Telegrafie

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Antoine.01 (overleg | bijdragen) op 9 jul 2019 om 22:17. (Linkfix)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Telegrafie (afgeleid van de Griekse woorden τηλε (ver) en γραφειν (schrijven) is het versturen van berichten (telegrammen) over een lange afstand. Het verschil met gewone post is dat bij telegrafie alleen de informatie verstuurd wordt, niet de fysieke brief. In de loop van de geschiedenis werden hier verschillende technieken voor gebruikt. Degene die de telegraaf bedient noemt men een telegrafist.

Optische telegraaf

Zie Semafoor (communicatie) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Chappe-telegraaf.
Kusttelegraaf.
Lipkens' telegraaf.

Tijdens de Franse Revolutie experimenteerde de Fransman Claude Chappe met diverse methoden om snel berichten over grote afstanden door te geven. In 1793 werd zijn semafoor- of optische telegraafsysteem tussen Parijs en Rijsel (ca. 220 km) voor het eerst in gebruik genomen. De snelheid waarmee de Chappe-telegraaf werkte was voor die tijd verbluffend. Via de vijftien seinposten deed een bericht er dertien minuten over. Een koerier te paard had daar minstens twintig uur voor nodig.[bron?]

Zijn telegraaf bestond uit een keten van seintorens op onderlinge afstanden van 10 à 20 km. Op een toren bevond zich een seinpaal met armen, die in een bepaalde stand konden worden gezet. Van veel kerktorens werd de spits verwijderd om er een telegraaf op te kunnen zetten. De bedienende telegrafist had met twee krachtige telescopen zicht op de vorige en volgende toren.

De seinpaal bestond uit een balk ("regulateur") die in vier standen kon worden gezet met aan elk uiteinde een kortere arm ("indicateur") met een contragewicht die in zeven standen kon worden gezet. Dat leverde 4 × 7 × 7, dus 196 verschillende standen op. Hiervan werden er 184 gebruikt. Het codeboek bevatte 8464 woorden, die bestonden uit een stand met de regulateur schuin gevolgd door een stand met de regulateur horizontaal of verticaal.

De telegrafisten waren niet op de hoogte van de codering van de berichten. Ze hoefden alleen de stand van de seinarmen van de vorige toren te kopiëren en te controleren of het sein door de volgende toren correct werd overgenomen. Er waren speciale tekens om een fout te melden (als een sein niet goed werd doorgegeven), om de telegrafisten gedurende enige tijd congé te geven (want een telegrafist kon natuurlijk niet constant door de telescoop kijken of er een bericht kwam) en om een storing te melden (meestal bij mist). Deze speciale tekens waren bij de telegrafisten natuurlijk wél bekend. De telegrafisten waren vaak mannen die gewond uit het leger waren gekomen. Omdat ze hier al een kleine toeslag voor kregen, hoefden ze niet zoveel loon meer te ontvangen voor het telegrafiewerk. In drukke tijden werkten er, als de overheid het kon betalen, twee mensen op een toestel. De tweede man werkte dan in deeltijd.

Het is onbekend waar de onderdelen van de Optische Telegraaf precies gemaakt werden. Wel weten we, door een handboekje van een van Chappes broers, dat de onderdelen op de locatie geleverd werden en dat er vaak nog aanpassingen gemaakt moesten worden. Dit gebeurde bijvoorbeeld door de lokale timmerman. De onderdelen werden namelijk met de hand gemaakt en dat gebeurde niet procesmatig.

Tijdens de Europese veroveringen van Napoleon werd de lijn Parijs - Rijsel via Brussel en Antwerpen doorgetrokken tot zelfs naar Amsterdam en de lijn die van Parijs naar het zuiden liep tot Venetië. Er heeft dus kortstondig in 1813 een directe verbinding tussen Amsterdam en de Middellandse Zee bestaan. Na de val van Napoleon kwam er een einde aan de Franse overheersing en werden deze "vijandelijke" lijnen ontmanteld. Kennelijk zag men niet in dat het netwerk nog van nut kon zijn.

De optische telegraaf van Chappe heeft in Frankrijk ruim 50 jaar dienstgedaan en werd pas met de komst van de elektrische telegraaf rond 1850 verdrongen. In die vijftig jaar was het net dermate geperfectioneerd dat het als een web over geheel Frankrijk lag met Parijs als middelpunt. De totale lengte van het netwerk bedroeg 5000 km en telde ongeveer 500 seintorens.

De telegraaf van Chappe heeft in veel andere landen, gedurende kortere of langere tijd navolging gekregen. Groot-Brittannië en Zweden kenden hun eigen telegraafverbindingen. Ook in Frankrijk zelf ontstonden er alternatieve systemen. Een van de bekendste was ontworpen door de artillerie-officier Depillon. Zijn seinpaal waaraan drie draaibare armen waren bevestigd werd in 1803 door de Franse Marine langs de Franse kust in gebruik genomen en was vooral bedoeld om met schepen te communiceren. Het heeft tot de uitvinding van de radiotelegrafie in de vroege 20e eeuw dienstgedaan.

De Fransen doopten het systeem van Depillon 'Sémaphore' (seindrager) om het te onderscheiden van de 'Télégraphe' van Chappe. Chappe en Depillon, twee concurrenten, hielden zich strikt aan de juiste benamingen voor hun systeem.

In Nederland

Behalve de kortstondige aanwezigheid van de telegraaf van Chappe van Antwerpen naar Vlissingen en Amsterdam, kende Nederland in de tijd van de Bataafse Republiek (1795–1806) en de daaropvolgende Franse overheersing een kusttelegraaf die zich uitstrekte van Den Helder tot Zeeland. Er waren tussen Texel en Vlissingen 42 seinposten.[1] De hoofdseinpost was die van Scheveningen, vlak bij de regering in Den Haag. Op die manier konden bij een aanval snel troepen naar de plaats van de landing gezonden worden. De Hollandse kusttelegraaf bestond uit een mast met een ra, waaraan bollen gehesen werden. Door op verschillende manieren de bollen op te hangen konden cijfers en letters gevormd worden. De kusttelegrafen konden meteen hun nut bewijzen bij de Engelse landing op de kust bij Callantsoog en Petten. Nadat eerst Vlissingen en later Zeeland onder direct bestuur kwamen, werd hier een semafoor gebruikt. Dit was een variant op de Chappe-telegraaf, in gebruik bij de Franse marine. Deze seinposten dienden om alarm te slaan bij de nadering van vijandelijke schepen.

Tijdens de Belgische Revolutie in 1830 was er opnieuw behoefte aan een snel communicatiesysteem. De regering vroeg Antoine Lipkens een dergelijk systeem te maken. Dit resulteerde uiteindelijk in de telegraaf van Lipkens.

"Corruptie"

In de roman Le Comte de Monte-Cristo van Alexandre Dumas père wordt verteld dat de 'graaf' een telegrafist omkoopt om een vals bericht door te geven aan Parijs aan de hand van een papier met drie uitgerekende seinen. De telegrafisten kenden de code immers niet.

Elektrische telegraaf

Morsetelegraaf uit 1837.

Hoewel de eerste experimenten met elektrische telegrafie al dateren van begin 19e eeuw, wordt de geboorte van de elektrische telegraaf meestal rond 1835 geplaatst. Verschillende uitvinders komen rond die tijd met hun versie van het apparaat: Dr. David Alter in de Verenigde Staten in 1836, Sir William Fothergill Cooke en Charles Wheatstone in het Verenigd Koninkrijk in 1837 en eveneens in dat jaar Samuel Morse in de Verenigde Staten.

In Nederland kwam op 25 mei 1845 de eerste telegrafieverbinding tot stand. Onder leiding van Eduard Wenckebach werd langs de spoorlijn Amsterdam-Haarlem een draadverbinding aangelegd en in bedrijf genomen die later, na verlenging van de spoor- en telegraaflijnen, werd doorgetrokken naar andere plaatsen. In 1852 werd door de Nederlandse regering de Rijkstelegraaf opgericht die de wildgroei aan particuliere telegrafielijnen omvormde tot een fijnmazig en samenhangend landelijk netwerk.

Werking

De werking van de elektrische telegraaf

Het principe is eenvoudig. Een elektrische stroom wordt in een bepaald patroon onderbroken en weer ingeschakeld. Een tekst wordt in code overgeseind en aan de ontvangstkant weer ontcijferd en eventueel op schrift gesteld en als telegram bezorgd aan de geadresseerde. Om letters in patronen om te zetten (en omgekeerd) waren er verschillende codes, waarvan de bekendste en meest gebruikte de Morsecode was. Bij deze vorm van telegrafie zet de telegrafist handmatig de letters van de tekst om in elektrische impulsen met behulp van een seinsleutel. Aan de ontvangende kant worden deze signalen dan vaak hoorbaar gemaakt, zodat een telegrafist de codes weer in letters kan omzetten. Een ander systeem is de wijzertelegraaf of naaldtelegraaf: de zender stelt met een wijzerplaat een letter in. Dit wordt dan automatisch vertaald in een aantal elektrische impulsen, die aan de kant van de ontvanger ervoor zorgen dat een naald de juiste letter aanwijst. Met dit systeem hoeft men dus geen Morsecode meer te kennen. De elektrische telegraaf vereiste lange-afstandslijnen, die veelal langs het moderne transportmiddel, de spoorweg waren aangelegd.

De uitvinding van de telegraaf bracht in de 19e eeuw een omwenteling doordat het mogelijk werd op grote afstand met elkaar te communiceren. Diplomatiek verkeer tussen regeringen vereiste niet langer aanzienlijke reistijden. Het zakenverkeer werd minder plaatsgebonden, omdat opdrachten tot koop en verkoop over grote afstanden gegeven konden worden. Ook de meteorologie profiteerde ervan, omdat het mogelijk werd de weerstoestand op veel plaatsen met elkaar te vergelijken. Daardoor werd het mogelijk enige voorspellingen te doen. Voor de spoorwegen betekende de telegraaf een enorme verbetering voor de communicatie tussen stations en daarmee voor de veiligheid.

Overzeese telegrafie

Marconist aan het werk.

De eerste telegrafieverbinding over zee kwam in 1850 tot stand tussen Dover en Calais. Na een mislukte poging lukte het de broers Jacob en John Watkins Brett om een telegrafiekabel op de bodem van het Kanaal te leggen. De aanleg van een trans-Atlantische telegraafkabel mislukte enkele malen; in 1858 functioneerde korte tijd een verbinding tussen Ierland en Canada, maar pas in 1866 wist men een duurzame verbinding tot stand te brengen.

Draadloze telegrafie

Zie Radiotelegrafie voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Aanvankelijk vereiste de telegrafie een draadverbinding tussen de zender en de ontvanger, maar verscheidene onderzoekers experimenteerden met technieken om aan die beperking te ontkomen. Zo ontwikkelde Granville T. Woods in 1885 de inductietelegrafie. Hierdoor konden bewegende railvoertuigen met elkaar en/of een vast station communiceren, mits in de onmiddellijke nabijheid aangezien magnetische inductie niet ver reikt. Rond dezelfde periode was Guglielmo Marconi druk bezig met de ontwikkeling van draadloze telegrafie – ofwel het versturen van signalen via radiogolven. In 1896 gaf hij met succes een demonstratie in Londen, in 1899 wist hij het Kanaal te overbruggen en in 1901 verzond hij als eerste een morsebericht draadloos over de Atlantische Oceaan.

Vooral voor de koloniale rijken was dit een belangrijke uitvinding omdat het nu mogelijk werd direct verbinding te maken tussen bijvoorbeeld de Nederlandse regeringszetel Den Haag en de hoofdstad van Nederlands-Indië, Batavia. Ook speelde Marconi's apparatuur een uiterst belangrijke rol bij de redding van schipbreukelingen, zoals bij de ondergang van de RMS Titanic.

Neergang en afschaffing van de telegrafie

De opkomst van de telefoon eind 19e eeuw deed de invloed van de telegraaf afnemen.

In de jaren 1950, ten tijde van de opkomst van de telex, werd dit laatste netwerk gebruikt voor het overseinen van telegrammen, gebruikmakend van de standaard F.31 van de ITU.

Met de opkomst van e-mail en fax zijn oudere vormen van telegrafie goeddeels in onbruik geraakt. Jarenlang werd de telegraafdienst vrijwel alleen nog gebruikt voor felicitaties. Het verzenden van een telegram is in Nederland via KPN niet meer mogelijk: in 2001 heeft Telegram.nl de dienst overgenomen. In België verzorgde Belgacom nog lang de telegramdienst. In 2010 werden nog 63.000 telegrammen verstuurd.[2][3]

Op 29 december 2017 stopte Proximus met het verzenden en ontvangen van telegrammen in België.[4] In Frankrijk zette men de telegrafiediensten stop op 30 april 2018.[5]

Zie ook

Externe links

Zie de categorie Telegraphy van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.