Steenpoort (Brussel)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De Steenpoort met in de voorgrond de fontein (1642-1825) en in de achtergrond de Anneessenstoren.

De Steenpoort was een stadspoort in de eerste omwalling van Brussel. De naam werd voor het eerst vermeld in 1279. Mogelijk is ze gelijk te stellen met de in 1242 al genoemde Kapellenpoort, een naam die verwijst naar de nabijgelegen Kapellekerk.[1] In die tijd lag de Steenpoort tussen de Hoogstraat (extra muros) en de Trapstraat/Guldenstraat. Tegenwoordig liggen de eventuele restanten onder de brede Keizerslaan, tussen het PS- en Vooruit-hoofdkwartier en de Anneessenstoren (die ook deel was van de eerste stadsmuur).

Het gebouw werd door de hertogen gebruikt als gevangenis via een systeem van verpachting. De pachter moest een waarborg stellen en kreeg een vergoeding per gevangene per dag. Vanaf 1326 waren de Steenpoort en de Vroente de enige gevangenissen waar poorters en poorteressen van Brussel mochten worden opgesloten.[2] De costuymen van 1570 behielden de Vroente voor aan inwoners en schreven voor dat afgezetene delinquanten ende vagabonden in de Steenpoort moesten worden opgeborgen.[3]

Tijdens de ambachtenopstand van 1360 werd de Steenpoort belegerd door wevers en volders. De aanmaningen van twee priesters ten spijt, probeerden ze de poort in te beuken en in brand te steken. Ze werden afgehouden tot de patriciërs hen in de rug konden aanvallen en verslaan.

De Steenpoort bleef haar gevangenisfunctie behouden tijdens het hele ancien régime. Ze stond ook bekend als de Vroente, woord waarmee eveneens de in 1522 geopende gevangenis in de huidige Vruntstraat werd aangeduid. In de volgende jaren werd de Steenpoort beter beveiligd (1523-24), maar ontsnappingen bleven een probleem. In 1760 besloot men de Steenpoort af te breken en de grotere Hallepoort in te richten als nieuwe gevangenis.[4]

Gevangenen[bewerken | brontekst bewerken]

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]