Bloedbad van Mỹ Lai

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Luckas-bot (overleg | bijdragen) op 16 sep 2010 om 22:01. (robot Erbij: mk:Масакрот кај Мај Лаи)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Het bloedbad van My Lai was een slachting op 16 maart 1968 die werd aangericht door Amerikaanse soldaten tegen burgers, meest vrouwen en kinderen, uit de Vietnamese plaats My Lai.

Tijdens de Vietnamoorlog vermoedden de Amerikaanse troepen dat bepaalde delen van Zuid-Vietnam als thuisbasis gebruikt werden door de guerrillastrijders van de Vietcong.

Het bloedbad

Na het Tetoffensief van januari 1968 speelde de Amerikaanse inlichtingendienst informatie door waaruit bleek dat het 48e bataljon van de Vietcong zich schuilhield in het dorp My Lai, dat door de Amerikanen "Pinkville" werd genoemd. Het rapport meldde dat er zich geen vrouwen of kinderen meer in het dorp bevonden; op de avond van 15 maart kreeg de A-compagnie de opdracht om de noordelijke vluchtroutes vanaf het dorp te blokkeren, terwijl de B-compagnie ten westen van My Lai werd gedropt om zich aan te sluiten bij de overige twee troepen. Een kapitein gaf de soldaten de opdracht om de nederzetting en de oogst in brand te steken en alle Vietcong te doden, evenals eventueel vee. Achteraf verklaarde een aantal soldaten dat hun missie simpelweg was geweest alle mensen die ze tegenkwamen te doden, maar de herinneringen van de uitleg op 15 maart spreken elkaar vaak tegen.

Op de ochtend van zestien maart trokken de vier compagnieën My Lai binnen. De psychologische oorlogsvoering die de Vietcong in het oerwoud met de Amerikanen had gespeeld, gecombineerd met de stellige overtuiging dat het dorp vol zat met guerrilla’s leidde ertoe dat toen de soldaten éénmaal begonnen waren met schieten men niet meer ophield totdat vrijwel alle dorpelingen dood waren. De meesten van hen - waaronder baby's en kinderen die nog niet zelfstandig konden lopen - werden in een greppel gegooid en vervolgens met automatische vuurwapens vermoord. Het bloedbad werd beëindigd toen een helikopter van het Amerikaanse leger tussen hun eigen troepen en de overgebleven Vietnamezen landde; het exacte aantal slachtoffers is nooit vastgesteld, maar het monument op de plek van het bloedbad draagt 504 namen. Slechts elf bewoners van My Lai overleefden het offensief. De drie soldaten die zich in de helikopter bevonden die de dorpelingen het leven redden kregen in 1998 alsnog een medaille toegekend voor hun actie.

Doofpotoperatie

Het incident werd onderzocht door een officier van de infanterie, die concludeerde dat 22 dorpelingen per ongeluk om het leven waren gekomen; het leger beweerde indertijd nog steeds dat My Lai een militair succes was geweest waarbij 128 Vietcong-guerrilla's waren gedood. In november 1968 schreef Tom Glen, een soldaat, een brief waarin hij een aantal divisies van het Amerikaanse leger beschuldigde van wreedheden ten opzichte van de Vietnamese burgers. Colin Powell, die later Minister van Buitenlandse Zaken zou worden onder George W. Bush, moest de zaak onderzoeken en weerlegde de klachten van de soldaat met de conclusie dat "de relatie tussen Amerikaanse soldaten en het Vietnamese volk uitstekend is".

Het bloedbad van My Lai was nog steeds onbekend bij het grote publiek, totdat soldaat Ron Ridenhour dezelfde aantijgingen als Glen naar voren bracht in een brief die hij stuurde naar president Richard Nixon, het Pentagon, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en een groot aantal Congresleden. De meeste geadresseerden negeerden de brief, maar Mo Udall, een senator uit Arizona, ondernam actie. In september 1969 - twee maanden voor de inhoud van de brief openbaar werd gemaakt - werd kapitein William Calley beschuldigd van meervoudige moord en veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf. Hij ging in hoger beroep bij zowel de militaire rechtbank als een beroepshof, waarna zijn straf werd omgezet in tien jaar. Na hiervan een derde te hebben uitgezeten onder de vorm van huisarrest kwam hij in 1974 vrij. Vijfentwintig andere soldaten werden ook aangeklaagd, maar geen van hen werd schuldig bevonden.

Nasleep

Dankzij de journalist Seymour Hersh kwam dit schandaal naar boven. Hij sprak militairen die aan het bloedbad hadden deelgenomen, zoals Paul Meadlo die onder Calley had gediend. Voor zijn integere onderzoeksjournalistiek kreeg Seymour Hersh de Pulitzer-prijs toegekend.

Nadat de internationale gemeenschap op de hoogte was gesteld van de misdaden die in My Lai waren begaan, werd de vredesbeweging in met name de Verenigde Staten en Europa sterker, en het aantal dienstweigeraars nam sterk toe. De afkeer van de oorlogsmisdaden werd ook geprojecteerd op terugkerende soldaten, die het door hun posttraumatische stressstoornis vaak sowieso al moeilijk hadden. In 1998 werden de drie soldaten die het My Lai-incident hadden gestopt geëerd met een medaille voor moed van het Congres. Eén van de drie was al in april 1968 omgekomen, een ander stierf in januari 2006.

Naslagwerken

  • Michal R. Belknap, The Vietnam War on Trial: The My Lai Massacre and the Court-Martial of Lieutenant Calley, University Press of Kansas, 2002. (ISBN 0-7006-1211-4)
  • James S. Olson en Randy Roberts, My Lai: A Brief History with Documents, Bedford Books, 1998 (ISBN 0-312-14227-7)

Zie ook

Externe links

Zie de categorie My Lai massacre van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.