Op 3 juli 1929 vonden Tweede Kamerverkiezingen plaats.
De verkiezingen van 1929 waren de rustigste van het Interbellum. Er traden nauwelijks verschuivingen op. Zowel RKSP, CHU, VDB als SDAP behielden hun zeteltal. Alleen de ARP en de Liberalen verloren één zetel. De meerderheid van de rechtse partijen liep daarmee wel terug naar 53 zetels.
Opvallend was de winst van de SGP, die drie zetels in de Kamer kreeg. De HGSP behield haar ene zetel, terwijl de RKVP uit de Kamer verdween.
De communisten, die vanwege een intern ideologisch conflict met twee lijsten kwamen, wonnen één zetel. In 1930 verenigden de twee lijsten, Wijnkoop en De Visser, zich weer onder druk van Moskou.
De enige nieuwkomer was Floris Vos, een melkfabrikant uit 't Gooi. Hij streed tegen de nog bestaande tollen op sommige wegen. Met zijn Middenpartij voor Stad en Land haalde hij één zetel. In de Kamer speelde hij echter geen opvallende rol.
Periodieke verkiezingen werden gehouden in een kiesdistrict waar de zittingstermijn van een lid (vier jaar) afliep. Gemiddeld was in de periode 1848-1888 bij periodieke verkiezingen de helft van de Tweede Kamerleden aftredend. Bij algemene verkiezingen in deze periode, na ontbinding van de Tweede Kamer, werden alle Kamerleden opnieuw gekozen, evenals in het tijdvak vanaf 1888.