De verkiezingen werden gehouden als gevolg van de afloop van de zittingstermijn van de Tweede Kamer die gekozen was bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1959.
De komst, met drie zetels, van de Boerenpartij, het verlies van de PvdA (van 48 naar 43 zetels) en het feit dat de KVP een derde van alle zetels behaalde, waren de belangrijkste ontwikkelingen bij deze verkiezingen.
De zittende regeringscombinatie KVP, VVD, ARP en CHU verloor per saldo twee zetels (ARP en VVD verloren resp. één en drie zetels en de KVP en CHU wonnen één zetel), maar behield ruimschoots haar meerderheid.
Nieuw in de Kamer was het GPV met één zetel. De PSP won twee zetels en de CPN won er een.
Hoewel de linkervleugel van de KVP regeringsdeelname van de PvdA bepleitte, werd de zittende combinatie uiteindelijk toch voortgezet. In juli 1963 werd door KVP, VVD, ARP en CHU het kabinet-Marijnen gevormd.
Periodieke verkiezingen werden gehouden in een kiesdistrict waar de zittingstermijn van een lid (vier jaar) afliep. Gemiddeld was in de periode 1848-1888 bij periodieke verkiezingen de helft van de Tweede Kamerleden aftredend. Bij algemene verkiezingen in deze periode, na ontbinding van de Tweede Kamer, werden alle Kamerleden opnieuw gekozen, evenals in het tijdvak vanaf 1888.