Eiken-haagbeukenbos

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Eiken-haagbeukenbos
Eiken-haagbeukenbos met bosanemoon
Eiken-haagbeukenbos met bosanemoon
Syntaxonomische indeling
Klasse:Querco-Fagetea
(klasse van eiken- en beukenbossen op voedselrijke grond)
Orde:Fagetalia sylvaticae
(orde van eiken- en beukenbossen op voedselrijke grond)
Verbond:Carpinion betuli
(haagbeuken-verbond)
Associatie
Stellario-Carpinetum
Oberd. 1957
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons

Het eiken-haagbeukenbos (Stellario-Carpinetum) is een associatie uit het haagbeuken-verbond (Carpinion betuli). De associatie omvat bosgemeenschappen die voorkomen op matig voedselrijke tot voedselrijke, lemige bodems, en gekenmerkt wordt door de dominantie van haagbeuk, hazelaar en klimop en een zeer diverse voorjaarsflora.

Deze associatie is in Vlaanderen en Nederland vrij zeldzaam. Ze omvat zes subassociaties.

Naamgeving en codering[bewerken | brontekst bewerken]

Close-up van een kruidlaag van een eiken-haagbeukenbos; hier met de naamgevende soort grote muur (Stellaria holostea).
  • Synoniem: Stellario-Carpinetum betuli (Tx. 1930) Oberd. 1957, Stellario holosteae-Carpinetum betuli Oberd. 1957
  • Frans: Chênaies-charmaies subatlantiques acidoclines de substitution de la hêtraie
  • Duits: Eichen-Hainbuchenwälder, Sternmieren-Eichen-Hainbuchenwald
  • Engels: Oak-hornbeam forests, Sub-Atlantic and Central European oak-hornbeam forests
  • Syntaxoncode voor Nederland (rVvN): r46Ab03
  • Corine-code: 41.24 : Sub-Atlantic stitchwort oak-hornbeam forests
  • Natura2000-habitattypecode (EU-code): H9160
  • BWK-karteringscodes: qa, qk

De wetenschappelijke naam Stellario-Carpinetum is afgeleid van de botanische namen van twee belangrijke soorten binnen deze klasse, de grote muur (Stellaria holostea) en de haagbeuk (Carpinus betulus).

Fysiognomie[bewerken | brontekst bewerken]

Het eiken-haagbeukenbos is een hoog opgaand loofbos met een boomlaag die tot 25 m hoog kan reiken. De struiklaag is zeer goed ontwikkeld, met een groot aandeel van hazelaar. De kruidlaag kan bijzonder soortenrijk zijn en telt vooral veel voorjaarsbloeiers, terwijl de moslaag minder opvallend aanwezig is.

Het eiken-haagbeukenbos is van belang omwille van het grote aandeel van monumentale bomen in dit bostype.

Ecologie[bewerken | brontekst bewerken]

Het eiken-haagbeukenbos omvat oude, zeer structuur- en soortenrijke bossen, kenmerkend voor mesotrofe tot eutrofe bodems op een zware, slecht doorlaatbare ondergrond van leem, klei, zandleem of keileem, al dan niet afgedekt met een laag leemhoudend zand. De bodemvochtigheid is meestal hoog in de winter en in het voorjaar, maar veel lager in de zomer. In Nederlands Zuid-Limburg, in de Belgische Voerstreek en in Wallonië komt dit bostype ook voor op drogere standplaatsen op mergel of op kalksteen.

Het eiken-haagbeukenbos vormt het eindstadium in de natuurlijke successie, de climaxvegetatie, ontstaan uit een opeenvolging van struweelgemeenschappen en andere bosgemeenschappen door de geleidelijke toename van de voedselrijkdom (humus) in de bodem.

Meer specifiek ontstaat de subassociatie orchietosum in Zuid-Limburg en in de Voerstreek uit de associatie van hazelaar en purperorchis, en kan ze daar door kapbeheer terug in overgaan.

Subassociaties in Nederland en Vlaanderen[bewerken | brontekst bewerken]

In het eiken-haagbeukenbos worden in Nederland en Vlaanderen twee subassociaties onderscheiden. Ze wijzen vooral op verschillen in de bodemsamenstelling, de trofiegraad en het vochtgehalte in de bodem.

Typische subassociatie[bewerken | brontekst bewerken]

De typische subassociatie (Stellario-Carpinetum typicum) zoals hieronder beschreven, zonder differentiërende soorten maar met een hoge presentie van de kensoorten voor de associatie. Ze komt voor op zware gronden zoals op keileem, die vooral in het voorjaar zeer nat zijn. Syntaxoncode voor Nederland is r46Ab03a.

Subassociatie met dalkruid[bewerken | brontekst bewerken]

Een subassociatie met dalkruid (Stellario-Carpinetum maianthemetosum) komt voor op plekken met een iets lagere trofiegraad en iets lagere pH. In deze eiken-haagbeukenbossen schemeren elementen uit het zomereik-verbond door. Differentiërende taxa zijn dan ook dalkruid, adelaarsvaren, lelietje-van-dalen, blauwe bosbes en fraai haarmos. De syntaxoncode van deze subassociatie voor Nederland (conform de rVvN) is r46Ab03b.

Voormalige onderscheiden subassociaties[bewerken | brontekst bewerken]

Subassociatie orchietosum

Het eiken-haagbeukenbos met purperorchis of orchideeënrijke eiken-haagbeukenbos komt voor op steile hellingen met een ondiepe, kalkrijke ondergrond, en wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van kalkminnende orchideeën als de mannetjesorchis (Orchis mascula), purperorchis (Orchis purpurea) en zeldzamer de bergnachtorchis en het bleek bosvogeltje, maar waar ook eenbes, ruig viooltje, christoffelkruid, heelkruid, ruig viooltje en rood peperboompje kunnen worden aangetroffen. Deze vegetatie is zeer gevoelig voor verruiging en gebrek aan onderhoud, waardoor bosrank en klimop de bovenhand nemen. Thans wordt deze subassociatie als zelfstandige associatie beschouwd: het kalk-eikenhaagbeukenbos.

De syntaxoncode voor Nederland is 43Ab1b, BWK-karteringseenheden voor Vlaanderen zijn het eiken-haagbeukenbos op mergel (qk) en het beukenbos op mergel (fk).

Subassociatie polystichetosum

Een subassociatie typisch voor holle wegen met als kensoort de stijve naaldvaren (Polystichum aculeatum) en andere stikstofminnende soorten als hondsdraf, grote brandnetel en gewone vlier. Syntaxoncode voor Nederland was 43Ab1a.

Subassociatie allietosum

Het eiken-haagbeukenbos met daslook is een subassociatie met een hoge presentie van de kensoorten daslook (Allium ursinum) en winterlinde, maar ook met bosbingelkruid en gele anemoon. Het zijn traag koloniserende soorten van oude, schaduwrijke bossen met een lange ontwikkelingstijd, typisch voor kalkrijke bodems bedekt met klei of leem, zoals colluviale bodems onderaan een helling. Dit soort bos is zeer gevoelig voor verstoring en exploitatie en is best gebaat met nietsdoen. Syntaxoncode voor Nederland was 43Ab1d.

Subassociatie dryopteridetosum

Een varenrijke subassociatie van steile hellingen met een koel, vochtig microklimaat, meestal op het noorden gericht, met vooral mannetjesvaren (Dryopteris filix-mas), brede en smalle stekelvaren. Syntaxoncode voor Nederland was 43Ab1e.

Subassociatie oxalidetosum

Een subassociatie met een hoge presentie van witte klaverzuring (Oxalis acetosella) en dalkruid, met in de struiklaag vooral wilde lijsterbes, hulst en sporkehout, die vooral voorkomt op löss en andere vochthoudende, mesotrofe leemgronden, en die aansluit bij het wat voedselarmere en drogere beuken-eikenbos uit de klasse van eiken- en beukenbossen op voedselarme grond. Syntaxoncode voor Nederland was 43Ab1f.

Subassociatie periclymenetosum

Het kamperfoelierijk eiken-haagbeukenbos is een subassociatie van droge, voedselarme bodems, met een weinig diverse ondergroei met een hoge presentie van wilde kamperfoelie (Lonicera periclymenum).

Verspreiding[bewerken | brontekst bewerken]

Het verspreidingsgebied het eiken-haagbeukenbos is beperkt tot sub-atlantisch Europa, van Noord-Frankrijk over België en Nederland tot in Noord-Duitsland.

In Nederland vindt men dit bostype vooral in Zuid-Limburg, op het Drents Plateau (gebied), in Twente en in het oosten van Gelderland. Minder algemeen komt de associatie voor langs duinranden.

In Vlaanderen komt het verspreid voor in alle floradistricten, zelfs in het maritieme district, maar het zwaartepunt ligt in de Limburgse, Vlaams- en Waals-Brabantse Leemstreek. Het komt er voor naast het eiken-haagbeukenbos met wilde hyacint (qe). Het eiken-haagbeukenbos met purperorchis komt enkel (fragmentarisch) voor in de Voerstreek, de variant met beuken (fk) enkel in enkele percelen van het Zoniënwoud.

Diagnostische taxa voor Nederland en Vlaanderen[bewerken | brontekst bewerken]

Haagbeuk
Kleinbladige linde
Zomereik
Rood peperboompje
Gewone vlier
Mannetjesvaren
Donkersporig bosviooltje
Bosbingelkruid
Ruig klokje
Mannetjesorchis
Klimop
Stijve naaldvaren
Bosrank
Purperorchis
Vliegenorchis
Grote muur

Het eiken-haagbeukenbos heeft voor Nederland en Vlaanderen een twintigtal kensoorten, die echter niet alle even algemeen zijn.

In de boomlaag zijn de haagbeuk en de winterlinde kenmerkende soorten voor deze associatie, naast de zoete kers en de gewone es als kensoorten voor de klasse. De zomereik is eveneens zeer frequent voorkomend en dikwijls de dominante boomsoort. De beuk is opvallend afwezig.

In de struiklaag is het zeldzame rood peperboompje de enige kensoort, maar komt vooral de hazelaar zeer frequent en abundant voor, met daarnaast de gewone vlier en de wilde lijsterbes.

De kruidlaag telt een vijftiental kensoorten, vooral de mannetjesvaren, de boszegge, en het donkersporig bosviooltje. Verder komen praktisch alle kensoorten van de klasse met hoge tot redelijk hoge presentie in deze vegetatie voor, vooral de klimop, de gewone salomonszegel, de bosanemoon, de gevlekte aronskelk, het schaduwgras, het gewoon speenkruid en de bosandoorn. Naast deze kensoorten zijn de hondsdraf, de bosrank en de eenbes frequent voorkomende kruiden. De naamgevende grote muur komt eveneens voor in bronbossen en kan niet als kensoort worden beschouwd.

In de moslaag zijn slechts enkele minder algemene bladmossen kenmerkend.

In de onderstaande tabel staan de belangrijkste diagnostische plantentaxa van het eiken-haagbeukenbos voor Nederland en Vlaanderen.

Boomlaag
Kentaxon Diff.soort Presentie Triviale naam Botanische naam Opmerking
kA > 50% haagbeuk Carpinus betulus
kA dS > 50% winterlinde Tilia cordata subassociatie allietosum
kK > 70% gewone es Fraxinus excelsior
kK > 50% zoete kers Prunus avium
> 70% zomereik Quercus robur
Struiklaag
Kentaxon Diff.soort Presentie Triviale naam Botanische naam Opmerking
kA dS > 20% rood peperboompje Daphne mezereum subassociatie orchietosum
kK > 10% aalbes Ribes rubrum
> 30% hazelaar Corylus avellana
dS > 90% gewone vlier Sambucus nigra subassociatie polystichetosum
dS > 70% wilde lijsterbes Sorbus aucuparia subassociatie oxalidetosum
> 30% eenstijlige meidoorn Crataegus monogyna
> 30% rode kornoelje Cornus sanguinea
dS > 30% hulst Ilex aquifolium subassociatie oxalidetosum
dS > 30% sporkehout Frangula alnus subassociatie oxalidetosum
Kruidlaag
Kentaxon Diff.soort Presentie Triviale naam Botanische naam Opmerking
kA dS > 80% mannetjesvaren Dryopteris filix-mas subassociaties polystichetosum en dryopteridetosum
kA > 30% boszegge Carex sylvatica
kA > 30% donkersporig bosviooltje Viola reichenbachiana
kA dS 10 > 50% heelkruid Sanicula europaea subassociatie orchietosum
kA dS 10 > 70% bosbingelkruid Mercurialis perennis subassociatie allietosum
kA > 10% lievevrouwebedstro Galium odoratum
kA dS 10 > 50% ruig klokje Campanula trachelium subassociatie orchietosum
kA dS 10 > 60% christoffelkruid Actaea spicata subassociatie orchietosum
kA > 10% eenbloemig parelgras Melica uniflora
kA > 10% aardbeiganzerik Potentilla sterilis
kA dS 0 > 30% mannetjesorchis Orchis mascula subassociatie orchietosum
kA < 10% kleine maagdenpalm Vinca minor
kA dS 0 > 20% vingerzegge Carex digitata subassociatie orchietosum
kA < 10% amandelwolfsmelk Euphorbia amygdaloides
kK > 80% klimop Hedera helix
kK > 70% gewone salomonszegel Polygonatum multiflorum
kK > 50% bosanemoon Anemone nemorosa
kK > 40% gevlekte aronskelk Arum maculatum
kK > 30% schaduwgras Poa nemoralis
kK > 30% gewoon speenkruid Ficaria verna
kK > 30% bosandoorn Stachys sylvatica
kK > 20% groot heksenkruid Circaea lutetiana
kK 20% boskortsteel Brachypodium sylvaticum
kK > 20% knopig helmkruid Scropularia nodosa
kK > 20% grote keverorchis Neottia ovata
kK > 10% gulden boterbloem Ranunculus auricomus
kK > 10% kruipend zenegroen Ajuga reptans
kK dS > 10% daslook Allium ursinum subassociatie allietosum
kK < 10% bosvergeet-mij-nietje Myosotis sylvatica
kK < 10% zwartblauwe rapunzel Phyteuma spicatum
kK dS < 10% gele anemoon Anemone ranunculoides subassociatie allietosum
kK dS < 10% vogelnestje Neottia nidus-avis subassociatie orchietosum
dS 100% stijve naaldvaren Polystichum aculeatum subassociatie polystichetosum
dS > 80% hondsdraf Glechoma hederacea subassociatie polystichetosum
dS > 80% bosrank Clematis vitalba subassociatie orchietosum
dS > 70% eenbes Paris quadrifolia subassociatie orchietosum
dS > 40% purperorchis Orchis purpurea subassociatie orchietosum
dS > 30% ruig viooltje Viola hirta subassociatie orchietosum
dS > 20% bergnachtorchis Platanthera chlorantha subassociatie orchietosum
dS > 10% bleek bosvogeltje Cephalanthera damasonia subassociatie orchietosum
dS < 10% vliegenorchis Ophrys insectifera subassociatie orchietosum
dS grote brandnetel Urtica dioica subassociatie polystichetosum
dS brede stekelvaren Dryopteris dilatata subassociatie dryopteridetosum
dS witte klaverzuring Oxalis acetosella subassociatie oxalidetosum
dS dalkruid Maianthemum bifolium subassociatie oxalidetosum
grote muur Stellaria holostea ook in bronbossen
Moslaag
Kentaxon Diff.soort Presentie Triviale naam Botanische naam Opmerking
kK > 20% geplooid snavelmos Eurhynchium striatum
kK > 10% gerimpeld boogsterrenmos Plagiomnium undulatum
kK < 10% klein snavelmos Oxyrrhynium pumilum

Biologische Waarderingskaart[bewerken | brontekst bewerken]

In de Biologische Waarderingskaart (BWK) van Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is deze associatie opgedeeld in twee karteringseenheden, het eiken-haagbeukenbos (qa) en het beukenbos met voorjaarsflora zonder wilde hyacint (fa).

Het eiken-haagbeukenbos met purperorchis (de subassociatie orchietosum) wordt in de BWK eveneens apart onderscheiden in twee eenheden, het eiken-haagbeukenbos op mergel (qk) en het beukenbos op mergel (fk).

Deze vegetatietypes staan alle gewaardeerd als 'Biologisch zeer waardevol'.

Eiken-haagbeukenbos[bewerken | brontekst bewerken]

Het eiken-haagbeukenbos (qa) komt voor als oude, door zomereik, gewone es, gewone esdoorn, zoete kers en haagbeuk gedomineerde bossen op matig voedselrijke leem- en zandleembodems, grenzend aan elzen-eikenbossen of andere beekbegeleidende bostypes, en op plateaus en hellingen met een hangwatertafel.

Beukenbos met voorjaarsflora zonder wilde hyacint[bewerken | brontekst bewerken]

Het beukenbos met voorjaarsflora zonder wilde hyacint (fa) vertoont hiermee veel overeenkomsten, maar heeft beuk als dominante boomsoort. Het omvat ook het gierstgras-beukenbos (Milio-Fagetum) dat voorkomt op droge, licht zure leembodem.

Eiken-haagbeukenbos op mergel[bewerken | brontekst bewerken]

Het eiken-haagbeukenbos op mergel (qk) is eerder een lichtrijk bostype van hellingen, van oorsprong intensief beheerd waardoor erosie de mineraal- en mergelrijke ondergrond kan blootleggen. De boomlaag van dit bos bestaat vooral uit zomereik, gewone es en hazelaar, de kruidlaag is vergelijkbaar met dat van het beukenbos met parelgras en lievevrouwebedstro (fm) aangevuld met kalk-, licht- en warmteminnende soorten zoals diverse soorten orchideeën.

Beukenbos op mergel[bewerken | brontekst bewerken]

Het beukenbos op mergel (fk) komt net als het voorgaande type enkel voor op plaatsen waar mergel dagzoomt. De boomlaag wordt gedomineerd door beuk, de ondergroei is rijk aan voorjaarsflora maar zonder wilde hyacint. Indicatorsoorten zijn de vingerzegge en de spekwortel.

Bedreiging en bescherming[bewerken | brontekst bewerken]

De meeste eiken-haagbeukenbossen bevinden zich op voedselrijkere gronden, zijn daardoor weinig gevoelig voor voedselaanrijking, verdroging en verzuring en gedijen het best met een beheer van 'niets doen'.

De bossen van de orchietosum-subassociatie daarentegen danken hun ontstaan aan een eeuwenlang middelhoutbeheer, waarin bij elke kapcyclus de bovenstaanders werden gespaard. Het stopzetten van dit beheer leidt snel tot verruiging, waarbij de bodem bedekt wordt met klimop en daardoor ongeschikt wordt voor de ontwikkeling van orchideeën.

Fotogalerij[bewerken | brontekst bewerken]

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]

Zie de categorie Stellario-Carpinetum van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.