerecruteerd moest worden. Vijftig nieuwe compagnieën werden teruggebracht op hun oude sterkte waarvoor 10.000 nieuwe soldaten aangetrokken moesten worden.[10] De bijkomende quotes van de provincies Holland, Utrecht en Gelderland werden gebruikt om nog eens 12.000 man aan te trekken.[10] Veertig bestaande compagnieën kregen elk 150 man extra, daarnaast werden vijftien nieuwe Duitse compagnieën en een Schotse compagnie aangenomen.[10] Deze Schotse manschappen werden onder begeleiding van twee oorlogsschepen door Nederlandse schepen opgehaald in Leith. Nieuwe officieren werden veel geworven uit de oude compagnieën en werden tijdelijk gepromoveerd voor de duur van het beleg.

Om de bevolking van de Republiek te ontzien werden de rekruteringsofficieren opgedragen door de Raad van State alleen in het buitenland te werven. Daarnaast mochten ook overlopers aangenomen worden, wat volgens sommige officieren gevaarlijk was. Fransen en Engelsen mochten niet aangenomen worden, omdat die landen ook manschappen rekruteerden en die landen bondgenoten waren van de Republiek. Door de druk om genoeg manschappen te werven en de beperkingen die opgelegd waren, werden ook nutteloos geachte mensen geworven zoals arme lieden en jongens.

Het werven verliep niet zoals gepland en het aantal van 12.000 manschappen werd nergens gehaald: alleen het Schotse regiment overtrof de verwachtingen.[11] Een belangrijke oorzaak hiervan was dat andere vorsten ook druk aan het werven waren. Denemarken was in de buurt van Delfzijl manschappen aan het werven en Zweden in gebieden aan de grens van de Republiek met het Heilige Roomse Rijk.

Vertrek naar 's-Hertogenbosch

Op 24 april vertrok Frederik Hendrik met 24.000 man voetvolk en 4.000 ruiters via Utrecht in de richting van Arnhem en Nijmegen om het leger te groeperen op de Mookerheide, waar eerder in 1574 de Slag op de Mookerheide had plaatsgevonden. De zomer van 1629 was relatief warm en droog. Dit maakte de verplaatsing van kanonnen en een grote troepenmacht eenvoudiger.[12]

Op 28 april kwam het Staatse leger daar bijeen voor een wapenschouw. Tegelijkertijd werd een schipbrug over de Maas bij Grave aangelegd. Deze brug was in een dag klaar, waarna Frederik Hendrik naar 's-Hertogenbosch oprukte. Voor de Brabantse steden 's-Hertogenbosch en Breda werd toen duidelijk, dat de strijd zich in Brabant en niet in Pruisen, zou afspelen[13].

Vanwege eerdere mislukte aanvallen op 's-Hertogenbosch in 1601 en in 1603 door prins Maurits maakten de Bosschenaren zich in eerste instantie niet druk[5]. Ze waren wel op hun hoede.

Toen op 1 mei ongeveer 150 schepen bij Fort Crèvecoeur lagen en de troepen van Frederik Hendrik de stad omsingelden, werd duidelijk, dat 's-Hertogenbosch het doelwit was.[13] Dezelfde dag nog werden bodes naar Brussel gestuurd met de vraag om troepenversterking. Vervolgens bleek, dat er geen geld was voor een ontzettingsleger. Ook had 's-Hertogenbosch verzuimd om extra manschappen aan te stellen en extra ammunitie in te slaan. 's-Hertogenbosch nam niet het zekere voor het onzekere en deed precies het tegenovergestelde. Door de mislukte aanvallen van Maurits van Oranje, was er de overtuiging, dat 's-Hertogenbosch ook voor Frederik-Hendrik een onneembare vesting was. 's-Hertogenbosch stuurde daardoor manschappen naar Breda.[13] Hierdoor had 's-Hertogenbosch zelf te weinig manschappen, toen bleek dat 's-Hertogenbosch het doelwit was.

De stad kon door de warme en droge weersomstandigheden makkelijker omsingeld worden.[12] Ook werden mensen die niet konden vechten voor 's-Hertogenbosch door Anthonie Schets op 1 mei de stad uitgestuurd. Dit waren kleine kinderen, waaronder vier van zijn eigen kinderen, bejaarden, vrouwen en zieke soldaten. Deze mensen werden door Frederik Hendrik opgevangen.[14]

Het beleg

Voorbereidend werk

Prins Frederik Hendrik. Door onder andere het Beleg van 's-Hertogenbosch kreeg hij zijn bijnaam "stedendwinger".

Rondom 's-Hertogenbosch liet Frederik Hendrik nu twee linies bouwen: de circumvallatielinie en dichter bij de stad de Contravallatielinie. Beide linies waren dijken van ongeveer 1,80 meter hoog. De circumvallatielinie moest verdedigen tegen aanvallen van buitenaf en had langs de dijk een brede diepe gracht lopen. Vanuit de contravallatielinie werd de stad aangevallen. De circumvallatielinie werd versterkt door schansen, redoutes en kwartieren, en was ongeveer 45 kilometer lang (11 uur gaans), terwijl de contravallatielinie zo'n 25 kilometer lang was. De aanleg van deze linies werd in enkele weken voltooid, door inzet van 24.000 soldaten en 10.000 waardgelders. Twee jaar eerder, bij het Beleg van Grol, had Frederik Hendrik een circumvallatielinie voor het eerst uitgetest, met succes. Frederik Hendrik had het weer afgekeken van Ambrogio Spinola die deze tactiek had gebruikt bij het Beleg van Breda in 1624.[15]

In eerste instantie werden vijf kwartieren rond de stad aangelegd. Het Kwartier van Bredero bij Den Dungen werd later aangelegd, omdat de afstand tussen het Kwartier van Frederik Hendrik in Vught en Kwartier van Ernst Casimir in Hintham te groot was. Op deze manier werd de stad omsingeld, zodat er geen aanvallen op de linie gepleegd konden worden en er ook geen hulp gehaald kon worden. Toch waren er bodes naar Brussel gestuurd om hulp te vragen. Hendrik van den Bergh werd naar 's-Hertogenbosch gestuurd met een leger van 40.000 soldaten. Willem Pijnssen was met 22 compagnieën eerst naar de Schenkenschans getrokken, om zich later bij Frederik Hendrik in 's-Hertogenbosch te voegen. Juist waar Pijnssens leger gestationeerd zou worden, bij Deuteren, kwamen in de eerste week van mei nog 1000 Spaanse soldaten aan. Dit was een welkome versterking voor 's-Hertogenbosch.

Tegelijkertijd werd vlakbij Haanwijk de Dommel afgedamd, evenals de Aa bij Hintham. De Dieze werd in het noorden bij het Kwartier van Graaf van Solms ook afgedamd. De Dommel en de Aa werden afgedamd, opdat het water niet meer naar de stad kon stromen, maar in plaats daarvan in de grachten van de circumvallatielinie.[16] De Dieze werd in het noorden afgedamd, zodat het water uit de Maas niet meer naar de stad kon stromen. De vallatielinies hadden meteen een enorme polder gecreëerd, die men nu kon droogleggen. Het water werd met rosmolens uit de polders gepompt. In twee weken tijd was het water al 35 centimeter gedaald. Er werden ook loopgraven gegraven in de richting van de stad.

Rond 1570 had Filips van Hohenlohe een fort op de oostelijke oever van de Dieze gesloopt. Hij liet kort daarna op de westelijke, Staatse kant een nieuw fort bouwen: Fort Crèvecoeur. Frederik Hendrik kon dankzij dit fort de scheepvaart op de Dieze en de Maas controleren. Achteraf bleek dat, mede door dit fort, het beleg een succes werd. Het fort werd namelijk gebruikt voor de bevoorrading van de troepen. Via Heusden werd het leger ook bevoorraad. Met deze twee bevoorradingsroutes en het gegeven dat de stad omsingeld was, was het eigenlijk een kwestie van tijd totdat 's-Hertogenbosch ingenomen werd. Frederik Hendrik kon zijn leger voornamelijk via het water bevoorraden, terwijl 's-Hertogenbosch logischerwijs niet meer bevoorraad kon worden. Toch was simpele uithongering niet de methode waar Frederik Hendrik voor koos. Door de grote voedselvoorraden die vestingsteden opgeslagen hadden zou het langer dan een jaar kunnen duren voordat men tot overgave gedwongen zou worden, wat enorme kosten met zich mee zou brengen. Dat zou de belegering ook tot in de wintermaanden laten voortduren, wat de belegerende strijdmacht aan grote ontberingen zou blootstellen met vermoedelijk een hoog aantal verliezen door ziekte als gevolg.

Pogingen tot ontzet

Met zijn leger van 40.000 man trok Hendrik van den Bergh via Turnhout, Goirle en Hilvarenbeek naar de huidige Langstraat. Eind juni was hij pas in de directe omgeving van 's-Hertogenbosch. Hij was via Helvoirt naar Boxtel getrokken om vanuit daar enkele aanvallen uit te voeren. Steeds mislukten zijn aanvallen, waaruit hij besloot, dat hij zijn pogingen moest staken. Hij verkoos een andere strategie en trok naar Holland, om daar te proberen steden te heroveren op de Staatse troepen. Hij trok eerst naar Wesel, om zich daar aan te sluiten bij de troepen die de keizer van het Heilige Roomse Rijk beschikbaar had gesteld voor de Spanjaarden. Via Amersfoort was het plan om naar Holland af te reizen. Op 13 augustus werd, onder leiding van de Raimondo Montecuccoli, Amersfoort aangevallen. Amersfoort capituleerde een dag later.

Als antwoord hierop stuurde Frederik Hendrik de compagnieën van Ernst Casimir, voornamelijk ruiters, naar de Veluwe. Hierdoor had Frederik Hendrik paarden te weinig om de molens draaiende te houden. Het grootste deel van het leger bleef zodat de numerieke meerderheid bleef. Hij vermeed een confrontatie met Montecuccoli, aangezien hij die zou verliezen. Otto van Gendt, gouverneur van Emmerik, wist op 19 augustus Wesel in te nemen, waar zich een grote voorraad wapens en levensmiddelen bevonden. Door de inname van Wesel verloren de Spaanse troepen hun steunpunt voor het oosten en zuiden van de Republiek. Montecuccoli trok daarop zijn troepen terug.

De verovering van de stad

Het beleg van 's-Hertogenbosch (Pieter de Neyn)

Het Kwartier van Willem Nassau bij Orthen loste op 20 mei als eerste een kanonschot op de stad. Het Kwartier van Ernst Casimir bij Hintham volgde op 29 mei. In totaal werden er 14 schoten op de stad afgevuurd, maar er vielen geen gewonden. Frederik Hendrik was op 3 juni klaar met zijn batterij. Eind mei en begin juni werd de stad uit verschillende richtingen tegelijkertijd aangevallen, zodat de aandacht van de belegerden werd verdeeld. Frederik Hendrik richtte de belangrijkste aanval vanuit het zuiden op Bastion Vught.

Ondertussen liet Frederik Hendrik ook loopgraven graven naar Fort Isabella en Fort Sint-Anthonie. De loopgraven waren Fort Sint-Anthonie zo dicht genaderd dat de Bossche soldaten de soldaten van Frederik Hendrik in het gezicht konden zien. Vanaf half juni tot half juli werd er hevig gevochten bij beide forten. Half juli waren beide forten ingenomen. Eerst viel Fort Isabella[5], Fort Sint-Anthonie viel op 19 juli[5].

's-Hertogenbosch begon te ervaren dat Bastion Vught een zwak punt was in de vestingwerken, hoewel de soldaten van Bastion Deuteren ondersteuning boden. Het Bastion werd oorspronkelijk bewaakt door Fort Isabella en Fort Sint-Anthonie, maar sinds die veroverd waren, was er geen verdediging meer. Daarbij kwam, dat Bastion Baselaar te ver weg lag om ondersteunend vuur te geven. Bastion Oranje werd pas na het Beleg gebouwd door de Staatsen.

Voor het leger van de stad restte niets meer dan afwachten - wachten op het ondersteunende leger van Hendrik van den Bergh. Daarnaast moesten ze zuinig zijn met munitie. Het moet dan ook een teleurstelling zijn geweest dat het Hendrik van den Bergh niet lukte om de stad te bereiken en hij naar de Veluwe trok.

In augustus waren vanuit alle kwartieren de loopgraven de stad zo dicht genaderd, dat het tot een confrontatie kwam. Uiteindelijk werd op 11 september een bres geslagen bij Bastion Vught. Dit wilde nog niet zeggen, dat de stad ingenomen was, want achter Bastion Vught lag immers nog de oude Vughter Poort bij de Kuipertjeswal.

Plakaat op Bastion Vught.

Tegelijkertijd bedreigde het Kwartier van Ernst Casimir het Hinthamerbolwerk en de Hinthamer Poort. Als het hem lukte om daar een bres te slaan, was de stad definitief verloren voor de Spaanse koning. Uiteindelijk verplaatste Ernst Casimir de aanval naar de Noorderwal.[17] Door de dreiging van twee kanten tegelijkertijd was Anthonie Schets, de gouverneur van de stad, op aandringen van Bisschop Ophovius gaan onderhandelen met Frederik Hendrik over de capitulatie. Op 14 september capituleerde de stad. Door deze capitulatie kwam een eind aan een indrukwekkende staat van dienst van 's-Hertogenbosch, de stad van Hertogdom Brabant. 's-Hertogenbosch was in Staatse handen.

Op de plek waar een bres is geslagen bij Bastion Vught, is op een verharde verhoging een bronzen plaquette geplaatst. De tekst hierop luidt :

Hier werd de veste overmand...
Hier brak met 't Hertogdom de band,
Maar Brabant bleef sijn eyghen lant.

Gevolgen van de capitulatie

Prent (Jan Luycken)
Prins Frederik Hendrik bij de belegering van 's-Hertogenbosch

De gevolgen van de capitulatie van 's-Hertogenbosch waren groot voor de regio. Sommige inwoners van 's-Hertogenbosch hadden niet de indruk, dat deze verovering definitief zou zijn. Zij verwachtten dat de Spaanse troepen de stad weer zouden proberen te heroveren. Dit gebeurde echter niet, zodat de band met het Hertogdom Brabant verbroken bleef.

De stad 's-Hertogenbosch kwam samen met de Meierij van 's-Hertogenbosch onder het gezag van de Staten-Generaal van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, verenigd in de Unie van Utrecht. Dit gebied werd een onderdeel van Staats-Brabant. De zuidelijke grens kwam te liggen, waar nu ook de grens ligt, maar Lommel hoorde daar ook nog bij. Lommel is met België na 1839 geruild met Luyksgestel.

Een onbekend aantal inwoners van de stad, in ieder geval honderden, verlieten op 17 september de stad en trokken naar het zuiden, in de hoop dat het daar veilig zou zijn. Anderen, ook (kinderen van) Bosschenaren die in 1579 wegens hun reformatorische godsdienst de stad hadden moeten verlaten, kwamen juist weer terug.

Een ander gevolg van de capitulatie was de vervanging van de katholieke en koningsgezinde stadsregering van 's-Hertogenbosch. Zeven katholieke raadslieden moesten verdwijnen, terwijl twee moesten aanblijven, om de nieuwelingen te instrueren. Pas in 1794 kreeg de stad zijn eigen bestuur terug. Dat was bij de komst van de Fransen. Johan Wolfert van Brederode was de eerste gouverneur onder Staats gezag.

In de Sint-Janskathedraal werd op woensdag 19 september een eerste hervormde dienst gehouden. Frederik Hendrik van Oranje en zijn gemalin Amalia van Solms waren hierbij aanwezig. Andere hoge gasten waren de Koning van de Bohemen en de Prins van Denemarken. De katholieke erediensten werden verboden. De Sint-Jan werd protestants, evenals de andere katholieke kerken. In de stad waren wel katholieke schuilkerken, die tegen betaling van steekpenningen wel werden gedoogd. Het Vrouwenconvent Sint Geertrui werd gesloten en het gebouw van het vrouwenklooster werd vanaf 1629 gebruikt als Militair Hospitaal.

De economie van de stad groeide na 1629. In het begin van de zestiende eeuw had 's-Hertogenbosch 25.000 inwoners, ten tijde van het Beleg van 's-Hertogenbosch waren er slechts ongeveer 11.000 over. Toen de Prins kort na de inname de stad inspecteerde verzekerden burgers hem dat er 1.200 doden waren, daarnaast evenveel zieken en gewonden[18]. Na de sluiting van de Schelde in 1648, werd 's-Hertogenbosch een knooppunt tussen Holland en de Zuidelijke Nederlanden. Het inwoneraantal groeide toen weer.

In de stad werden een aantal gebouwen gebouwd. De Citadel werd gebouwd. Frederik Hendrik had als aanvaller ervaren, dat de afstand tussen Bastion Baselaar en Bastion Vught te groot was. Hij liet daarom Bastion Oranje bouwen, om te voorkomen, dat de Spanjaarden de stad terug zouden veroveren. Ook veranderde het Bastion Grobbendonck van naam. Het zou na de capitulatie Bastion Oliemolen heten.

Bij de Vrede van Münster in 1648 werd bepaald dat Staats-Brabant niet het achtste lid van de Unie zou worden. Staats-Brabant werd een Generaliteitsland. Dit hield in, dat Staats-Brabant onder het gezag van de Republiek viel en geen stemrecht had in het landsbestuur. Dit gold ook voor Staats-Limburg en Staats-Vlaanderen. Indirect kan men zeggen, dat door het Beleg van 's-Hertogenbosch, het huidige Noord-Brabant een provincie van Nederland is. Immers, vanaf die tijd behoorde de Meierij van 's-Hertogenbosch bij Staats-Brabant. In 1830 zou België zich afscheiden van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. De grens van België werd gevormd door de grens tussen Staats-Brabant en het gebied dat Spaans bleef.

Het tijdvak van 1629 tot 1648 staat bekend als de retorsieperiode.

Zie ook

[bron?]

Zie de categorie Beleg van 's-Hertogenbosch van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.

  1. a b Cauwer, P. de (2008): Tranen van bloed blz. 29
  2. a b Cauwer, P. de (2008): Tranen van bloed blz. 30
  3. Kring vrienden van 's-Hertogenbosch.
  4. JanusKiep.
  5. a b c d Dagboek 1629. Ooggetuigen van het Beleg van 's-Hertogenbosch van Peter-Jan van der Heijden. ISBN 90-70706-96-2
  6. Cauwer, P. de (2008): Tranen van bloed blz. 17
  7. Cauwer, P. de (2008): Tranen van bloed blz. 50
  8. www.defensie.nl Beleg van 's-Hertogenbosch (01-05-1629) geraadpleegd op 27 september 2009
  9. Later zou blijken, dat hij in 1632 Roermond en Maastricht zou belegeren. Zie Beleg van Roermond en Beleg van Maastricht (1632)
  10. a b c Cauwer, P. de (2008): Tranen van bloed blz. 57
  11. Cauwer, P. de (2008): Tranen van bloed blz. 58
  12. a b J Buisman, A.F.V. van Engelen (1998): Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen. Deel 4: 1575-1675 Franeker: Van Wijnen ISBN 9051941439
  13. a b c 's-Hertogenbosch, stad in het hertogdom Brabant circa 1185-1629, Drs. P.Th.J. Kuijer. ISBN 90-400-9514-0
  14. Anna van Hambroeck, hoofdstuk 31, pagina 318 en volgende, Marianne Keser. ISBN 90-77721-13-4
  15. Stadsarchief Breda
  16. Willem Jacobszoon Hofdijk (1866): Geschiedenis des Nederlandschen volks blz. 459
  17. Bossche Encyclopedie, Pastoor Bartenbrug.
  18. Jean Le Clerc(1730): Geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden, sedert den aanvang van die Republyk tot op den vrede van Utrecht in 't jaar 1713 en het tractaat van Barriere in 't jaar 1715 gesloten... In 't fransch beschreven door den Heere Jean Le Clerc en nu in 't nederduitsch vertaald... blz: 502 - Uitgever: Amsterdam : Z. Chatelain, 1730