Nederland was verdeeld in 39 kiesdistricten, waarin in totaal 75 leden van de Tweede Kamer gekozen werden.[3] Bij deze verkiezingen werd gestemd voor alle 75 zetels in de Tweede Kamer. Om in een district gekozen te worden moest een kandidaat minimaal de districtskiesdrempel behalen.[2]
Hoewel de verkiezingen niet leidden tot grote veranderingen in de krachtsverhoudingen en het meningsverschil tussen Tweede Kamer en regering niet was opgelost, bleef het zittende kabinet-Van Zuylen van Nijevelt aan.
↑ abIn 14 kiesdistricten was een tweede verkiezingsronde nodig vanwege het niet-behalen van de districtskiesdrempel. Deze tweede ronde werd gehouden op 13 november 1866.
↑ abDe kiesdrempel werd per district bepaald door de volgende formule: 50% van het aantal uitgebrachte geldige stemmen, gedeeld door het aantal in het district te verkiezen zetels.
↑Acht districten kozen één lid en 29 districten twee leden. In twee districten werden resp. drie (Rotterdam) en zes (Amsterdam) leden gekozen. De kiezer bracht evenveel stemmen uit als er in zijn district zetels te verdelen waren.
↑ abIn juni 1866 werden periodieke verkiezingen gehouden voor 38 zetels van de wegens beëindiging van hun zittingstermijn afgetreden leden van de Tweede Kamer die gekozen waren bij de verkiezingen van 1862.
Periodieke verkiezingen werden gehouden in een kiesdistrict waar de zittingstermijn van een lid (vier jaar) afliep. Gemiddeld was in de periode 1848-1888 bij periodieke verkiezingen de helft van de Tweede Kamerleden aftredend. Bij algemene verkiezingen in deze periode, na ontbinding van de Tweede Kamer, werden alle Kamerleden opnieuw gekozen, evenals in het tijdvak vanaf 1888.