De verkiezingen werden gehouden als gevolg van de ontbinding van de Tweede Kamer, nadat in april 1886 het kabinet-Heemskerk Azn. zijn functies ter beschikking had gesteld omdat de Tweede Kamer een wetsvoorstel voor een nieuw grondwettelijk onderwijsartikel had verworpen.
Nederland was verdeeld in 43 kiesdistricten, waarin in totaal 86 leden van de Tweede Kamer gekozen werden.[3]
Bij deze verkiezingen werd gestemd voor alle 86 zetels in de Tweede Kamer. Om in een district gekozen te worden moest een kandidaat minimaal de districtskiesdrempel behalen.[2]
De zittingsperiode ging in op 14 juli 1886 en eindigde (door ontbinding van de Tweede Kamer vanwege een voorgenomen herziening van de Grondwet) op 16 augustus 1887.
↑ abIn vier kiesdistricten was een tweede verkiezingsronde nodig vanwege het niet-behalen van de districtskiesdrempel. Deze tweede ronde werd gehouden op 29 juni 1886 .
↑ abDe kiesdrempel werd per district bepaald door de volgende formule: 50% van het aantal uitgebrachte geldige stemmen, gedeeld door het aantal in het district te verkiezen zetels.
↑Acht districten kozen één lid en 32 districten twee leden. In drie districten werden resp. drie (Sneek), vier (Rotterdam) en zeven (Amsterdam) leden gekozen. De kiezer bracht evenveel stemmen uit als er in zijn district zetels te verdelen waren.
Periodieke verkiezingen werden gehouden in een kiesdistrict waar de zittingstermijn van een lid (vier jaar) afliep. Gemiddeld was in de periode 1848-1888 bij periodieke verkiezingen de helft van de Tweede Kamerleden aftredend. Bij algemene verkiezingen in deze periode, na ontbinding van de Tweede Kamer, werden alle Kamerleden opnieuw gekozen, evenals in het tijdvak vanaf 1888.