Verdrag van Maastricht (1992)
| Verdrag betreffende de Europese Unie | ||||
|---|---|---|---|---|
De lijvige tekst van het Verdrag van Maastricht op een tentoonstelling in Regensburg. De opengeslagen bladzijde toont de handtekeningen van de gevolmachtigde ministers van België, Denemarken, Duitsland en Griekenland
| ||||
| Verkorte titel | Verdrag van Maastricht | |||
| Afkorting(en) | EU-Verdrag | |||
| Type | beginselverklaring | |||
| Rechtsgebied(en) | internationaal recht | |||
| Onderwerp(en) | economische, monetaire en politieke samenwerking | |||
| Status | in werking | |||
| Verdragsgegevens | ||||
| Totstandkoming | 11 december 1991 in Maastricht | |||
| Ondertekend op | 7 februari 1992 in Maastricht | |||
| Ondertekenaars | 12 lidstaten Europese Unie | |||
| Inwerkingtreding | 1 november 1993 na ratificatie door 12 lidstaten | |||
| Verdragrelaties | ||||
| Amendeert | Verdrag van Rome (1957) | |||
| Geamendeerd door | — Verdrag van Amsterdam (1997) | |||
| — Verdrag van Nice (2001) | ||||
| — Verdrag van Lissabon (2007) | ||||
| Talen | ||||
| Authentieke talen | (nl) (en) (fr) (de) (da) (es) (pt) (it) (el) | |||
| Lees online | ||||
| Verdrag betreffende de Europese Unie | ||||
| ||||
Het Verdrag van Maastricht, officieel het Verdrag betreffende de Europese Unie, kortweg EU-Verdrag is het stichtingsdocument van de Europese Unie. Het werd op 7 februari 1992 in Maastricht ondertekend door de (gevolmachtigde) ministers van Financiën en ministers van Buitenlandse Zaken van de twaalf lidstaten van de Europese Economische Gemeenschap. Zij tekenden in kader van twee Intergouvernementele Conferenties (IGC's): een voor de oprichting van de Economische en Monetaire Unie (EMU) en een voor de ontwikkeling van een Europese Politieke Unie.
De lidstaten waren over de inhoud van het verdrag tot overeenstemming gekomen tijdens een topontmoeting op 9 en 10 december 1991 in Maastricht. Het verdrag trad op 1 november 1993 in werking. Met het in werking treden van het verdrag werd de Europese Economische Gemeenschap (EEG) hernoemd tot Europese Gemeenschap (EG). De Europese Economische Gemeenschap (EEG), Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) en Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) werden samen onderdeel van de eerste pijler van de - via het Verdrag van Maastricht - nieuw op te richten Europese Unie (EU).[1]
Met het verdrag droegen de lidstaten op nieuwe beleidsterreinen bevoegdheden over aan de Europese Unie. Ook zorgden ze ervoor dat het Europees Parlement op verschillende beleidsterreinen medewetgever werd binnen de EU-besluitvorming. De beleidsterreinen waarover het Europees Parlement kon meebeslissen werden later met het Verdrag van Amsterdam (1997) en het Verdrag van Lissabon (2007) verder uitgebreid.
Een van de hoofdafspraken binnen het Verdrag van Maastricht betrof de oprichting van de Economische en Monetaire Unie. Besloten werd dat op termijn en in fasen een Europese eenheidsmunt zou worden ingevoerd. Het monetaire beleid zou daarbij in handen komen van de - in 1991 nog op te richten - Europese Centrale Bank. In het Verdrag van Maastricht werd de datum vastgelegd waarop de munt uiterlijk zou worden ingevoerd: 1 januari 1999.[2]
Het Verdrag van Maastricht is in werking getreden na ratificatie ervan door alle ondertekenende lidstaten. De onderhandelingen rond het oprichten van de Europese Unie en de Economische en Monetaire Unie verliepen in 1991 moeizaam. Het Nederlandse voorzitterschap - onder leiding van Ruud Lubbers - was in de tweede helft van 1991 daarom zwaar en verliep tumultueus. Ook de ratificatie van het Verdrag van Maastricht verliep moeizaam, omdat het publieke en parlementaire draagvlak in een aantal lidstaten gering was. Een paar landen - Denemarken, Groot-Brittannië en Ierland - bedongen nationale uitzonderingen op enkele in het verdrag opgenomen verplichtingen. Deze staan bekend als opt-outs. Voor zover er geen sprake is van een uitzonderingspositie - bedongen voor het Verdrag van Maastricht of een later verdrag, geldt het recht in de hele Europese Unie.
Met het zetten van de eerste stappen in de richting van een Europese politieke unie vormt het Verdrag van Maastricht een sleutelmoment waarop een scheiding van geesten zich openbaarde: voorstanders van een federaal gedachtegoed (eenwording via de vorming van een Europese "superstaat" naar het model van de Verenigde Staten van Amerika) en tegenstanders die wilden dat de staten die Europese Gemeenschap vormden op beleidsterreinen als defensie en buitenlandse zaken vooral intergouvernementeel bleven samenwerken. Deze tweedeling resulteerde onder meer op termijn in het uittreden van het Verenigd Koninkrijk ("Brexit").
Het Verdrag van Maastricht behoort sinds 2018 tot het Europees erfgoed.[3] Mede ter ere van het Europees Erfgoedlabel heeft de Provincie Limburg een permanente expositie ingericht over het Verdrag van Maastricht in het Gouvernementsgebouw - de plaats waar in december 1991 de onderhandelingen plaatsvonden.[1] In 2024 is er ook in Maastricht Museum een expositie over het Verdrag van Maastricht geopend. Deze expositie belicht de geschiedenis van het Verdrag van Maastricht en de onderhandelingen vanuit het perspectief van de stad.[4] Beide exposities zijn mede ontwikkeld door Studio Europa Maastricht. Dit expertisecentrum voor Europa-gerelateerd debat en onderzoek is opgericht in 2018 en wordt ondersteund door de partners van het Maastricht, Working on Europe-programma: Universiteit Maastricht, Provincie Limburg en Gemeente Maastricht. Samen positioneren zij de Limburgse hoofdstad en de regio als werk- en ontmoetingsplaats voor debat en kennis- en visieontwikkeling rondom Europese thema’s.[5]
Op de website van Studio Europa Maastricht staan de belangrijkste afspraken, zoals gemaakt in het Verdrag van Maastricht, in het kort opgesomd en uitgelegd.[6]
Met de Verdragen van Amsterdam (1997), Nice (2001) en Lissabon (2007) is het Verdrag van Maastricht nader aangepast en aangevuld.[6]
Voorgeschiedenis - De historische context van het Verdrag van Maastricht
[bewerken | brontekst bewerken]
Op 1 juli 1991 nam Nederland het halfjaarlijkse voorzitterschap van de Raad van de Europese Gemeenschappen op zich en daarmee ook het voorzitterschap van twee reeds lopende Intergouvernementele Conferenties (IGC's). Het kabinet-Lubbers III wilde, na het ondertekenen van de Verdragen van Schengen een jaar eerder, de Europese integratie opnieuw een flinke stap vooruit helpen. De bedoeling was om tijdens het Nederlandse voorzitterschap overeenstemming te bereiken met de andere lidstaten over verdergaande samenwerking – ook op niet-economisch terrein – en te komen tot een verdrag met een blauwdruk voor een Economische en Monetaire Unie (EMU) en een Europese Politieke Unie (EPU). De EMU, met als doel de invoering van één munt en één centrale bank, stond al sinds 1988 op de agenda. Hans-Dietrich Genscher, de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, hield in februari 1988 een pleidooi voor de oprichting van een Europese Centrale Bank. Jacques Delors trok als voorzitter van de Europese Commissie deze gedachte naar zich toe en startte in juni 1988 samen met de centrale bankpresidenten van de lidstaten het zogenoemde "Comité voor het bestuderen van de Economische en Monetaire Unie". Dit Comité-Delors bouwde voort op het werk van het Comité-Werner uit 1970. In juli van dit jaar schaarden de Duitse premier Kohl en de Franse president Mitterrand zich achter deze gedachten. De EPU, het gezamenlijk naar buiten treden van de lidstaten op terreinen als defensie en buitenlandse zaken, was in 1990 als doelstelling geformuleerd.

Het grote historische keerpunt was de val van de Berlijnse Muur in november 1989. Na de Duitse eenwording vond op 27 en 28 oktober 1990 een Europese top plaats in Rome. Deze top kreeg op 14 en 15 december een vervolg in Rome. Tijdens deze top werd in feite het latere Verdrag van Maastricht op de rails gezet. Als gevolg van de Rome-afspraken werden namelijk twee Intergouvernementele Conferenties (IGC's) opgericht: een voor de EMU en een voor de EPU. Het EPU-voorstel, het vormen van een federaal model met institutionele verbeteringen en democratische controle, ging terug op een Frans-Duits voorstel uit april 1990.[7] Ter voorbereiding van het Verdrag van Maastricht kwamen in het kader daarvan de ministers van Financiën (de EMU) en de ministers van Buitenlandse Zaken (EPU) daardoor regelmatig bijeen in het kader van een IGC.
Voorafgaand aan en tijdens de "Europese top" in Maastricht vond intensief diplomatiek overleg plaats. Hierbij speelden onder meer de Nederlandse topdiplomaat Ronald van Beuge en Pieter Nieman, de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiger in Brussel, een belangrijke rol. Minister-president Ruud Lubbers reisde in het najaar van 1991 langs de Europese hoofdsteden om iedereen op één lijn te krijgen. Kort voor de topconferentie: 'Lubbers zit al dagenlang te telefoneren, brieven en faxen te versturen', zo vertelde een van zijn medewerkers aan NRC Handelsblad. Met wie belt hij dan en waarover? 'Ja dat moet je niet vragen. Lubbers is in dergelijke situaties als een tornado bezig, dat kunnen zijn medewerkers ook niet meer allemaal bijhouden. Bovendien is ons standpunt: telefoongesprekken en correspondentie met staatshoofden en regeringsleiders zijn vertrouwelijk.'[8][9]
Voorgeschiedenis - Het Comité-Delors en discussie rond de EMU
[bewerken | brontekst bewerken]
De grote man achter het streven naar een politieke unie was Jacques Delors, de voorzitter van de Europese Commissie. Delors wilde nog vóór 2000 de Europese Gemeenschap omvormen tot een politieke federatie met de Europese Commissie in de rol van de uitvoerende macht.[10][11] Het Comité voor het bestuderen van de Economische en Monetaire Unie, kortweg Comité-Delors genoemd, zette in navolging van de Europese Akte een stappenplan op voor een Economische en Monetaire Unie (EMU) en de invoering van één munt. Dit was in de ogen van Jacques Delors het logische vervolg om de Europese interne markt te voltooien. Het "Rapport-Delors" legde een belangrijke basis voor de afspraken die later over de EMU werden vastgelegd in het Verdrag van Maastricht.[12]
Delors riep met zijn openlijke ambities om te komen tot een politieke federatie veel tegenkrachten op. In Groot-Brittannië was Margaret Thatcher al jaren een fel tegenstander van Europese centralistische ambities. Haar minister van Financiën, Nigel Lawson, was bang dat een Europese eenheidsmunt de eerste stap zou zijn naar een politieke federatie. Hij was voorstander van een vast systeem van wisselkoersen, maar hij was niet plan om het Britse monetaire beleid over te dragen aan een nieuw op te richten Europese Centrale Bank. Lawson verdacht Delors ervan dat hij via de achterdeur probeerde te komen tot een federale Europese regering: een politieke unie die in feite de "Verenigde Staten van Europa" zou gaan inhouden.[13]
Het Comité-Delors[14] onderzocht in 1988-1989 op welke wijze voor de Europese Gemeenschap een economische en monetaire unie tot stand kon worden gebracht. Op 17 april 1989 bracht het comité een verslag uit. Stapsgewijs zouden de lidstaten van de EG moeten toewerken naar één Europese munt en één autonome bankinstelling. In de eerste fase zouden alle Europese munten worden ondergebracht in het Europees Monetaire Stelsel (EMU). Dit was tegen het zere been van de Britten. Volgens Thatcher leefden de voorstanders van één centrale munt in 'een droomwereld'[15] Nog dezelfde maand nodigde Thatcher de Nederlandse minister-president Ruud Lubbers uit voor een bilateraal overleg op landgoed Chequers. Margaret Thatcher liet zich bijstaan door Nigel Lawson, de Britse minister van Financiën, en Geoffrey Howe, de Britse minister van Buitenlandse Zaken. Ruud Lubbers nam de eervolle invitatie aan. Hij liet zich souffleren door Onno Ruding, de toenmalige Nederlandse minister van Financiën, en Hans van den Broek, de toenmalige Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken. Tijdens de Chequers-bijeenkomst bleken de Britten op het verkeerde paard te hebben gewed: de Nederlanders waren een voorstander van de EMU.[16][17]

De Chequers-discussie werd een voorbode van de problemen die Ruud Lubbers in het najaar van 1991 op zijn politieke bord kreeg als EG-voorzitter om te komen tot het Verdrag van Maastricht. In postuum gepubliceerde interviews keek Lubbers in de periode 1992-1995 terug op de binnen Chequers gevoerde discussie. Lubbers: ‘Als er afzonderlijke munten zijn, moet je onevenwichtigheden van tijd tot tijd bijstellen. Anders ontploft het hele stelsel. Aanpassing voorkomt crisis. Zolang die ene munt er niet is, moet een land dat niet met de sterksten mee kan zo nu en dan in alle nederigheid zijn munt aanpassen. Margaret Thatcher leeft zélf in een droomwereld, waarin het mogelijk is om zonder aanpassingen valutacrises te voorkomen. Juist in Groot-Brittannië weigert men die realiteit onder ogen te zien. Het gesprek dat ik in 1989 in Chequers met haar had gevoerd ging voornamelijk over de toetreding van het Britse pond tot het Europees Monetair Stelsel. Thatcher vertelt mij bij die gelegenheid dat zij er tegen is, omdat Londen aan bewegingsvrijheid zou verliezen. Mijn antwoord daarop is dat zij mij doet denken aan een chauffeur die geen veiligheidsriem wil dragen, omdat die zijn bewegingsvrijheid verkleint. Die vergelijking doet haar echter niet van standpunt veranderen. Als er één Europese munt is, doet zich dat hele probleem niet meer voor. Dan zijn er wel andere problemen, zoals onevenwichtigheden en kostenverhoudingen binnen een land. Zie de consequenties van de invoering van de ene D-mark voor de vroegere DDR. De redenering is daarom dat je via het langzaam naar elkaar toe groeien van de verschillende economieën tot één Europese munt kunt komen. Dat is de inzet van Jacques Delors. Eisen die in het plan-Delors gesteld worden aan dat naar elkaar toe groeien zijn de zogeheten convergentiecriteria. Deze zijn terecht vrij hard.'[18]
Geschiedenis - Britse verdeeldheid en politieke spanningen in aanloop tot topconferentie in Maastricht
[bewerken | brontekst bewerken]
De harde opstelling van Margaret Thatcher zou nog vóór de onderhandelingen in Maastricht tot haar politieke val leiden. De pro-Europese Geoffrey Howe, Thatchers eerste minister van Financiën en een van de belangrijkste architecten van het gedachtegoed dat als "Thatcherisme" de geschiedenis is ingegaan, nam in november 1990 ontslag. Hij was al door Thatcher van het departement Buitenlandse Zaken gehaald omdat hij te pro-Europees zou zijn en kreeg een functie als plaatsvervangend Prime Minister die grotendeels leeg van inhoud was. Op dramatische wijze legde Geoffrey Howe zijn standpunt uit binnen het Britse parlement.[19][20][21][22][23] Howe benadrukte in zijn rede dat het Verenigd Koninkrijk al veel eerder lid had moeten worden van het Europese systeem van wisselkoersen en ridiculiseerde Thatchers nachtmerriescenario van een Europese superstaat.[24] Vervolgens ontstond een machtsstrijd binnen de Conservatieve partij.[25] John Major, Thatchers minister van Financiën na het vrijwillige ontslag van Nigel Lawson, kwam na een aantal stemrondes als winnaar uit de strijd. Hij verkreeg het leiderschap van een politieke partij die potentieel reeds gespleten was over het Europa-vraagstuk voordat de onderhandelingen over het uitvoeren van het Rapport-Delors konden gaan beginnen onder Luxemburgs en Nederlands EG-voorzitterschap.[26]

Delors had niet alleen in Groot-Brittannië belangrijke personen tegen zich in het harnas gejaagd. Ook binnen de Deense, Luxemburgse, Portugese en met name Franse regering hadden velen genoeg van de centralistische ambities van Jacques Delors.[27] Delors had echter wel een belangrijke medestander, de Duitse bondskanselier Helmut Kohl.[28][29] Het lag gevoelig in zijn eigen land en partij-achterban, maar Kohl was bereid de Duitse Mark op te geven voor een hoger doel: het intensiveren van de Europese samenwerking. Landen die één munt hadden, die voerden geen oorlog met elkaar zo was zijn filosofie.[30][31] Kort na de val van de Berlijnse muur had Helmut Kohl ideeën ontwikkeld over de wijze waarop een verenigd Duitsland geïntegreerd zou worden in een Europa waarin Duitsland zijn medeverantwoordelijkheid zou dragen voor de vrede en veiligheid van Europa als geheel. Kernpunt daarin was ook een politieke samenwerking tussen de Europese lidstaten.[32]

In 1991, tijdens de onderhandelingen om te komen tot het Verdrag van Maastricht, stond veel op het spel. De gezamenlijke EG-leiders moesten het definitieve antwoord geven op de economische en geopolitieke kwesties waarmee Europa sinds het midden van de jaren tachtig worstelde: het einde van de Koude Oorlog, de hereniging van Duitsland en de veranderingen die de economische crisis van de late jaren zeventig en tachtig teweeg had gebracht. Na het vallen van het IJzeren Gordijn wilden de staten van Centraal- en Oost-Europese landen graag lid worden van de EG-familie. Tegelijkertijd verdampte binnen verschillende EG-landen de euforie over het einde van de Koude Oorlog. De EG was diep verdeeld geraakt over de wijze waarop Joegoslavië uiteen was gevallen. Duitsland wilde Kroatië en Slovenië, die zelf de onafhankelijkheid hadden uitgeroepen, zo snel mogelijk als onafhankelijke staten erkennen. Frankrijk, Groot-Brittannië en Nederland waren het daar niet mee eens. Ze vreesden dat een dergelijk gebaar de Joegoslavische crisis zou verergeren. Veel politici en opiniemakers beschouwden de top in Maastricht als de laatste echte kans om de Europese samenwerking een nieuwe basis te geven, vóórdat de uitdaging van uitbreiding en nationale reflexen verdere integratie zouden bemoeilijken of tot stilstand konden brengen. De Duitse bondskanselier Helmut Kohl en de Franse president François Mitterrand wilden die kans grijpen, koste wat kost. Het oprichten van de EMU was in hun de sleutel tot een hoger doel. 'De Europese munt moet onomkeerbaar zijn, iets waar onze opvolgers niet meer aan kunnen tornen', aldus Mitterrand. Kohl en Mitterrand namen Wim Kok, de Nederlandse minister van Financiën, apart op 8 december 1991. 'Wim, het is nu of nooit. Dit mag niet mislukken.'[33] Nederland was voorzitter van de Europese top in Maastricht, maar de marsorders werden gegeven door Kohl en Mitterrand.[34][35]
Geschiedenis - Zwarte Maandag en machtsstrijd rond een federaal Europa
[bewerken | brontekst bewerken]
Het Nederlandse voorzitterschap van de IGC Europese Politieke Unie (EPU) begon onder slecht gesternte. Minister van Buitenlandse Zaken Hans van den Broek en zijn staatssecretaris Europese zaken Piet Dankert leden een zware nederlaag met het door hun ministerie opgestelde eerste verdragsontwerp. Tijdens een bijeenkomst in Brussel van de ministers van Buitenlandse Zaken werd op het maandag 30 september, "Zwarte maandag", door een overgrote meerderheid werd weggestemd. Het voorstel was te federaal in veler ogen. Alleen België stemde vóór.[36] Op de achtergrond van "Zwarte Maandag" woedde een heimelijke machtsstrijd tussen de Europese Commissie en met name Frankrijk. Zij voerden deze machtsstrijd via de kleine lidstaten die in 1991 het roulerend voorzitterschap bekleedden: Luxemburg en Nederland. De Fransen gebruikten de Luxemburgse regering om hun eigen voorstel te lanceren voor meer Europese samenwerking, maar zonder het federale gedachtegoed waar Jacques Delors zijn zinnen op had gezet. De Fransen wilden een uitbreiding van samenwerking waar de feitelijke macht in handen bleef van de lidstaten. Delors en zijn medewerkers vonden in het Nederlandse kabinet-Lubbers een stroman om de eigen variant van een politieke unie te pushen. Zij wilden aanzienlijk meer invloed voor de Europese Commissie en het Europese Parlement.[37] Met name Piet Dankert, de Nederlandse staatssecretaris voor Europese zaken, wilde concrete stappen in de richting van een Europese federatie. Dankert[38], voorzitter van het Europees Parlement van 19 januari 1982 tot 24 juli 1984, was een overtuigd federalist.[39] Het ontwerp-verdrag zoals ontworpen door de Luxemburg in de eerste helft van 1991 werd opzij geschoven. Dankert en zijn ambtenaren schreven een gloednieuw ontwerp met radicaal federale ideeën ten aanzien van een politieke unie met een sterke uitvoerende macht voor Europese Commissie. Dankert kon grotendeels zijn gang gaan omdat zijn minister, Hans van den Broek, zijn politieke handen vol had aan de Europese politieke crisis die samenhing met het uiteenvallen van Joegoslavië.[40][41][42] Ruud Lubbers was bezig zijn kabinet te redden: het politiek ingrijpen in de WAO leidde bijna tot de val van kabinet Lubbers III.[43] Achteraf is uit een dissertatie-onderzoek gebleken dat medewerkers van de Europese Commissie hadden meegeschreven aan het voorstel.[44][45][46]
De Nederlandse regering wilde zich echter niet uit het veld slaan. Lubbers: 'Zwarte Maandag had een moment kunnen zijn om te zeggen: nou, dat lukt dus niet. We hebben wel een top, maar een top zonder ambitie.' De voortgang van de ICG Europese Unie werd grotendeels in handen gelegd van Peter Nieman, de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiger in Brussel. Maar ook het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken zette zijn schouders eronder. 'Het was geweldig spannend. Het hele ministerie stond onder ongelofelijke druk en er heerste een sfeer van alle hens aan dek, aldus toenmalig secretaris-generaal Ben Bot. 'We hebben na Zwarte Maandag alle directeuren-generaal bij elkaar geroepen en gezegd: hoe dan ook, we móeten zorgen dat het verdrag erdoor komt. Dus terug naar de tekentafel en kijken of we uitgaande van de pijlerstructuur toch tot een verdrag in elkaar kunnen zetten dat een kwantumstap voorwaarts is vergeleken met het Verdrag van Rome.'[47]

Een week na "Zwarte maandag", op 5 oktober 1991, kwamen de ministers van Buitenlandse Zaken bijeen op Kasteel de Haar. De Britten, gesteund door de Nederlanders, waren tegen een gemeenschappelijke Europese defensie. Een gemeenschappelijk defensiebeleid, met een nadrukkelijke aanwezigheid van de NAVO, was wél aanvaardbaar. Lubbers en Van den Broek zetten vervolgens alle zeilen bij om John Major en Douglas Hurd tegemoet te komen. Groot-Brittannië en Italië, geïrriteerd dat de Frans-Duitse as de Europese politiek domineerde, stelden zelf een eigen defensie-voorstel op om in ieder geval aan te tonen dat het debat niet door de Fransen en Duitsers bepaald werd.[48]
Geschiedenis - Compromissen en doorbraken in aanloop naar Maastricht
[bewerken | brontekst bewerken]
Op 8 november had de Nederlandse regering een nieuw voorstel ten aanzien de vorming van de op te richten Europese Unie. Dit greep terug op het voorstel dat de Luxemburgse regering eerder dat jaar had gepresenteerd als roulerend voorzitter.[49] Met dit voorstel maakte Lubbers, die na "Zwarte maandag" zaken had weggetrokken bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, een rondgang langs de Europese hoofdsteden. Londen was de zesde hoofdstad die hij bezocht, samen met Hans van den Broek en vicepremier Wim Kok. Dit overleg, op 20 november 1991, zou meer dan vijf uur gaan duren. Lubbers wilde voorkomen dat het in Maastricht tot een enorme botsing met de Britten zou komen.[50] Het was een voorstel met drie pijlers in de vorm van een "tempel" in plaats van een "boom" zoals het Dankert-voorstel beoogd had. De eerste pijler werd gevormd door de Europese Gemeenschappen (conform het Verdrag van Rome), de tweede pijler een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en de derde pijler een samenwerking van justitie en binnenlandse zaken. Voor de tweede en derde pijler zouden aparte supranationale organisaties worden opgericht in plaats van het onder te brengen bij de Europese Commissie.[51]
Tijdens een besloten bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken op 12 november 1991 in Noordwijk werd ondertussen een belangrijke doorbraak bereikt ten aanzien van de uitbreiding van het vetorecht van het Europese Parlement. Groot-Brittannië ging akkoord met de "conciliatieprocedure": het Europees Parlement werd op een groot aantal terreinen medebeslisser (co-decisie) in communautaire wetgeving. Het Europees Parlement zou dus samen met de Raad van Ministers een wetgevende macht worden. Ook kwam overeenstemming over een van de grootste vernieuwingen: het Europese burgerschap. De Europese Akte had in 1986 reeds het pad geëffend voor vrij verkeer van goederen en personen. Met het Verdrag van Maastricht kregen Europese burgers formeel vrijheid van verkeer en verblijf alsmede actief en passief kiesrecht voor het Europees Parlement en gemeenteraadsverkiezingen in de staat van verblijf.[52]
Het was echter niet gemakkelijk om te komen tot een geheel nieuwe constructie hoe de met het Verdrag van Maastricht op te richten Europese Unie georganiseerd zou worden. In de meeste lidstaten bestond weinig publieke of parlementaire interesse in de verdragsonderhandelingen. Groot-Brittannië vormde de uitzondering.[53] Er bestond daar een breed en indringend eurosceptisme en uiterlijk halverwege 1992 zouden algemene verkiezingen plaatsvinden. Alle intergouvernementele conferenties waren daarom nieuwswaardig. Met name de nadruk van de Britse regering van een wenselijke opt-out voor de monetaire unie kon op veel aandacht en breed gedragen steun rekenen.[54]

Groot-Brittannië, formeel het Verenigd Koninkrijk geheten, was pas in 1973 lid geworden van de Europese Economische Gemeenschap. Als gevolg van de afwezigheid bij de geboorte van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (Verdrag van Rome, 1957) had het het Verenigd Koninkrijk geen invloed gehad op de ideologie achter de gemeenschap en de wijze waarop na 1957 de Europese samenwerking werd ingericht. Na 1957 waren er pogingen geweest om lid te worden, maar deze ketsten af. De Franse president Charles de Gaulle gebruikte bij herhaling zijn vetorecht om lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk tegen te werken.[55][56][57] Tijdens het Franse president van Georges Pompidou kwam het Verenigd Koninkrijk vervolgens succesvol in gesprek met de EEG. De Conservatieve Prime Minister Edward Heath leidde in 1973 het Verenigd Koninkrijk de EEG in, maar verloor vervolgens de algemene verkiezingen. Harold Wilson nam namens de Labour partij het stokje over, heronderhandelde de lidmaatschapsvoorwaarden met de EEG en schreef in 1975 een referendum uit om instemming van de Britse bevolking te krijgen.[58] Vervolgens bleek dat het lidmaatschap van de EEG het Verenigd Koninkrijk niet bracht wat beoogd was. In plaats van meeprofiteren met de welvaart van Europa kreeg bijvoorbeeld de verouderde Britse industrie zware klappen omdat zij de concurrentie met de innovatieve Duitse industrie niet aankon. Frankrijk had bovendien toegangseisen gesteld en deze bleken in de weerbarstige praktijk ten koste te gaan van het Britse visserij- en landbouwbeleid. Het Verenigd Koninkrijk kon voorheen goedkoop landbouwproducten inkopen bij leden van de Britse Commonwealth of Nations (met name Canada, Australië en Nieuw-Zeeland), maar werd vanaf 1973 gedwongen in EEG-verband veel hogere prijzen te betalen voor Franse importproducten. Met de stijgende voedselprijzen ontstond binnen Groot-Brittannië kritiek op de EEG en dit zich vertaalde zich in verdeeldheid binnen de Britse politieke partijen, eerst binnen de Labour partij en vervolgens binnen de Conservatieve partij. Het Verenigd Koninkrijk werd bovendien lid van de EEG op het moment dat de 30 jaar van groei en bloei van de kernlanden van de EEG voorbij was. In de jaren zeventig zette zich internationaal een economische recessie in die in de jaren1980 sociaal ontwrichtend zou uitpakken.[59][60]

In de aanloop tot de onderhandelingen aangaande het Verdrag van Maastricht bestuurde de Britse Prime Minister John Major een Verenigd Koninkrijk dat zich in zware economische problemen bevond terwijl de Britse publieke opinie weinig welwillend was aangaande de voortschrijdende Europese integratie. Major had een zwakke positie in zowel zijn eigen partij als kabinet - de meeste ministers zoals verzameld door Margaret Thatcher waren op hun post gebleven.[61] Major had te maken met een opportunistische parlementaire oppositie en een omvangrijke groep Eurosceptici binnen zijn eigen politieke partij. De Labour partij was ideologisch gezien vóór Europa, maar zou opportunistisch tegenstemmen ongeacht de inhoud van het verdrag.[62]
De Labour partij in oppositie en de eurosceptische parlementariërs van de Conservatieve partij hadden tezamen getalsmatig een meerderheid in het Britse Lagerhuis. Prime Minister John Major en Foreign Secretary Douglas Hurd hadden daarom weinig politieke armslag in de richting van de Maastricht-onderhandelingen. Er bestond in Groot-Brittannië een publieke verwachting dat Major algemene verkiezingen zou houden vóór de onderhandelingen in Maastricht om op deze wijze een sterk politiek mandaat te krijgen, maar Major verschoof de datum naar midden 1992.[63] In Britse ogen lag de term "federalisme" bovendien gevoelig. Lidstaat Luxemburg had de term opgenomen in eigen ontwerp-verdrag zonder te realiseren dat het in Groot-Brittannië de connotatie had van onuitspreekbare disloyaliteit en onbenoembare perversiteit. Bovendien was de eurosceptische Margaret Thatcher actief als backbencher binnen het Britse Lagerhuis en mobiliseerde een groep eurosceptici binnen parlement en pers: "tezamen komen in Europa" mocht ontaarden in "meer centralisatie".[64] Het "F-woord" leidde dankzij haar tot een politieke rel. Thatcher dreigde het verdrag weg te stemmen met steun van haar geestverwanten.[65] De Duitse politici stonden juist positief tegenover de term omdat Duitsland zelf een systeem heeft waarin de Länder (de deelstaten) veel macht hebben. Volgens Douglas Hurd was het daarom vooral een taalprobleem en de term moest daarom uit het verdrag gehouden worden.[66] 'Wat maakt het ook uit wat de term is, zolang wij het echte ding maar krijgen', zo was de reactie van Jacques Delors.[67]
De Britse premier John Major was gedwongen zijn bottom line duidelijk uiteen te zetten in het Britse Lagerhuis vóórdat hij in Maastricht ging onderhandelen. Op 20 november 1991 deelde Major aan zijn Britse mede-parlementariërs mee hoe hij de onderhandelingen in Maastricht zou ingaan: geen federalisme, geen concessies aan één Europese munt, geen sociaal handvest, geen gemeenschappelijk defensiebeleid. Samenwerking op terrein van defensie, buitenlandse zaken en binnenlandse zaken: ja. Ondergeschikt aan Europa: nee. Het waren standpunten die reeds bekend waren bij de andere Europese regeringsleiders. John Major was alle Europese hoofdsteden afgereisd om zijn positie duidelijk te maken. Met name met de Duitse bondskanselier Helmut Kohl had Major een goede werkrelatie opgebouwd.[68]

Douglas Hurd, de Britse minister van Buitenlandse Zaken, had reeds een eigen "tegenverdrag" laten opstellen binnen zijn eigen (Britse) departement. In een vroeg stadium had Hurd vastgesteld dat het Verdrag van Maastricht primair zou draaien om de fundamentele vraag op welke wijze de Europese Gemeenschap zou groeien in de richting van een Europese Unie. Ook had hij tijdens gesprekken met internationale collega's vastgesteld dat de lidstaten verdeeld waren over de vraag of het gedachtegoed van Jean Monnet als een doctrine blindelings moest worden uitgevoerd. Dit veronderstelde een graduele groei, sector voor sector, van de overdracht van macht door de Europese naties naar supranationale Europese instituties: eerst kolen en staal, vervolgens nucleaire energie, vervolgens de gemeenschappelijke economische markt, daarna de gemeenschappelijke munt. De Monnet-doctrine volgend: er zou ongetwijfeld de harmonisatie van belasting, sociale uitkeringen en pensioenen volgen. Op termijn zou er zoveel machtsoverdracht komen dat de "Verenigde Staten van Europa" gecreëerd zou worden. Hurd had geconstateerd dat ruim de helft van de lidstaten dit voorstonden, maar dat er ook lidstaten waren die er niet in geloofden. De Fransen hadden bijvoorbeeld een weerzin tegen de Europese Commissie en hadden niet de intentie om hun nucleaire wapens of een permanente zetel in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties over te dragen aan "Europa". Ook voor de Britse regering was dit geen optie. Douglas Hurd liet daarom tijdig een voorstel voorbereiden waarmee hij tot de tanden gewapend kon gaan onderhandelen: niet de "boom" zoals de Monnet-doctrine voorschreef (en zoals Piet Dankert liet uitwerken), maar een "tempel" met drie pilaren. Terwijl de Nederlandse regering na "Zwarte Maandag" werkte aan een voorstel van een "tempel met die pijlers", waren de Britten dus zelfstandig óók aan het ontwerpen. De grondgedachte die Douglas Hurd liet uitwerken was: alleen collectief handelen als Europeanen als dit strikt noodzakelijk was omdat actie op nationaal niveau inadequaat zou zijn. Dit was vloeken in de "Monnet-kerk", maar het Verdrag van Maastricht kon zodanig centralistisch gaan uitpakken dat "ketterij" noodzakelijk werd. Major voelde zich hier niet gemakkelijk bij en vreesde achteraf te kunnen worden beschuldigd van deceptie. Binnen de eigen politieke partij werden daarom gesprekken gevoerd, terwijl Douglas Hurd en John Major een week voor de onderhandelingen in Maastricht ook naar Den Haag kwamen om Ruud Lubbers uit te leggen wat de Britse modus operandi zou zijn. Hurd en Major kregen in Den Haag inzage het voorstel-verdrag zoals bijna gereed was. Tot opluchting van Douglas Hurd was de centralisatie-gedachte was verwijderd. Er bleven alleen nog retorische vraagstukken over die aandacht verdienden. Hurds collega Norman Lamont, de Britse minister van Financiën, was inmiddels al aan het onderhandelen gegaan met zijn Europese collega-ministers. Het leek erop dat Groot-Brittannië een "opt-out" kon krijgen ten aanzien van de eenheidsmunt. Ook op sociaal terrein - een hoofdstuk in het verdrag die een wettelijke basis zou geven voor uiteenlopende wetgeving op het gebied van arbeid en sociale uitkeringen - stond Groot-Brittannië geïsoleerd. Michael Howard, de Britse minister voor Werkgelegenheid, wilde niet instemmen met de tekst die in Maastricht formeel gepresenteerd zou worden. Hurd was het met hem eens. Samen met John Major legde hij dit begin december Ruud Lubbers voor. In zijn private dagboek noteerde Hurd: 'Lubbers tastte vriendelijk en Jezuïtisch [dat was zijn opleiding] onze eindpositie uit. Wij spraken verder over de sociale paragraaf. Onze isolatie zal sterker worden, maar dat kan niet verholpen worden.'[69]
Tegelijkertijd liet ook Jacques Delors nadrukkelijk van zich horen. In een toespraak aan het Europese parlement noemde hij het tempel-model 'georganiseerde schizofrenie' en dreigde het voorstel af te keuren zodra het definitief werd ingediend.[70][71]
De IGC-EMU verliep minder tumultueus dan de IGC-EPU. Het Nederlands voorzitterschap had een tussenproduct van een Verdragstekst overgenomen van het Luxemburgs voorzitterschap uit de eerste helft van 1991. Hierin was nog geen enkele serieuze knoop doorgehakt. Ondanks verzet van de Zuid-Europese lidstaten zette het Nederlandse voorzitterschap er op in dat alleen lidstaten die aan convergentiecriteria voldeden zouden mogen toetreden tot de EMU. Een belangrijk strijdpunt was ook de vertegenwoordiging van de EMU in het internationale overleg over monetaire en wisselkoersaangelegenheden. De IGC-EMU werd het erover eens dat de EMU in drie fasen zou worden gerealiseerd, met de overgang naar de gezamenlijke munt en de oprichting van de ECB in de derde fase. In de tweede fase zou het Europees Monetair Instituut worden opgericht, ter voorbereiding van de ECB. Welke landen bij start van de derde fase zouden toetreden zou door de convergentiecriteria worden bepaald. Hoe en door wie het besluit over de start van de derde fase zou moeten worden genomen was tot aan de beraadslagingen van Maastricht nog onduidelijk. Datzelfde gold voor de eventuele uitzonderingspositie van het Verenigd Koninkrijk. Wim Kok heeft in de laatste vergadering van de IGC vooraf aan Maastricht nog krachtig gevochten voor een sterkere rol van het Europese Parlement bij de besluitvorming binnen de EMU.[72]
Geschiedenis - Onderhandelingen tijdens de topconferentie in Maastricht
[bewerken | brontekst bewerken]
Op 9 en 10 december kwam de Europese Raad van regeringsleiders bijeen voor een topconferentie ("Europese top" of "Eurotop") in het Gouvernement aan de Maas in Maastricht. Ook de vakministers van de lidstaten waren aanwezig. Voor de conferentie was de ronde feestzaal in het Statengebouw van het provinciehuis ("Limburgs Gouvernement") omgebouwd tot vergaderzaal. Het MECC-congresgebouw fungeerde als perscentrum.[73] Koningin Beatrix ontving de Franse president François Mitterrand, de elf minister-presidenten van de andere lidstaten (waaronder Helmut Kohl en John Major), alsmede commissievoorzitter Delors voor een lunch in het kasteel-restaurant Neercanne. Zij maakte grote indruk door mede te delen dat zij bereid was af te zien van haar beeltenis op de toekomstige munt. 'Ik zal geen bezwaar maken wanneer ik mijn hoofd op onze munt moet offeren voor een ecu,' zo sprak de vorstin.[74] De Britse krant The Times kopte dat koningin Beatrix bereid was haar kroon te riskeren.[75] Ondanks alle diplomatieke inspanningen voorafgaande aan de conferentie bleef het tot het laatste moment spannend of de bijeenkomst met een positief resultaat kon worden afgesloten. Het door topkok Cas Spijkers bereide slotdiner werd als lopend buffet opgediend aan journalisten, politie-mensen en andere medewerkers, omdat de politici moesten door vergaderen.[76]
Bijna alle lidstaten vonden dat er één Europese munt moest komen, maar verder verdedigden alle landen hun eigen belangen. Behalve bij Groot-Brittannië was er daardoor wel een wil om door te zetten en onderling concessies te doen.[77] Aanvankelijk was door de verschillende posities van de lidstaten en hun deelbelangen geen sprake van een blok "continent" dat tegenover het Verenigd Koninkrijk stond, maar dat werd het wel tijdens de onderhandelingen in Maastricht naarmate bleek dat Groot-Brittannië slechts één motief had om mee te werken aan de Europese integratie: het vrijhandelsaspect (economische samenwerking en open grenzen). Het Verenigd Koninkrijk was faliekant tegen de Europese munt en Europese sociale wetgeving. De Britten wilden geen Europese defensie en geen federaal Europa.[78]
De Britten konden alles met een veto blokkeren. Dit zorgde voor grote spanningen tijdens de conferentie. De conferentie was in de woorden van Wim Kok, de toenmalige minister van Financiën en vicepremier, daardoor een continu gevecht. Uiteindelijk werd de oplossing gevonden in een Brits opt-out. Daardoor kon in ieder geval overeenstemming worden bereikt ten aanzien van de EMU omdat inmiddels na een initiatief van Andreotti en Mitterrand ook een akkoord was bereikt over de besluitvormingsprocedure over de de start van de derde EMU-fase.[79] Dit was een monetair eenwordingsproces waarvan de eerste stappen reeds waren gezet in de jaren zestig, een ingewikkelde geschiedenis kende als gevolg op de opstelling van Frankrijk en gevoeligheden in Duitsland, omdat de Duitse Mark moest worden "opgeofferd", kon eindelijk afgerond worden.[80]
Geschiedenis - Normant Lamont en het veiligstellen van een akkoord over de EMU tijdens de topconferentie in Maastricht
[bewerken | brontekst bewerken]
Norman Lamont, de Britse minister van Financiën, was een politicus in de politieke traditie van Margaret Thatcher. Kort na aantreden als minister had hij ontdekt wat de Britse ambtenaren hadden bedacht om tóch bij Europa te kunnen blijven behoren, maar zonder deelname aan de EMU: een opt-out bedingen. Via een opt-out hoopte John Major (zijn voorganger als minister van Financiën onder Margaret Thatcher en inmiddels de Prime minister die Lamont tot minister van Financiën had verheven) in het hart van de Europese besluitvorming te kunnen blijven zonder een definitieve commitment aan te gaan en daarmee de Conservatieve partij verenigd te kunnen houden. Lamont besefte dat een opt-out slechts het rekken van tijd was, maar hij speelde het spel wel mee tijdens de voorbereidende Europese vergaderingen en conferenties ten aanzien van de EMU die eind 1990 begonnen. Hij wist het beginsel veilig te stellen in de aanloop tot de conferentie in Maastricht. Lamont was echter ook een uitgesproken persoonlijkheid. Hij ergerde zich over de wijze waarop de Europese leiders bijeenkwamen. Belangrijke zaken werden niet in formele vergaderingen besproken, maar in extravagante lunches met veel alcohol en sigaren. Op deze wijze werd een sfeer gecreëerd waardoor Europese leiders gemakkelijker gebroederlijk tot overeenstemming kwamen zoals Jacques Delors en de ambtenaren van de Europese Commissie voorbereid hadden. Lamont zag in dat de lunches ook werden misbruikt als politiek instrument door de Europese Commissie door de afwezigheid van nationale ambtenaren bij deze feestelijke maaltijden. Britse ambtenaren konden op kritieke momenten daardoor hun minister niet waarschuwen. Tijdens de onderhandelingen voor het Verdrag van Maastricht hoorde Lamont tijdens een lunch voor het eerst Europese politici openlijk en enthousiast zeggen dat zij werkten aan een Europese staat. Dit was een kwestie die buiten de vergadertafels en uitgebreide lunches niet publiekelijk door dezelfde personen benoemd werd. Bovenal was het een kwestie die zeer gevoelig lag in zowel de Britse publieke opinie als parlement. Zelfs Lamonts Franse collega, in Lamonts ogen een realistisch man, was ervan overtuigd dat zijn kinderen onder een Europese regering zouden gaan leven. Lamont was het er niet mee eens en trok voor zichzelf de streep: hij onderhandelde simpelweg iets uit voor het Britse parlement waar met een "ja" of "nee" op een geschikt moment geantwoord kon worden.[81]

Het was Norman Lamont die voor drama zorgde tijdens de conferentie in Maastricht. In Wim Kok, zijn Nederlandse collega en voorzitter van de IGC-EMU, trof Lamont gevoelsmatig een tegenstander aan. Tijdens een lunch met een 1979 Château Yon Figeac St-Emilion had Lamont in een van de voorbereidende vergaderingen al ontdekt dat de meeste van zijn Europese collega's slechts eenmaal een verdragstekst (het Verdrag van Maastricht) wilden gaan voorleggen aan de nationale parlementen, om het vervolgens aan de nationale regeringen en de Europese Commissie over te laten om besluiten te nemen over de eenheidsmunt en de kwalificaties daarvoor voor lidstaten. Wim Kok verbaasde Lamont door te zeggen: 'Als wij parlementen betrekken in deze zaak dan zullen zij tegen de eenheidsmunt stemmen en zal Europa nooit zijn lotsbestemming bereiken.'[82] Tot Lamonts grote ergernis wilde Kok, in Lamonts ogen een snel geprikkelde man die zijn ware gezicht verborg in de richting van zijn Europese collega's, tijdens de vergadering van de ministers van Financiën in Maastricht een door Lamont opgesteld protocol regel voor regel doornemen in de vergadering in plaats van als niet-onderhandelbaar document overnemen. Ondanks protesten van Lamont zette Kok door en zei dat de vergadering wellicht het document wilde amenderen. Lamont antwoordde daarop dat de opt-out uitsluitend op Groot-Brittannië betrekking had en dat dit niet onderhandelbaar was. Desondanks begon Kok het protocol regel voor regel door te nemen. Een woeste Lamont stond op en verliet het vertrek zonder om schorsing van de vergadering te vragen. Hij had met slaande deuren willen vertrekken, maar helaas was de deur zo zwaar dat hij alleen maar erg langzaam bewoog en in het slot viel zonder veel geluid te maken. Na overleg met John Major en Ruud Lubbers in een ander vertrek kwam Lamont terug. In zijn afwezigheid was de opt-out geaccepteerd zonder enige amendement. Lamont was ervan overtuigd dat hij via zijn weglopen een door Kok uitgezette val was ontlopen.[83]
De Nederlandse versie van de gebeurtenissen is uitgebreider. Wim Kok wilde een protocol puntsgewijs doornemen die wel met de Britten was afgestemd, maar nog niet door de andere IGC-leden was ingezien. Kok begon daarom de tekst regel voor regel door te nemen. Na het vertrek van Lamont, die na enkele minuten zijn ambtenaren terugriep uit de vergaderzaal, besloot Kok dat de opt-out tekst eerst door de IGC op topambtelijk niveau zou worden besproken. Op ministerieel niveau werd de vergadering stilgelegd. Kok kreeg daardoor de gelegenheid om contact met Ruud Lubbers te zoeken. Tegelijkertijd vergaderden de ambtenaren verder en konden een tekst bespreken die pas eerder die dag beschikbaar was gekomen. Het bleek dat er geen obstakels bestonden in de ogen van de andere lidstaten. Daardoor kon de IGC op ministerieel niveau worden hervat. Ook Lamont keerde terug in de vergaderzaal. In het Nederlandse kamp werd de woede van Lamont met verbazing aanschouwt. Lamonts demonstratieve actie was volstrekt onnodig geweest.[84]
Over de wijze waarop John Major en Ruud Lubbers tot overeenstemming zijn gekomen lopen de versies uiteen. Nog niet alle archieven zijn openbaar en de verschillende versies in gepubliceerde memoires zijn strijdig met elkaar of zwijgen over details.[85] Norman Lamont geeft in zijn memoires geen details, behalve dat hij moest wachten tijdens de lopende vergadering van ministers van Financiën totdat John Major en Ruud Lubbers, die een bilaterale bijeenkomst hadden, beschikbaar voor hem was.[86] John Major schreef in zijn memoires dat hij gewaarschuwd werd dat Lamont de vergadering had verlaten. Zijn ambtenaren knepen de vingers samen: hun opt-out werd bediscussieerd en hun minister was er niet bij. Tijdens een pauze van de besprekingen van regeringsleiders had Ruud Lubbers gevraagd of hij Major apart kon spreken over de sociale paragraaf omdat dit onderhandelingsdeel in een patstelling dreigde te eindigen. Major vroeg op zijn beurt of Norman Lamont daarbij kon zijn en liet naar Lamont zoeken. Ook Wim Kok kwam te voorschijn en wilde over Norman Lamont praten, aan de expressie van zijn gezicht te zien was dat in negatieve zin. Kok vertelde Major: 'Er zijn problemen. Ruud zal het je vertellen.' Lubbers startte met de eerste opt-out, de EMU. Hij benoemde een paar kleine problemen die waren voortgekomen uit de vragen van de ministers van Financiën. Die problemen werden snel opgelost nadat ook Norman Lamont aan het gesprek had deelgenomen. Major vertelde aan Lubbers en Kok dat hij geen politieke bewegingsruimte had voor de EMU opt-out. Maar, als hij de belofte kreeg dat hij de opt-out zou krijgen, dan zou hij de Nederlandse ambities niet blokkeren. Lubbers en Kok reageerden teleurgesteld en probeerden tegenwerking te geven, maar binnen enkele minuten gaven zij dit op. Major veronderstelde in zijn memoires dat Lubbers en Kok dit deden omdat er een groter gevaar uitging van de impasse rond de sociale paragraaf: dát kon het gehele verdrag in gevaar brengen. Major was tegen deze paragraaf omdat Europese rechters zich konden gaan mengen in Brits nationaal beleid. Ruud Lubbers, die zich volgens Major onberispelijk gedroeg, kwam uiteindelijk in het gesprek (waar ook de Duitse bondskanselier Helmut Kohl aanwezig was) tot een oplossing: de sociale paragraaf werd gedegradeerd tot protocol dat als appendix aan het Verdrag werd toegevoegd en met nadrukkelijke mededeling dat het niet voor het Verenigd Koninkrijk van toepassing was. Kohl stemde in. Major accepteerde de creatieve oplossing: unie-breed zou de sociale paragraaf dood zijn. Het zou alleen betrekking hebben op de andere elf lidstaten en via het protocol bij het verdrag zou dat nadrukkelijk worden vastgesteld.[87][88][89]

De Britse ambtenaar Jeremy Heywood heeft aan het thuisfront meer verteld. Dat is postuum gepubliceerd in 2021. Volgens Heywood heeft Wim Kok in december 1991 de vergadering geschorst nadat Norman Lamont was weggelopen. Lamont verdween uit de vergaderruimte, op de hielen gezeten door een Britse ambtenaar. Deze Britse ambtenaar kon later aan zijn collega's vertellen wat er gebeurd was. John Major had gesproken met zowel Lubbers als Helmut Kohl. Lubbers en Kohl hadden vervolgens Wim Kok medegedeeld dat hij het Britse voorstel voor de opt-out moest accepteren. De rest van de bijeenkomst van de ministers van Financiën was vervolgens, vanuit het Britse perspectief, eenvoudig geweest omdat het Britse doel bereikt was.[90]

Ook de herinneringen van Ruud Lubbers zijn postuum gepubliceerd. Lubbers vertelde in de periode 1992-1995 aan historicus Theo Brinkel: 'Iedere speler heeft zijn eigen rol. Helmut Kohl zet zich in voor het bewerkstelligen van strakke teksten over de EMU. De groei naar één Europese munt moet zorgvuldig gebeuren. De Bondsrepubliek moet haar D-mark er vol vertrouwen in kunnen laten overgaan. Later zullen daar juist in Duitsland de meeste zorgen over ontstaan. Kohl vindt ook dat het gehele werk in Maastricht af moet komen, omdat hij vreest dat wij de laatste generatie zijn die dit tot stand kan brengen. Hij voelt dat het tij zal verlopen. Op het einde is hij ook mede bereid om de concessies te dragen, die gedaan moeten worden aan John Major. Het lukt niet om het sociale luik bij het Verdrag onder te brengen. Ik vind dat jammer. Ik heb teksten klaarliggen met nog wat meer subsidiariteit erin, waarmee het volgens mij voor Groot-Brittannië aanvaardbaar had moeten zijn om het sociale luik te ondertekenen. Door het verloop van de vergadering en vooral door de ruzies over de EMU, is de rek eruit bij hen die juist een stevig communautair sociaal hoofdstuk willen, om ook nog op het sociale deel verdere concessies te doen. Vooral Norman Lamont, de Britse minister van Financiën, ligt ontzettend dwars. Op een gegeven moment zet Major hem opzij en gaat hij het zelf doen. Alleen zo komt de tekst voor het monetaire deel rond. De klok tikt door en dan komt Delors met de grap van de Britse opting-out voor de sociale paragraaf. Dat is een teleurstelling voor mij. Maar, om met wijlen Jan de Koning te spreken: “Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan.” Dit had echter beter gekund.'[91]
Geschiedenis - Na moeizaam onderhandelen overeenstemming over het Verdrag van Maastricht
[bewerken | brontekst bewerken]
De Britse delegatie kreeg uiteindelijk waar het om gevraagd had. De term "federaal" werd vervangen door "Ever closer union", een steeds hechter wordend verbond. John Major ging akkoord met het verdrag op voorwaarde dat Groot-Brittannië in later stadium kon afhaken van de eenheidsmunt. Denemarken vroeg en kreeg ook een opt-out hieromtrent. De sociale paragraaf verwerd tot een protocol waarbij nadrukkelijk vermeld dat het niet voor het Verenigd Koninkrijk van toepassing was. Voor de Britten was de sociale paragraaf onverteerbaar omdat dit politieke hervormingen op de Britse arbeidsmarkt teniet zou doen en de werkloosheid zou opstuwen. Alle politieke hervormingen zoals tot stand gebracht door onder meer Margaret Thatcher, Geoffrey Howe en Nigel Lawson dreigden teniet te worden gedaan. Voor de Britse Conservatieve partij was het daarom een principiële kwestie: het had de partij jaren gekost om protectionistische maatregelen van de eerdere Britse Labour-regering teniet te doen en de aanbodzijde van de markt te stimuleren. De Britten stonden lijnrecht tegenover de socialisten Mitterrand en Delors. Bovendien had Major te maken met muiterij in eigen gelederen. Michael Howard, de Brits verantwoordelijk minister, was niet in Maastricht aanwezig maar werd wel voortdurend op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen en had in feite van Major een vetorecht gekregen. De eurosceptische Howard, reeds door Margaret Thatcher benoemd tot minister van arbeidsaangelegenheden en door Major gehandhaafd op die positie, dreigde telefonisch om ontslag te nemen als minister indien Groot-Brittannië aan de onderhandelingstafel van Maastricht zou instemmen met de sociale paragraaf.[92]

De sociale paragraaf werd daarom omgezet in een apart protocol dat aan het verdrag werd toegevoegd. Groot-Brittannië kon niet de sociale paragraaf accepteren zoals hij was opgesteld door de Nederlandse regering, maar wilde evenmin een tweede opt-out of het gehele Verdrag van Maastricht saboteren. De andere lidstaten wilden niet de alternatieve tekst accepteren die door de Britten werd gepresenteerd. Mitterrand weigerde een verdrag te ondertekenen zonder de sociale paragraaf en vond steun bij de overige tien lidstaten. Ruud Lubbers kwam met de inventieve oplossing tijdens een onderonsje tussen Major, Lubbers en Kohl: Lubbers stelde een omgekeerde opt-out voor, een sociale paragraaf die niet voor de Britten gold als annex op het verdrag.[93] Kohl en Mitterrand konden daar mee instemmen.[94] Volgens Douglas Hurd toonde de slimme en altijd hoffelijke Lubbers daarmee zijn politiek vernuft.[95] Overigens heeft Lubbers zelf een andere lezing van deze doorbraak. Jacques Delors had het idee naar voren geschoven toen het nog over de EMU ging. Mogelijk was het als grap bedoeld en heeft Lubbers er inventief een draai aan gegeven door met juridische constructies te gaan spelen.[96]
Over de gemeenschappelijke defensie waren de gemoederen ook hoog op gelopen. De "Europeanen" hadden tegenover de "Atlantici" gestaan. Frankrijk was kampioen van de "Europeanen". Frankrijk was tussen 1966 en geen 1996 geen lid geweest van de NAVO, had eigen nucleaire wapens ontwikkeld en wilde een sterk Europees leger. De wens was een leger dat kon worden ingezet na unanieme opdracht van de Europese Raad van Ministers zonder medezeggenschap van het Europese parlement. Groot-Brittannië, Denemarken en Nederland waren uitgesproken "Atlantici": zij hechtten sterk aan goede betrekkingen met de Verenigde Staten. Uiteindelijk werd de strijdbijl begraven door er een taalkwestie van te maken: geen 'common defence' maar een 'common defence policy' (een gemeenschappelijk defensiebeleid dat op termijn kon leiden tot een gemeenschappelijke defensie). Douglas Hurd kon zich in deze terminologie vinden omdat het voorwaardelijk was. Het was "kunnen" in plaats van "zou moeten" en de individuele relaties van de lidstaten met de NAVO bleef ongemoeid.[97] Na twee dagen moeizaam onderhandelen kon de Maastrichtse Eurotop op 11 december 1991 om half 2 's nachts worden afgesloten met een akkoord.[98][99][100][101][102] In de ogen van Helmut Kohl had Ruud Lubbers met zijn voorzitterschap een historische prestatie geleverd.[103] Lubbers had er moeite mee dat Major de uitkomst van de Europese Raad in eigen land presenteerde als een persoonlijke overwinning. "Game, set and match" werd triomfantelijk aan de pers gemeld. Met name de Franse president Mitterrand was er razend over. Hij was niet gelukkig met het onderhandelingsresultaat omdat de sociale paragraaf ontbrak en vond dat voorzitter Nederland te veel ruimte had gegeven aan de Britten.[104] Jacques Delors vertelde journalisten dat hij de voorkeur gaf aan de regels van voetbal terwijl Major klaarblijkelijk die van rugby prefereerde. Het was daarom moeilijk voor hem om de prestatie van de Britse Prime Minister te duiden.[105] John Major had echter niets met de frase te maken. Het kwam uit de koker van zijn persvoorlichter. Douglas Hurd vond de vergelijking zeer pijnlijk. Diplomatie is geen tenniswedstrijd. Diplomatiek onderhandelen gaat volgens Hurd om het bereiken van een compromis, niet om het behalen van een triomfantelijke overwinning op een tegenstander.[106]
Achteraf heeft Ruud Lubbers op bijna academische wijze beschouwend terug gekeken op zijn voorzitterschap in gesprek met een Britse auteur. De fout die hij gemaakt had tijdens de Maastricht-onderhandelingen: het niet-waarderen van Majors onbuigzame houding ten aanzien van de sociale paragraaf. Als auteur van deze paragraaf dacht Lubbers voldoende materie te hebben ingebouwd om Groot-Brittannië te laten tekenen. Reflecterend op zijn eigen rol in het geheel: 'Als ik had geweten dat John Major in alle omstandigheden een opt-out nodig had, dan had ik het anders gespeeld.'[107]
Ondertekening van het Verdrag van Maastricht
[bewerken | brontekst bewerken]
Twee maanden later, op 7 februari 1992, vond de ondertekeningsceremonie plaats in hetzelfde gebouw waar de onderhandelingen hadden plaatsgevonden, ditmaal in de Statenzaal. Dat de ondertekening in Maastricht zou plaatsvinden – en daardoor de naam van die stad zou dragen – was niet vanzelfsprekend, omdat op dat moment Portugal het voorzitterschap van Nederland had overgenomen. De Portugezen waren echter net lid en hadden hun handen vol aan de organisatie van hun eerste topconferentie. Ze stemden er daarom in toe dat de ceremonie in Maastricht plaatsvond. De handtekeningen onder het verdrag werden gezet door de gevolmachtigde ministers van de twaalf toenmalige lidstaten van de Europese Gemeenschappen, in de meeste gevallen de ministers van buitenlandse zaken en die van financiën:[108]
- voor België: Mark Eyskens en Philippe Maystadt
- voor Denemarken: Uffe Elleman-Jensen en Anders Fogh Rasmussen
- voor Duitsland: Hans-Dietrich Genscher en Theodor Waigel
- voor Frankrijk: Roland Dumas en Pierre Bérégovoy
- voor Griekenland: Antonis Samaras en Efthymios Christodoulou
- voor Ierland: Gerard Collins en Bertie Ahern
- voor Italië: Gianni De Michelis en Guido Carli
- voor Luxemburg: Jacques Poos en Jean-Claude Juncker
- voor Nederland: Hans van den Broek en Wim Kok
- voor Portugal: João de Deus Pinheiro en Jorge Braga de Macedo
- voor Spanje: Francisco Fernández Ordóñez en Carlos Solchaga Catalán
- voor Verenigd Koninkrijk: Douglas Hurd en Francis Maude[109]
Norman Lamont, de Britse minister van Financiën, weigerde het Verdrag persoonlijk te ondertekenen. Hij kon niet verdragen dat zijn handtekening voor altijd op het Verdrag zou prijken. Francis Maude, de Financial Secretary to the Treasury, kwam in zijn plaats naar Maastricht.[110]
Moeizame ratificatie van het Verdrag van Maastricht
[bewerken | brontekst bewerken]
In de periode tussen de ondertekening en inwerkingtreding van het verdrag vonden volksraadplegingen plaats in drie van de twaalf lidstaten. Op 2 juni 1992 stemde een kleine meerderheid van de Denen tegen het verdrag. Door deze onverwachte uitslag kwam ratificatie op losse schroeven te staan, aangezien het verdrag alleen in werking kon treden als alle landen instemden. Op 18 juni stemden de Ieren vóór ratificatie en op 20 september deden de Fransen hetzelfde. Voor de Denen werden op de Europese top van Edinburgh in december 1992 enkele uitzonderingen gemaakt, waarna een meerderheid van de Denen bij een tweede referendum op 18 mei 1993 vóór het verdrag stemde.[111]
Na het eerste Deense referendum gingen Jacques Delors en de Europese Commissie over tot beleidswijzigingen. Wetgevingsprocessen werden afgestoten in de richting van de nationale staten en pogingen werden ondernomen om het wetgevende werk van de Europese Commissie meer open en transparant te maken.[112] John Major vertraagde het Britse parlementaire debat over de ratificatie tot ná het tweede Deense referendum. In de tussentijd verleenden de twaalf lidstaten tijdens een topbijeenkomst in Edinburg aan Denemarken nadere uitzonderingsposities op het terrein van de EMU en het gemeenschappelijke buitenlandse en veiligheidsbeleid. Na een Deense regeringswisseling werd het tweede Deense referendum gewonnen met een comfortabele 56,8%.[113]

In het Verenigd Koninkrijk had premier Major grote problemen om het verdrag door het Britse parlement te loodsen. Na het vertrek van Nigel Lawson was Major zelf minister van Financiën geworden en had Margaret Thatcher weten te overtuigen dat het verstandig was om mee te doen aan het Europees Wisselkoersmechanisme. In 1992, een paar maanden na ondertekening van het Verdrag van Maastricht, kwam dit systeem onder druk te staan omdat beursspeculanten gebruik maakten van het gebrek aan vertrouwen in het Verdrag van Maastricht nadat een meerderheid van de Deense bevolking tegen ratificatie van het Verdrag had gestemd. De Duitse Mark stond op dat moment onder druk als gevolg van het Duitse eenwordingsbeleid terwijl de Amerikaanse dollar aan het dalen was. De Britten en Italianen werden gedwongen het systeem te verlaten, terwijl de Spaanse Peseta sterk devalueerde en de Franse Frank met moeite overeind bleef. Het publieke vertrouwen in de EMS, dat een Duits design leek te zijn, daalde snel.[114] De in de Verenigde Staten gevestigde beursspeculant George Soros wist op 16 september 1992, "Zwarte Woensdag", onder meer in één dag een miljard dollar te verdienen door op riskante wijze te speculeren dat de Britse regering en nationale bank niet tijdig konden reageren op internationale onrust binnen de valutahandel.[115][116][117] Het heeft de Britse schatkist minstens 3 miljard Pond gekost.[118][119][120] De Britse minister van Financiën, de toch al eurosceptische Norman Lamont, moest publiekelijk door het stof.[121] Idem John Major, want hij was de minister van Financiën geweest die het Britse Pond in het wisselkoerssysteem had gebracht.[122] Deze monetaire nederlaag maakte de - voor later geplande - verdediging van het Verdrag van Maastricht in het Britse parlement bijzonder moeilijk. Na "Zwarte Woensdag" bleef de gedachte hangen dat het Europese project teveel risico's met zich meebracht en Groot-Brittannië afsloot van grotere, wereldwijde condities.[123]
Margaret Thatcher stelde zich aan het hoofd van Conservatieve eurosceptici die volle munt sloegen uit het Deense "nee". Ook zij wilden een referendum. Major had weliswaar in april 1992 de algemene verkiezingen gewonnen, maar de meerderheid van de Conservatieve partij in het Lagerhuis was geslonken van 88 naar 21. Dit maakte de positie van de eurosceptici politiek sterk en bovendien werden zij in de rug gesteund door een aantal populaire tabloid-kranten. Uiteindelijk, nadat John Major de vertrouwensvraag had gesteld (dreigen met opstappen als Prime Minister), werd het verdrag met een nipte meerderheid in het Lagerhuis goedgekeurd (319 tegen 316 stemmen).[124] De roep om een referendum over het lidmaatschap van de Europese Gemeenschap/Unie was begonnen. Toekomstige Conservatieve partijleiders konden op lange termijn niet om het vraagstuk heen.[125] Het niet-houden van een referendum in 1992 kan worden gezien als een van de oorzaken van Brexit.[126] Nigel Lawson, Norman Lamont en Michael Howard stelden zich tijdens de campagne voor het Brexit-referendum (2016) in de Britse pers op als voorstanders van het verlaten van de Europese Unie.[127][128][129] Douglas Hurd en John Major spraken zich publiekelijk uit vóór lidmaatschap van de Europese Unie.[130][131][132] Geoffrey Howe en Margaret Thatcher waren ten tijde van het 2016-referendum overleden.[133][134] Ter gelegenheid van de herdenking van haar 100ste geboortedag maakte haar zoon in 2025 bekend dat Thatcher, gezien haar wijze van denken over de Europese Unie, zeer waarschijnlijk voor Brexit gestemd zou hebben.[135]

Mitterrand en Kohl waren de grote mannen achter het Verdrag van Maastricht. Maar ook in Frankrijk en Duitsland verliep het ratificatieproces moeizaam. Achteraf in 2002, heeft Helmut Kohl in een interview aangegeven dat hij zich als "een dictator" heeft moeten opstellen om de euro ingevoerd te krijgen. Hij verwachtte dat een referendum daaromtrent negatief zou uitvallen.[136] Bovendien bleek in 2012, op basis van nieuw vrijgekomen documenten, dat zelfs naaste medewerkers van Helmut Kohl twijfels hadden over het euro-proces.[137]

In Frankrijk werd een referendum gewonnen met slechts een marginale meerderheid na een intensieve politieke campagne waarbij Mitterrand zijn impopulaire premier Édith Cresson had vervangen en zijn voormalig minister van Cultuur Jack Lang speciaal had aangesteld om de referendumcampagne te leiden. Aan de vooravond van het referendum sprak het prestigieuze dagblad Le Monde zich in een hoofdcommentaar uit vóór het referendum: een "nee" zou de grootste catastrofe zijn voor Frankrijk en Europa sinds Adolf Hitler in Duitsland aan de macht was gekomen. Met een opkomst van 70% stemde van de Fransen slechts 51,05% vóór en 48,95% tegen het Verdrag van Maastricht. Dit resultaat riep vragen op over de rechtvaardiging van alle Franse regeringsinzet. De uitslag versnelde de politieke val van Mitterrand en schokte het zelfvertrouwen van de Europese gemeenschap. De Duitse tabloid Bild had in december 1991 een aantal artikelen gepubliceerd waarin verzet werd aangetekend tegen de EMU. Op de tweede dag van de onderhandelingen in Maastricht opende de populaire massakrant met: 'Het einde van de D-Mark'. Wijdverspreide Duitse zorgen over de implicaties van de EMU, gevoed door de stijgende kosten van levensonderhoud als gevolg van de Duitse hereniging, kwamen te laat om de onderhandelingen in Maastricht te kunnen beïnvloeden, maar lieten zich wel gelden tijdens het ratificatieproces. In Duitsland boog een constitutioneel hof zich uitgebreid over de materie voordat de claim werd verworpen dat het verdrag niet-constitutioneel was. Al deze ervaringen, gecombineerd met de wetenschap dat in andere landen bewijs aanwezig was dat de instemming van burgers met het doen en laten van de Europese Unie aan het afnemen was, waren alarmsignalen in de richting van de federalistische oriëntatie.[138]

Na de moeizame ratificatie lag ook Commissie-voorzitter Jacques Delors onder vuur. Zelfs in Duitsland was breed het anti-discours van Thatcher te horen. In interview met Elsevier verdedigde Delors zich nadat hij een "witboek" had opgesteld. De Commissievoorzitter zag geen andere uitkomst meer dan een dualistisch model. ‘Ik ben voor twee Europa's. Eén Europa dat als een heuse politieke gemeenschap functioneert met een reëel gezag. Dit impliceert soevereiniteitsoverdrachten, instellingen die efficiënt en democratisch zijn, stemmingen volgens het meerderheidsbeginsel. Daarnaast kan een ruimere Europese entiteit ontstaan die cultureel, economisch en politiek is geassocieerd met het eerste Europa. John Major heeft het de laatste tijd altijd over twee Europa’s, maar in zijn ogen is het eerste Europa dood, out of date, zoals hij dat noemt. Hij wil dat we de droom van Jean Monnet opbergen en meteen aan de opbouw van het tweede, grote Europa beginnen. Daar kan ik kort over zijn: als we Major volgen, verliezen we onze invloed in de wereld. Tragisch is dat de Twaalf de gordiaanse knoop van het Europese dualisme maar niet willen doorhakken. En in dubbelzinnigheid worden meestal geen compromissen van hoge kwaliteit gesloten.' Volgens ingewijden had Delors niet minder dan zijn politieke lot verbonden aan de goedkeuring van zijn economisch programma. Hij weigerde er tegenover Elsevier over te praten, maar gecharmeerd door het gunstige onthaal van zijn witboek vertelde hij dat hij er zeker van was dat zijn visie correct was. ‘Ik blijf zeggen dat met een werkloosheidspercentage van 20 procent Europa niet meer zal bestaan. Een maatschappij waar twintig op de honderd achttienjarigen geen toegang krijgen tot de arbeidsmarktis onhoudbaar en eindigt onherroepelijk in de fuik van desintegratie. Nu reeds slaan de kwalen als gevolg van sociale uitsluiting de brand in een beetje gevormd geweten. Armoede, kleine criminaliteit, drugs, verloederde stadsbuurten.... het onderlinge verband met de toenemende werkloosheid is zo herkenbaar. Met een te hoge werkloosheidsdruk komt de elementaire cohesie van de samenleving in gevaar. Daarom heb ik reeds in Kopenhagen het sociale geweten van de Europese leiders aangesproken, liever dan me te verliezen in institutioneel gehannes. Vandaag ben ik er nog meer van overtuigd dat het succes van het witboek in de praktijk een fundamentele parameter zal zijn voor de toekomst van de Europeanen. En in dit perspectief accepteer ik het verwijt niet van sommigen die denken dat Delors alleen oog heeft voor het kleine, rijke Europa ten nadele van het grote Europa dat nog moet worden opgebouwd. De vooruitgang van Europa - ook in maatschappelijke en institutionele zin - veronderstelt een antwoord op de structurele economische crisis. Dat is zelfs een conditio sine qua non.’[139]

Het Verdrag van Maastricht trad in werking op 1 november 1993. Op 1 januari 1994 startte de tweede fase van de EMU met de oprichting van het Europees Monetair Instituut, de voorloper van de Europese Centrale Bank (ECB). Op 1 januari 1999 startte de derde fase van de EMU met de oprichting van de ECB. Op die datum werden van elf deelnemende landen de wisselkoersen onlosmakelijk aan elkaar gekoppeld en giraal de euro ingevoerd. De chartale euro (munten en bankbiljetten) werd op 1 januari 2002 ingevoerd.
In 1997 werd het Verdrag betreffende de Europese Unie gewijzigd door het Verdrag van Amsterdam, in 2001 door het Verdrag van Nice en in 2007 door het Verdrag van Lissabon.
Reeds in de ratificatieperiode van het Verdrag van Maastricht werden de eerste gesprekken gevoerd met aspirant-lidstaten van de Europese Gemeenschap/Unie. Met het Verdrag van Lissabon (2007) was het aantal lidstaten toegenomen tot 28. Ondanks alle kritiek op het federalisme dat ontstond in de ratificatieperiode van het Verdrag van Maastricht ging de Europese Unie in de periode 2001-2003 over tot het ontwerp van een Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa.[140] Een eerste poging strandde in 2005 op referenda gehouden in Frankrijk en Nederland. Met veel moeite werd de Europese Grondwet vervolgens omgevormd tot een minder ambitieus hervormingsproces.[141] De Franse president Valéry Giscard d'Estaing heeft publiekelijk aangegeven dat dit verdrag grotendeels identiek was aan de afgestemde grondwet. De vorm was alleen anders om nieuwe referenda te voorkomen.[142] Desalniettemin was het Verdrag van Lissabon niet de fundatie van een Europese federatie of superstaat, iets wat de eurosceptici vreesden dat er zou komen. Het was de consolidatie van reeds bestaande verdragen aangevuld met een aantal institutionele innovaties en een uitbreiding van EU-competenties. Het was als gevolg van moeizame onderhandelingen een verre van ideale tekst, maar net als het Verdrag van Maastricht hetgeen wat op dat moment het hoogst haalbare was.[143] Met het Verdrag van Lissabon kreeg deze Europese Grondwet rechtsgeldigheid.[144] Het pilarensysteem van het Verdrag van Maastricht werd met het Verdrag van Lissabon verlaten.[145]
Inhoud van het Verdrag van Maastricht
[bewerken | brontekst bewerken]
Het Verdrag van Maastricht verving in 1992 een aantal oudere verdragen van Europese eenwording, waaronder het Verdrag van Parijs (1951), waarmee de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) was opgericht, en het Verdrag van Rome (1957), dat de basis vormde van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en Euratom. In het Verdrag van Maastricht werd de Europese Economische Gemeenschap hernoemd naar Europese Gemeenschap, omdat de terreinen waar de gemeenschap zich mee bezighield nu ook buiten het economische kader vielen. Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Maastricht vormen de Europese Gemeenschap (voorheen EEG), Euratom en de EGKS de Europese Gemeenschappen (EG). De Europese Gemeenschappen zijn onderdeel van de Europese Unie (EU).
Voor de EU kozen de lidstaten in Maastricht voor een drie-pijlerstructuur. De eerste pijler omvatte de Europese Gemeenschappen. Hierin zaten onder meer de interne markt en de toekomstige EMU. De tweede pijler betrof het Gemeenschappelijke Buitenlands en Veiligheidsbeleid. De derde pijler bestond uit samenwerking op de terreinen Justitie en Binnenlandse Zaken, en betrof onder meer asielbeleid, migratiebeleid en de bestrijding van grensoverschrijdend misdaad en terrorisme.
De Europese interne markt (vrij verkeer van werknemers, goederen, diensten en kapitaal was onderdeel van de eerste pijler, de Europese Gemeenschappen (EG).
Als gevolg van het drie pijlersysteem werd de Europese Unie, zoals voorgesteld in het Verdrag van Maastricht, weergegeven als een klassieke Griekse tempel, waarbij de Europese rechtsorde (het fronton) gedragen werd door de drie genoemde pijlers.[146] Na de ratificering in 2009 van het Verdrag van Lissabon werd de indeling in drie pijlers afgeschaft.
Verder werd in het Verdrag van Maastricht bepaald dat er een Economische en Monetaire Unie (EMU) gevormd zou worden, met een gemeenschappelijke munteenheid. Aanvankelijk werd de munt "ecu" genoemd, later zou het de naam 'euro' krijgen. Voor de invoering van de monetaire unie werd een Europese begrotingsdiscipline afgesproken, de zogenaamde convergentiecriteria ("Maastrichtnorm").
Verder werd er een kader ontworpen voor de toekomstige politieke en economische eenmaking. In dat verband hebben de lidstaten zich verplicht om bij te dragen aan de ontwikkeling van trans-Europese netwerken op het gebied van vervoers-, telecommunicatie- en energie-infrastructuur. Zie verder TEN-T.
Gedenktekens
[bewerken | brontekst bewerken]
Voorafgaand aan een lunch tijdens de Europese topconferentie zetten alle aanwezige staatshoofden en regeringsleiders hun handtekening op een mergelwand in de grotten van Château Neercanne.[147] In de Maastrichtse wijk Céramique is het Plein 1992 naar het verdrag genoemd. Op het plein zijn bronzen tegels aangebracht met afwisselend het Euroteken en het jaartal 1992. In dezelfde wijk bevindt zich aan de Avenue Céramique het kunstwerk Stars of Europe van de kunstenaressen Maura Biava en Ruby van den Munckhof, bestaande uit aluminium palen met sterren die draaien in de wind. De grote sterren verwijzen naar de twaalf landen die in 1992 het Verdrag van Maastricht ondertekenden; de kleinere sterren naar de nieuwe lidstaten die er sinds 1992 bij gekomen zijn.[148] Bij het Gouvernement bevindt zich een monument, dat verwijst naar de Europese top van 1991 en het verdrag van 1992. Ook bevindt zich sinds 2018 aan dit gebouw een plaquette die memoreert dat het verdrag in dat jaar het Europees erfgoedlabel verkreeg.[3] Voor het voormalige gebouw van de Europese Centrale Bank in Frankfurt am Main staat een groot euro-teken met twaalf sterren, dat indirect verwijst naar de in Maastricht genomen besluiten.
-
Tegel met €-teken op Plein 1992, Maastricht
-
Stars of Europe, Avenue Céramique, Maastricht
-
Gedenkteken bij het gouvernement in Maastricht
-
Euro-sculptuur bij de voormalig hoofdkantoor ECB in Frankfurt
Europees erfgoedlabel en Studio Europa Maastricht
[bewerken | brontekst bewerken]Het Europees Erfgoedlabel (EHL) wijst locaties aan die een sleutelrol hebben gespeeld in Europa en bij de totstandkoming van de Europese Unie. Locaties die het label krijgen, staan symbool voor de Europese idealen, waarden, geschiedenis en integratie.
Maar weinig verdragen hebben zo’n grote invloed gehad op het dagelijks leven van Europeanen als dat van Maastricht. Daarom heeft de Europese Commissie het Verdrag in 2018 bestempeld tot Europees Erfgoed.[149] Dit gebeurde op voorspraak van de Nederlandse regering en de Provincie Limburg. In Nederland hebben slechts drie andere zogenoemde sites het Erfgoedlabel gekregen: Kamp Westerbork, het Vredespaleis in Den Haag en de Koloniën van Weldadigheid.[150]
Toen het Verdrag van Maastricht in 2017 vijfentwintig jaar bestond, waren de Provincie Limburg en de gemeente Maastricht verenigd in het samenwerkingsverband Europe Calling![151] Dit programma behelsde niet alleen viering en herinnering, maar had ook aandacht voor de financiële en economische problemen in Europa, het solidariteitsvraagstuk en de discussie over de openheid van Europa. ‘Maastricht Working on Europe’ is het vervolg van deze samenwerking, waarbij ook de Universiteit Maastricht als partner aansloot, daarmee het programma ondersteunend met onderzoek en Europa-expertise. De uitvoerende organisatie van dit programma is Studio Europa Maastricht, een in 2018 te Maastricht opgericht centrum op het gebied van Europa-gerelateerd onderzoek. Studio Europa Maastricht verzorgt de nalatenschap van het Verdrag van Maastricht en organiseert activiteiten voor een breed publiek rondom het verzamelen en delen van verhalen over Europa.[152] In juni 2022 vond in de Sint-Janskerk – in aanwezigheid van prinses Beatrix der Nederlanden – de eerste Prinses Beatrixlezing plaats, die volgens plan jaarlijks door Studio Europa Maastricht zal worden georganiseerd. In 2022 was de Franse oud-minister Élisabeth Guigou de hoofdspreker.[153]
Herdenkingsmunt
[bewerken | brontekst bewerken]In april 2022 is een speciale munt geslagen om 30 jaar dit verdrag en 20 jaar euro te vieren.[154]
Na het Verdrag van Maastricht: verloren consensus
[bewerken | brontekst bewerken]Na het Deense referendum en de moeizame ratificatie van het Verdrag van Maastricht was de tijd voorbij dat regeringsleiders konden rekenen op een vanzelfsprekende, stilzwijgende instemming van hun burgers met het Europese integratieproject. Ook buiten Groot-Brittannië en Denemarken gingen pers en publiek op kritische wijze kijken wat zich in de Europese Unie afspeelde.[155]

Om verschillende redenen vormde het Verdrag van Maastricht daarom een kantelpunt in de Europese geschiedenis. Van een overwegend economische samenwerking werd “Europa” een project dat op het gevoelige terrein van de binnen- en buitenlandse politiek kwam. Bovendien ontstond twijfel of het wel vanzelfsprekend was dat de Europese Unie zich uitbreidde in oostelijke richting. Na de val van de Muur was er in eerste instantie euforie over het einde van de Koude Oorlog. Drie voormalig “neutrale staten” – Oostenrijk, Finland en Zweden – die een buffer hadden gevormd tussen de EEG en het door de Sovjet-Unie gedomineerde Oostblok vroegen toelating tot de Europese Unie en werden in januari 1995 lid na een relatief simpele toelatingsprocedure. Deze landen kenden een sterke economie, soms sterker dan die van de reeds bestaande lidstaten, en bezaten een institutionele infrastructuur die het gemakkelijk maakte om EU-regelgeving te interpreteren en te implementeren in eigen staat. Het ineenstorten van het communisme creëerde echter een scenario dat bij de oprichting van de EGKS en de EEG onvoorstelbaar was geweest: de nieuwe onafhankelijke landen van Centraal- en Oost-Europa vroegen om lidmaatschap. Deze landen hadden niet de ontwikkeling van democratie en rechtstaat doorgemaakt van de zes oorspronkelijk lidstaten van de EEG en waren relatief arm. Dankzij de Europese Akte en het Verdrag van Maastricht zouden de inwoners van landen in Centraal- en Oost-Europa automatisch Europese burgers worden met recht op verblijf in het lidstaat naar eigen keuze. Er kon een proces van arbeidsmigratie van oost naar west op gang komen waarvan de omvang moeilijk in te schatten viel. Ook was de vraag hoe ver de solidariteit reikte aangaande het financieren van de politieke en economische opbouw van voormalige Oostbloklanden naar westerse maatstaf door westelijke lidstaten. In 1993 werden via de Criteria van Kopenhagen[156] harde eisen gesteld voor toekomstig lidmaatschap van de Europese Unie, waaronder het hebben van een volwaardige democratie en een competitieve (markt)economie. Het uitbreidingsproces bracht ook vele extra kosten met zich mee, vooral op de terreinen van het landbouw- en structuurbeleid. In de periode 1990-2003 werd ruwweg 600 miljoen euro per jaar verstrekt aan assistentie bij economische en politieke herstructurering in landen in Centraal- en Oost-Europa die een aanvraag hadden gedaan om lid te worden van de Europese Unie opdat zij op termijn een succesvolle aanvraag kon doen. Doel was de sociale en politieke stabiliteit van landen aan de oostgrens van Europese Unie te verbeteren en daarmee de veiligheid van Europa in zijn geheel. Vervolgens kwam het proces op gang dat de westelijke lidstaten meer geld afdroegen aan de Europese Unie dan aan inkomsten binnenkregen als gevolg van de solidariteitsgedachte. Thatchers befaamde uitspraak ‘I want my money back’[157] kreeg vleugels en sloeg over naar het continent.[158]

Het monetaire proces in de richting van de EMU kreeg na de ratificatie van het Verdrag van Maastricht een slechte start als gevolg van de monetaire crisis die in 1992-1993 Europa trof. Er kwam een einde aan de stabiliteit van het Europese wisselkoerssysteem als gevolg van de enorme kosten van de Duitse eenwording en de hoge rentestand. De vraag was of een streng centraal geharmoniseerd monetair beleid onder leiding van een Europese Centrale Bank wel mogelijk was. De jaren 1990 werden daardoor beheerst door onenigheid over nationale bijdragen. Vooral de rijkere lidstaten gingen zich steeds terughoudender opstellen bij het vaststellen van de afdrachten aan de Europese Unie. Helmut Kohl bleef de grote roerganger van het Europa-project, maar zijn Franse bondgenoot Mitterrand maakte in 1995 plaats voor Jacques Chirac. De relatie tussen Kohl en Chirac werd nooit hecht, maar op het terrein van de EMU realiseerde Chirac zich dat dit een vitaal onderdeel was van goede Frans-Duitse relaties binnen de Europese Unie. Institutionele hervorming ter nadere uitvoering van het Verdrag van Maastricht ging moeizaam. De lidstaten hadden geleerd van de moeizame ratificatie van het Verdrag van Maastricht en hadden dit keer de Internationale Gouvernementele Conferenties eerder te goed dan te slecht voorbereid. Het resultaat was dat de topconferenties van Amsterdam (1997) en Nice (2000), die bedoeld waren voor institutionele hervormingen, resulteerden in moeizame en ingewikkelde compromissen. Wel werd overeenstemming bereikt dat de lidstaten zich moesten houden aan een aantal financieel-economische criteria zodat op termijn een stabiele eenheidsmunt kon worden ingevoerd en gehandhaafd. De grote vraag was of deze criteria ook in economisch zware tijden overeind gehouden konden worden.[159]

Bij de Nederlandse regering ontstonden de eerste aarzelingen kort na het Verdrag van Maastricht. Ze werden alleen niet direct zichtbaar in het gevoerde beleid. De Nederlandse regering bleef zich aanvankelijk vastklampen aan de oude zekerheden van de nationale Europapolitiek en welke dankzij het Verdrag van Maastricht nu ook deels een ankerpunt hadden gekregen: volledige vrijmaking van de handel via de interne markt (vrij grensoverschrijdend verkeer van goederen, diensten, kapitaal en arbeid), het garanderen van faire concurrentieverhoudingen, het tegengaan van dominantie door de grote lidstaten, versterking van de Europese Commissie en verhoging van het democratisch gehalte van de besluitvorming door de uitbreiding van bevoegdheden van het Europees Parlement. Een nieuw punt van zorg werd toegevoegd: strikte naleving van de deelname-eisen voor de centrale munt, de “convergentiecriteria". Vooral het begrotingstekort van de (kandidaat-)lidstaten van de EMU-landen moest in Nederlandse ogen aan een strenge limiet worden gebonden. Maar ook organisatorisch zorgde het Verdrag van Maastricht voor veranderingen. Tot het Verdrag van Maastricht was “Europa” vooral het terrein geweest van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Met de komst van de eenheidsmunt begon het Ministerie van Financiën een rol op te eisen, terwijl het Ministerie van Sociale Zaken een rol begon te spelen omdat de sociale paragraaf doorwerking kreeg in Nederlands beleid. De Ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken werden direct betrokken bij de Europese Unie als gevolg van de derde “pijler” van het Verdrag van Maastricht. De Nederlandse regering werd dus in de breedte in het Europa-project getrokken, terwijl er tegelijkertijd een nieuwe factor bij kwam: Europa-kritische geluiden vanuit de samenleving. Dit vertaalde zich in het politiek-parlementaire debat. Binnen het Nederlandse parlement waren er altijd al politieke partijen geweest die de supranationale Europese integratiegedachte hadden afgewezen. Dit waren altijd relatief kleine groeperingen aan de uiteinden van het politieke spectrum. In de vroege jaren negentig voegde de VVD zich als eerste grote, gevestigde partij daar bij. Het einde van de brede naoorlogse Europa-consensus was daarmee ook in Nederland in zicht. De Brusselse besluitvorming drong in het laatste decennium van de twintigste eeuw ook diep door in de Nederlandse samenleving. Bijvoorbeeld paspoorten, kentekenplaten van auto’s, Arbowetgeving, het televisiebestel en ouderschapsregelingen werden Europees gekleurd. Voor politici werd het verleidelijk om de zwartepiet aan Europa door te schuiven als impopulaire maatregelen verdedigd moesten worden. Europa kwam dichter bij de burger en hoger op de nationale politieke agenda te staan.[160]

Ruud Lubbers veranderde van mening kort na zijn voorzitterschap in Maastricht. ‘Het Verdrag van Maastricht is aanvaardbaar vanuit mijn kijk op Europese integratie. In de periode voor Maastricht sta ik midden in het integraal Europa-denken, volgens het communautaire model, inclusief een sterk Parlement en een sterke Commissie. Ik neig naar het federalisme. We zijn zelfs zo gemotiveerd dat we in 1991 op Black Monday voor de bijl gaan. Maar ook al ben je federalist, dan ontslaat dat je niet van de plicht te onderzoeken welke taken nu wel, en welke niet tot Europees niveau gerekend moeten worden. Ik ben het namelijk met Thatcher eens dat er in Brussel te veel bureaucratie is, te veel de neiging bestaat tot centralisatie. Op de Europese Raad van Madrid introduceren Delors en ik, op mijn initiatief, het subsidiariteitsbeginsel. Het subsidiariteitsbeginsel is een manier om een antwoord te ontwikkelen op de bezwaren tegen een te veel aan bureaucratie in Brussel. In die zin speelt het begrip een goede rol als poging om de zaak op te schonen. Kohl stelt zich er ook achter. Maar het subsidiariteitsbeginsel is niet dé oplossing om precies aan te geven wat wel en wat niet op het Europese niveau thuishoort. Je kunt het zien als een oproep om eens wat meer naar de mensen te gaan luisteren, omdat er een zekere afstand is tussen de burgers en Europa. Het is een houding. Het streven van politiek zo dicht mogelijk bij de burger is een politieke ambitie voor zowel de Unie, als voor ieder van de lidstaten afzonderlijk. Per beleidsterrein moet je kijken wat per land geregeld kan worden en wat niet. Pas dan wordt het juridisch, bestuurlijk en staatkundig duidelijk. Ik pas daar het subsidiariteitsbeginsel toe: alleen datgene naar Europa overhevelen wat echt nodig is. Maar als Europa bepaalde zaken eenmaal moet regelen, dan liefst via het communautaire dan wel federale model van besluitvorming.’[161] Lubbers vertelde dat zijn voorkeur voor het federale model getemperd was door een aantal nuanceringen. Dat was in zijn opstelling in 1991 in de aanloop tot en tijdens de topconferentie in Maastricht, maar Europa was in 1991 nog niet toe aan dat debat daarover.[162]

Het grote keerpunt vond plaats in de periode 2002-2010. Op Europees niveau vond een enorme versnelling van het Europese integratieproces plaats. (1) De eenheidsmunt werd ook een tastbare munt in vorm van munten en bankbiljetten. (2) De Europese Unie werd uitgebreid met tien nieuwe lidstaten, voornamelijk afkomstig uit Midden- en Oost-Europa. (3) Er werd een poging gedaan tot het opstellen van een Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa. Tegelijkertijd ontstond op nationaal niveau toenemende eurosceptisme. De invoering van de euro als betaalmiddel leidde in januari 2002 direct tot speculaties bij de Nederlandse burger over het duurder worden van het dagelijks leven. De kritische geluiden van Frits Bolkestein en de VVD werden overgenomen en geradicaliseerd door Pim Fortuyn. De man werd op brute wijze vermoord, maar zijn partij - de Lijst Pim Fortuyn - haalde bij de algemene verkiezingen van mei 2002 in één klap 26 zetels, waarvan er in 2003 nog maar acht overbleven. Andere politieke partijen namen deels zijn gedachtegoed over. Het Europese integratie-ideaal boette breed aan zeggingskracht in. Europa leek steeds minder als oplossing en steeds meer als probleem ervaren te worden. In juni 2005 werd het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa per referendum met een overtuigende meerderheid van 61,5% weggestemd. Met deze verkiezingsuitslag, volgend op een ferm "nee" in Frankrijk, openbaarde zich in 2005 een kloof tussen politici en burgers.[163]
Een onderzoeksteam van NRC Handelsblad stelde uitgebreid onderzoek in naar achtergronden daarvan.[164] De belangrijkste hoofdconclusies waren dat de Nederlandse politiek niet in staat was geweest om het belang van een "ja-stem" duidelijk te maken aan de Nederlandse bevolking hoewel een budget van miljoenen Euro's, potentieel tienduizend vrijwilligers en het gehele ambtelijke apparaat beschikbaar was geweest.[165] Anti-sentimenten bleken een rol hebben gespeeld: de invoering van de Euro die het leven duurder had gemaakt en de uitbreiding van de Europese Unie met landen uit Oost-Europa terwijl Turkije nog een kandidaat-lidstaat was.[166][167][168][169] Het bleek dat de uitspraken van een aantal vooraanstaande politici contrareacties hadden opgeroepen. Laurens Jan Brinkhorst, D66-coryfee en minister van Economische Zaken had in interview in De Telegraaf gewaarschuwd dat bij een ‘nee’-uitslag in Nederland ‘het licht zou uitgaan.’ Piet Hein Donner, CDA-politicus en minister van Justitie verkondigde op een partijbijeenkomst dat “nee” –stemmers een stem op een verhoogde kans van oorlog in Europa uitbrachten. Jan Peter Balkenende, de minister-president van CDA-huize, in bijzijn van de Amerikaanse president Bush aan het oorlogskerkhof van Margraten: ‘De Europese samenwerking heeft ons 60 jaar van vrede, voorspoed en veiligheid gebracht. We staan in de Europese Unie op het punt om de volgende belangrijke stap te zetten: het ratificeren van de Europese Grondwet.’[170] Deze politieke interventies riepen de woede op van het nee-kamp. De regering zou met angstbeelden de kiezer bang proberen te maken.[171] Dezelfde typen "angstopwekkende" argumenten werden in 2016 aangevoerd door David Cameron en andere ministers in de richting van Britse burgers om vooral vóór lidmaatschap van de Europese Unie te stemmen. Als “Project Fear “ werden de argumenten weggehoond door het Leave-kamp op het moment dat zij eindelijk de kans kregen, bijna 25 jaar na het Verdrag van Maastricht, om “nee” te zeggen tegen het project “Europese Unie”.[172][173][174][175]

Het “nee” van de Franse en Nederlandse kiezers tegen het Grondwettelijk Verdrag zorgde voor een impasse in de Europese samenwerking. Referenda in andere landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk, werden opgeschort of niet meer gehouden. De Europese lidstaten gingen over tot inventariseren op welke wijze de Europese Unie uit de crisis kon komen. Alle regeringen waren het over eens dat de nieuwe intergouvernementele conferentie (IGC) zo kort en snel mogelijk moest zijn. De eigenlijke verdragsonderhandelingen vonden plaats onder Portugees voorzitterschap in de tweede helft van 2007, maar het was de Duitse bondskanselier Angela Merkel die de spil wist te worden van de voorbereidende onderhandelingen. Tijdens het Duitse voorzitterschap in de eerste helft van 2007 liet zij een werkdocument opstellen waarin de hoofdcontouren van het Verdrag van Lissabon zichtbaar werden. Los van diplomatiek zwaargewicht was het geheim van Duitslands succes geheimhouding en snelheid. De Duitse ambtenaren, diplomaten en politici staken hun gevoelshoren uit in alle nationale hoofdsteden om te inventariseren wat de opinies waren en waar de limieten lagen van de verschillende nationale onderhandelingsposities. Tegelijkertijd hield Angela Merkel bilaterale gesprekken met collega’s in de hoop tot overeenstemming en mandaat te komen voor de IGC uit zodat de topconferentie in Lissabon zelf alleen nog maar over technische details kon gaan. De Britse, Nederlandse en Franse regeringen wilden het constitutionele verdrag alleen zodanig veranderen dat een nieuw referendum vermeden kon worden. De Britten en Nederlanders vonden de oplossing om uit de ontstane impasse te komen: een nieuwe intergouvernementele conferentie (IGC) zou alleen reeds bestaande verdragen amenderen, oude verdragen niet vervangen door een nieuw verdrag. Op deze wijze konden nationale regeringen claimen dat er geen nieuw referendum noodzakelijk was. Het ging immers om veranderingen in bestaande verdragen die in het verleden geen referendum vereist hadden. Met oog op het felle eurosceptisme in het Verenigd Koninkrijk had Tony Blair nadere wensen. Hij stelde “rode lijnen” in als grens waar wel of niet een verdrag aangepast kon worden. In zijn algemeenheid wilde Blair dat de aangepaste verdragen zo min mogelijk constitutioneel of statelijk zouden overkomen. Een en ander zou resulteren in het Verdrag van Lissabon[176].

In de aanloop tot de topconferenties van 2007, waar de basis werd gelegd voor het Verdrag van Lissabon, was ook in Nederland de pers alert. NRC Handelsblad interviewde in de aanloop tot de Europese top de Britse grondwetsspecialist Vernon Bogdanor. Bogdanor vond dat Nederland opnieuw het voortouw moest nemen en zich dit maal moest inzetten om de Europese Unie democratischer te maken. ‘De Europese Unie verkeert al zeker vijftien jaar in een crisis. De politieke elite in Europa is veel te ver voor de bevolking uitgelopen’, zo vertelde hij. Dat was al zo sinds het Verdrag van Maastricht. ‘Helaas hebben regeringen sindsdien weinig gedaan om het contact met de bevolking over Europa te verbeteren. Ook in Nederland niet. Bij het referendum over de Grondwet, twee jaar geleden, bleek dat de politiek de voeling met de burgers volkomen kwijt was. Daardoor kon de rechts-radicale revolte in Nederland ontstaan.’ Het Nederlandse politieke systeem moest dringend gemoderniseerd worden. De communicatie tussen politici en burgers moest verbeterd worden omdat de tijd voorbij was dat mensen passief wachtten welke besluiten er zouden worden genomen die hen als burger en consument zouden raken. Op de vraag van Nederland inmiddels het zwarte schaap van Europa was, antwoordde Bogdanor bevestigend. ‘De Nederlanders waren lange tijd federalistisch, ze wilden heel ver gaan met de Europese integratie en het overdragen van bevoegdheden. Er is te veel macht van de lidstaten, ook van Nederland, naar de instellingen van de EU gegaan. Maar de EU is aan niemand verantwoording schuldig. Dat pikken mensen niet meer. De verkiezingen voor het Europees Parlement zijn heel anders dan verkiezingen voor het nationale parlement. Ze bepalen niet de regering, noch het beleid van de EU, noch de politieke leider. Daarom is de opkomst bij deze verkiezingen zo dramatisch laag.’[177] Bogdanor deed diverse aanbevelingen, maar zij zijn niet in het Verdrag van Lissabon terecht gekomen.

Medio 2008 werden de Europese lidstaten getroffen door een zware financiële en economische crisis. De bereidheid van financiële instellingen tot onderlinge leningen zakte naar een dieptepunt. Het resultaat was een zware Kredietcrisis. Zowel Amerikaanse als Europese banken raakten in de problemen. In de Europese Unie waren nationale en Europese overheden genoodzaakt om actief op te treden. Banken werden van garanties en kapitaalinjecties voorzien; sommige banken werden genationaliseerd. De interbancaire financiële stromen konden weer op gang worden geholpen, maar de crisis sloeg over naar de reële economie. Het gevolg was een economische recessie, oplopende werkloosheid en toenemende staatsschulden. Er bestond reeds een west-oost tegenstelling. Met de economische recessie ontstond ook een noord-zuid tegenstelling omdat Griekenland, Italië, Spanje en Portugal hun staathuishoudboekje niet in orde hadden. De omvangrijke Griekse staatsschuldencrisis leidde tot een Europese staatsschuldencrisis. Het eurosysteem bleek een gebouw zonder hecht fundament te zijn. Het Groei- en Stabiliteitspact behoorde de Europese eenheidsmunt te stutten, maar de regels van het pact waren reeds in 2004 geschonden door Frankrijk en Duitsland - de twee landen die aan de basis hadden gestaan van het Verdrag van Maastricht en de met dit verdrag op gerichte Economische en Monetaire Unie. Het begrotingstekort behoorde beperkt te blijven tot 3% van het bruto nationaal product. Duitsland was erover heen gegaan, Frankrijk was er zelfs fors overheen gegaan. Het gevolg was een kwetsbare euro. Het probleem werd uiteindelijk opgelost door de oprichting van het Europees Comité voor Systeemrisico’s.[178] Dit comité werd de “toezichthouder op de toezichthouders” en ging controleren of de Europese lidstaten van de EMU zich wel aan de convergentiecriteria hielden. Bovenop de strengere begrotingsdiscipline riep het aangescherpte Stabiliteits- en Groeipact een nieuw fonds op ter vervanging van tijdelijke noodvoorzieningen: het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM). Dit fonds, met een budget van 500 miljard euro, kreeg de bevoegdheid om staatsobligaties van eurolanden op te kopen indien zij in zware financiële nood zouden komen verkeren. Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau bleek dat het vertrouwen van de Nederlandse burger in mei 2009 weer was toegekomen tot 80% van de ondervraagden, wat in vergelijking met de omringende landen hoog was. Uit de studie bleek echter ook dat deze steun ‘breed, maar ook broos was’. De Nederlander wist weinig van Europa en de beeldvorming werd snel negatiever zodra dieper op concrete thema’s werd ingegaan. Over het hoofd van de Nederlandse politici en burgers zette zich een europeanisering in op intergouvernementele grondslag met supranationale consequenties. De maatregelen om uit de banken- en schuldencrisis te komen in de periode 2008-2013 was de concrete aanleiding. Er ontstond een soevereine overdracht van voorheen nationale bevoegdheden naar het Europese niveau waarvan in 2005, ten tijde van de referenda over de Europese grondwet, zelfs uitgesproken federalisten alleen maar van hun kunnen dromen.[179][180][181][182]


Na de uitbreiding van het aantal lidstaten met voormalig leden van het Sovjet-blok vond een omvangrijke migratiestroom van Oost- naar West-Europa plaats. Extreem-rechtse partijen kregen daarmee de wind in de zeilen en ressentimenten over migratie voedden in ieder geval het “Franse nee” in 2005 tegen een Europese grondwet terwijl het om twee verschillende vraagstukken ging.[183] Groot-Brittannië had bij de uitbreiding van de Europese Unie ingestemd met toegang tot de Britse arbeidsmarkt zonder enige vorm van restrictie. De netto immigratiesaldi vanuit Centraal- en Oost-Europa werd in 2003 geschat op 5.000 tot 13.000 immigranten per jaar. In 2014 leefden echter bijna anderhalve miljoen arbeidsmigranten uit het voormalig Oostblok in het land en dit had grote sociale consequenties. Het migratieoverschot werd daarom, naast overdracht van nationale soevereiniteit aan de Europese Unie en financiële afdrachten aan de unie, het belangrijkste thema bij het Britse referendum in 2016 of de Britse bevolking wel of bij de Europese Unie wilden blijven behoren. De Conservatieve partij had reeds in het verkiezingsprogramma in 2015 de belofte opgenomen dat er een referendum zou komen over het lidmaatschap van de Europese Unie. In januari 2013 had David Cameron dit eerder opgenomen in zijn Bloomberg-lezing.[184] Kort daarna brak de Europese vluchtelingencrisis uit. De Europese Unie worstelde om de buitengrenzen te bewaken en zorg te dragen dat asielzoekers, waarvan de verdenking was dat het deels economische migranten waren, binnen de grotendeels grenzeloze Europese gemeenschap konden doorreizen naar de meer welvarende landen met een hoog niveau aan sociale voorzieningen. Deze crisis bereikte in 2015 en 2016 een hoogtepunt en kon daardoor het referendum over het Britse lidmaatschap van de Europese Unie beïnvloeden.[185][186][187][188]

De (voormalig) Duitse bondskanselier Helmut Kohl kreeg in 2017 als eerste een Europese in plaats van een Duitse staatsbegrafenis in Berlijn.[189] Jean-Claude Juncker, de toenmalige voorzitter van de Europese Commissie en voormalig minister-president van Luxemburg, nam persoonlijk de leiding bij het organiseren.[190] In het Europese parlement in Straatsburg, met de kist gedrapeerd in de Europese vlag, vond een herdenking met toenmalige en voormalige wereldleiders plaats. Tijdens de herdenkingsdienst vertelde Juncker dat een politieke gigant uit de naoorlogse geschiedenis was overleden. ‘Helmut Kohl was een Duitse patriot, maar hij was ook een Europese patriot. Helmut Kohl was niet alleen de architect van de Duitse eenheid. Hij droeg substantieel bij, meer dan anderen, aan verzoening binnen Europese geschiedenis en Europese geografie’.[191] Juncker vertelde ook dat hij waarschijnlijk de enige in de zaal was die Kohl ooit had zien huilen. ‘Het was op de dag dat wij besloten om druk te zetten op de uitbreiding van de Europese Unie naar het oosten en zuidoosten. Met een door tranen verstikte stem zei hij dat dit een van de mooiste dagen van zijn leven was. Dat hij, de Duitse bondskanselier, het mogelijk maakte om Europa tezamen terug te brengen na alle kwaad dat Duitsland had veroorzaakt.’ [192]
De dood van Helmut Kohl, in een periode dat de Eurocrisis nog steeds niet onder controle was terwijl Europa in de ban was van populistische partijen die munt sloegen uit de negatieve effecten van migratiegolven, was echter ook reden voor diverse media om vraagtekens te zetten bij de toekomstige levensvatbaarheid van Kohls project.[193][194][195] Een paar maanden eerder had het gezaghebbende tijdschrift The Economist de resultaten gepubliceerd van uitgebreid diepte-onderzoek naar de toekomst van de op dat moment krakende Europese Unie. Ter gelegenheid van de zestigste verjaardag waren alle EU-pijlers bestudeerd en geanalyseerd op hun houdbaarheid. In het begeleidende hoofdcommentaar stelde The Economist dat om te kunnen overleven de Europese Unie meer flexibel moest worden, meer rekening moest houden met de publieke opinie en op pragmatische wijze moest overgaan tot ‘Never-closer union’.[196][197]
Tijdlijn
[bewerken | brontekst bewerken]Tijdlijn met daarin de evolutie van de structuren van de Unie
| 1948 | 1952 | 1958 | 1967 | 1987 | 1993 | 1999 | 2002 | 2003 | 2009 | 2011 | |
| Brussel | EGKS | EEG / Euratom | Fusieverdrag | Europese Akte | EU-Verdrag | Amsterdam | Nice | Lissabon | |||
| Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) | |||||||||||
| Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM) | |||||||||||
| Europese Economische Gemeenschap (EEG) | → P IJ L E R S → |
Europese Gemeenschap (EG) | Europese Unie (EU) | ||||||||
| ↑Europese Gemeenschappen↑ | Justitie & Binnenlandse Zaken (JBZ) | ||||||||||
| Politiële & justitiële samenwerking in strafzaken (PJSS) | |||||||||||
| Europese politieke samenwerking (EPS) | Gemeenschappelijk buitenlands & veiligheidsbeleid (GBVB) | ||||||||||
| West-Europese Unie (WEU) | |||||||||||
Zie ook
[bewerken | brontekst bewerken]Externe links
[bewerken | brontekst bewerken]- Complete tekst van het verdrag
- Geconsolideerde versie van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, zoals dit luidde na de wijzigingen op grond van het Verdrag van Maastricht
- Verdrag betreffende de Europese Unie (geconsolideerde versie 2016)
- Tussentijdse versies van het EU-verdrag: 1997,2002, 2006, 2008, 2010, 2012
- Nederlandse parlementaire stukken waarin dit onderwerp ter sprake komt. Gearchiveerd op 15 maart 2017. Geraadpleegd op 1 januari 2017.
- Mestreech '92, Het geheugenlandschap. Geraadpleegd op 12 februari 2023. (Herinneringen over de Eurotop '91 en het Verdrag van Maastricht)
- ↑ a b Het verdrag van Maastricht in het kort. Historisch Nieuwsblad in samenwerking met Studio Maastricht, Universiteit van Maastricht. Geraadpleegd op 18 juni 2025.
- ↑ Regeling dat de munt uiterlijk op 1 januari 1999 tot stand moest komen: Verdrag van Maastricht, artikel 109J punt 4 en het Protocol betreffende de overgang naar de derde fase van de Economische en Monetaire Unie. De lange voorgeschiedenis van de Economische en Monetaire Unie is uitgebreid gereconstrueerd in: Kenneth Dyson & Kevin Featherstone, The Road to Maastricht. Negotiating Economic and Monetary Union. Oxford University Press 1999.
- ↑ a b 'Verdrag van Maastricht heeft Europees Erfgoedlabel' op europa-nu.nl, 9 mei 2018.
- ↑ Verdrag van Maastricht. Maastricht Museum. Geraadpleegd op 9 september 2025.
- ↑ Studio Europa Maastricht - Over ons. Studio Europa Maastricht. Geraadpleegd op 18 juni 2025.
- ↑ a b (en) Maastricht, Historisch Nieuwsblad en Studio Europa, Het Verdrag van Maastricht in het kort | Europa komt samen. special.maastrichteurope.nl. Geraadpleegd op 18 juni 2025.
- ↑ Johan van Merriënboer & Lennart Steenbergen, Ruud Lubbers. Een slag anders. Boom, 2024, 508-509.
- ↑ Meines, Rob, Lubbers vecht pratend en faxend voor Europa (6 december 1991). Geraadpleegd op 30 juni 2025.
- ↑ Johan van Merriënboer & Lennart Steenbergen, Ruud Lubbers. Een slag anders. Boom 2024, 508-515.
- ↑ (en) Stol, Bart, Jacques Delors: de tsaar van Brussel | Europa komt samen. special.maastrichteurope.nl. Historisch Nieuwsblad en Studio Europa, Universiteit van Maastricht.. Geraadpleegd op 18 juni 2025.
- ↑ (en) Obituaries, Telegraph, "Jacques Delors, architect of the modern European Union who clashed repeatedly with Margaret Thatcher – obituary", The Telegraph, 27 december 2023. Geraadpleegd op 30 augustus 2025.
- ↑ Stol, Bart, Jacques Delors. Historisch Nieuwsblad in samenwerking met Studio Europa Maastricht (2018). Geraadpleegd op 18 juni 2025.
- ↑ Lawson, Nigel (1992). The View from No. 11. Memoirs of a Tory Radical. Bantam Press, p. 910.
- ↑ Het Comité-Delors (1988-1989).
- ↑ Brinkel, Theo (2020). Haagse jaren. De politieke memoires van Ruud Lubbers. Ambo/Anthos, p. 320.
- ↑ Nigel Lawson, The View from No. 11. Memoires of a Tory Radical. Bantam Press, 1992, 913-916. Zie verder het Wikipedia-lemma over Nigel Lawson voor het Chequers-gesprek vanuit het perspectief van Nigel Lawson.
- ↑ Geoffrey Howe, Conflict of Loyalty. MacMillan, 1994, 577-578. Zie verder het lemma over Geoffrey Howe voor het Chequers-gesprek vanuit het perspectief van Geoffrey Howe.
- ↑ Theo Brinkel, Haagse jaren. De politieke memoires van Ruud Lubbers. Ambo/Anthos, 2020, 320-321. De gesprekken tussen Ruud Lubbers en Theo Brinkel vonden plaats tussen 1992 en 1995. Het initiatief ging uit van Theo Brinkel nadat Lubbers publiekelijk bekend had gemaakt niet beschikbaar te zijn voor een vierde termijn als minister-president. Lubbers' laatste termijn als premier van Nederland liep ten einde en zijn regering maakte plaats voor het eerste paarse kabinet. In dezelfde periode zou er een op deze gesprekken gebaseerd boek verschijnen, maar de publicatie ervan werd op het laatste moment tegengehouden. In 1995 bestonden bezwaren tegen publicatie vanwege opmerkingen over personen die over nog in leven of in functie waren. Dat bezwaar was in 2020 niet meer aan de orde. Lubbers had bovendien na 1995 zelf al veel uitspraken gedaan en daarmee teruggegrepen op de interview-teksten van Theo Brinkel. Nadat in 2017 bekend was geworden dat het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis (CPG) in Nijmegen het voornemen had om een wetenschappelijke biografie van Ruud Lubbers uit te geven (geresulteerd in het boek van Johan van Merriënboer & Lennart Steenbergen, 2024) besloot Theo Brinkel het verzamelde materiaal alsnog uit te geven. Het was in zijn eigen ogen transparanter om Ruud Lubbers' verhaal uit 1992-1995 uit te geven in plaats van zijn materiaal over te dragen aan het CPG. De uitspraken waren door Lubbers gedaan kort na of gelijktijdig met historische gebeurtenissen. De herinneringen waren dus nog vers op het moment dat zij werden opgetekend door Brinkel. Door de herinneringen in 2020 alsnog als boek uit te geven kon Lubbers zelf aan het woord worden gelaten in al zijn eenzijdige bewoordingen. Het CPG kon het vervolgens als bron gebruiken en er een eigen kritische wetenschappelijke toets overheen laten gaan die voor lezers en gebruikers van beide boeken inzichtelijk zou zijn.
- ↑ Marr, Andrew (2007). A History of Modern Britain. Allen Lane - Penquin Books, p. 472-473.
- ↑ (en) TV, Source: Parliment, "Geoffrey Howe’s resignation: the speech that began Thatcher's downfall – video", The Guardian, 10 oktober 2015. Geraadpleegd op 20 mei 2025.
- ↑ (en) "Geoffrey Howe: Resignation extracts", BBC News. Geraadpleegd op 20 mei 2025.
- ↑ (en) Geoffrey Howe: 'Their bats have been broken', Resignation speech - 1990. Speakola (6 augustus 2015). Geraadpleegd op 20 mei 2025.
- ↑ (en) Maitland, Jonathan, "Howezat! The day a ‘dead sheep’ turned into a roaring lion", The Guardian, 15 november 2020. Geraadpleegd op 20 mei 2025.
- ↑ Cannadine, David (2017). Margaret Thatcher. Life and Legacy. Oxford University Press, 101-102, 107-110.
- ↑ (en) Margaret Thatcher: Brought down by the sharks in the water. The Telegraph (8 april 2013). Geraadpleegd op 8 juli 2025.
- ↑ Critchley, Julian (1987, revised edition 1994). Heseltine. Andre Deutsch, p. 175-185.
- ↑ Stol, Bart, Jacques Delors. Historisch Nieuwsblad in samenwerking Studio Europa Maastricht, Universiteit van Maastricht. (2020). Geraadpleegd op 18 juni 2025.
- ↑ Vandermeersch, Peter, "De dood van een Europese reus", NRC, 17 juni 2017. Geraadpleegd op 29 juli 2025.
- ↑ Vaart, Joost van der, "Kohl was een machtsvirtuoos met gevoel voor juiste moment", NRC, 16 juni 2017. Geraadpleegd op 29 juli 2025.
- ↑ NRC Handelsblad, 17 juni 2017: Mark Kranenburg, “Eén Europese munt. ‘Dictator’ die de Euro afdwong’”. Mark Kranenburg geeft niet aan in welke krant of tijdschrift dit interview gepubliceerd werd. 'Ihttps://www.nrc.nl/nieuws/2017/06/16/dictator-die-de-euro-afdwong-11126740-a1563441#/handelsblad/2017/06/17/#406
- ↑ (en) Böll, Sven, "Euro Struggles Can Be Traced to Origins of Common Currency", Der Spiegel, 8 mei 2012. Geraadpleegd op 2 september 2025.
- ↑ Helmut Kohl, 'Deutslands Zukunft in Europa". Rede gehouden in Parijs, 17 januari 1990. Herdrukt in: Helmut Kohl, Deutslands Zukunft in Europa. Reden en Beiträge des Bundeskanzlers. Herausgegeben von Heinrich Seewald. BusseSeewald,1990, 163-180. Een latere terugblik van Kohl: Helmut Kohl, "Ich wollte Deutschlands Einheit". Dargestellt von Kai Diekmann und Ralf George Reuth. Ullstein, 1999, passim.
- ↑ Marnix Krop, Wim Kok. Een leven op eigen kracht. Prometeus, 2019, 303.
- ↑ (en) Stol, Bart, Op weg naar een Duits Europa | Europa komt samen. special.maastrichteurope.nl. Historisch Nieuwsblad en Studio Europa, Universiteit van Maastricht (2020). Geraadpleegd op 18 juni 2025.
- ↑ Anjo G. Harryman & Jan van der Harst, "1986-1993: Omslag door de val van de Muur en het Verdrag van Maastricht", in: Anjo G. Harryman & Jan van der Harst (red), Verloren consensus. Europa in het Nederlandse parlementair-politieke debat. Boom, 2013, pp. 143-174 (= hoofdstuk 4), pp. 143-144.
- ↑ 'Zwarte Maandag' op anderetijden.nl, 8 juni 2004.
- ↑ (en) Stol, Bart, Jacques Delors: de tsaar van Brussel | Europa komt samen. special.maastrichteurope.nl. Historisch Nieuwsblad en Studio Europa, Universiteit van Maastricht (2020). Geraadpleegd op 25 juni 2025.
- ↑ Bik, J. M., "Intellectuele solist, nooit innig met `zijn' PvdA", NRC, 24 juni 2003. Geraadpleegd op 19 juni 2025.
- ↑ (en) Stol, Bart, Jacques Delors: de tsaar van Brussel | Europa komt samen. special.maastrichteurope.nl. Historisch Nieuwsblad en Studio Europa, Universiteit van Maastricht (2020). Geraadpleegd op 19 juni 2025.
- ↑ Dinan, Desmond (1994). Ever Closer Union? An Introduction to the European Community. MacMillan, p. 175-177.
- ↑ Anjo G. Harryman & Jan van der Harst, "1986-1993: Omslag door de val van de Muur en het Verdrag van Maastricht", in: Anjo G. Harryman & Jan van der Harst (red), Verloren consensus. Europa in het Nederlandse parlementair-politieke debat. Boom, 2013, pp. 143-174 (= hoofdstuk 4), pp. 157-161.
- ↑ (en) Stol, Bart, Zwarte Maandag | Europa komt samen. special.maastrichteurope.nl. Historisch Nieuwsblad en Studio Europa, Universiteit van Maastricht (2020). Geraadpleegd op 19 juni 2025.
- ↑ WAO-crisis PvdA 1991. www.montesquieu-instituut.nl. Geraadpleegd op 23 juni 2025.
- ↑ Meijnen, Joop, "‘Zwarte Maandag na complot Delors en Dankert’", NRC, 20 mei 2008. Geraadpleegd op 19 juni 2025.
- ↑ Meijnen, Joop, "‘Nederlands kabinet werd streek geleverd’", NRC, 20 mei 2008. Geraadpleegd op 19 juni 2025.
- ↑ Bos, van den, B.R.A., Mirakel en debacle: de Nederlandse besluitvorming over de Politieke Unie in het Verdrag van Maastricht (20 mei 2008 - verdediging als academisch proefschrift, Universiteit Leiden). Geraadpleegd op 19 juni 2025.
- ↑ J.P. van den Akker (2007): Maastricht. Het Verdrag. The Treaty, p. 42. Gemeente Maastricht / Ministerie van Buitenlandse Zaken (onderdeel van "Maastricht celebrates Europe"; beperkte oplage). ISBN 978-9075472097 (online tekst op zichtopmaastricht.nl, gearchiveerd op 24 september 2018).
- ↑ Van den Akker, Maastricht, het Verdrag, 42-43. Douglas Hurd, Memoirs. Little, Brown, 2003, 418.
- ↑ Dinan, Desmond (1994). Ever Closer Union? An Introduction to the European Community. MacMillan, p. 173-177.
- ↑ Johan van Merriënboer & Lennart Steenbergen, Ruud Lubbers. Een slag anders. Boom 2024, 513.
- ↑ Joost P. van den Akker, Maastricht, het verdrag, p. 42. Schema van de nieuwe organisatie op 39. De Europese Unie als daktempel boven drie pilaren welke drie pijlers vertegenwoordigen: (1) de Europese Gemeenschappen, (2) Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid en (3) Samenwerking Justitie en Binnenlandse Zaken. In dit schema staan in alle drie pijlers opgesomd wat precies in een pijler werd ondergebracht.
- ↑ Van den Akker, Maastricht, het verdrag, p. 56.
- ↑ Desmond Dinan, Ever Closer Union? MacMillan, 1994, 178.
- ↑ Desmond Dinan, Ever Closer Union? Lynne Rienner Publishers, 4th edition, 2010, 95-96.
- ↑ Jason Farrell & Paul Goldsmith, How to Lose a Referendum. The Definitive Story of Why the UK voted for Brexit. Biteback Publishing, 2017, 13-64. Vernon Bogdanor, Beyond Brexit. Towards a British Constitution. I.B. Taurus, 2019, 1-50 (= hoofdstuk 1: "Britain and Europe: The Poisoned Chalice"). Vernon Bogdanor, Britain and Europe in a Troubled World. The Henry L. Stimson Lectures Series. Yale University Press, 2020 (Ebook). Chronologie (hoofdmomenten in de relatie Groot-Brittannië en Europa, 1950-2020); hoofdstuk 1: "'Reserve, but Proud Reserve.' Britain Detached from Europe"; hoofdstuk 2: "The Pandora’s Box and the Trojan Horses: Britain in Europe".
- ↑ Bogdanor, Vernon, Britain and Europe. Gresham College - reeks van lezingen van Vernon Bogdanor over de relatie van het Verenigd Koninkrijk met Europa. Overzichtspagina met doorklikmogelijkheden naar de individuele lezingen. (2013-2014). Geraadpleegd op 18 juli 2025.
- ↑ Hoe De Gaulle de Engelse toetreding tot de EEG eigenhandig torpedeerde. Historisch Nieuwsblad (2 december 2002). Geraadpleegd op 20 juli 2025.
- ↑ Bogdanor, Vernon, The Referendum on Europe, 1975. Gresham College - reeks van lezingen, gegeven door Vernon Bogdanor, over de relatie van het Verenigd Koninkrijk met Europa. Gresham College. (15 april 2014). Geraadpleegd op 18 juli 2025.
- ↑ Vernon Bogdanor, Britain and Europe in a Troubled World. The Henry L. Stimson Lectures Series. Yale University Press, 2020 (Ebook). Hoofdstuk 2: "The Pandora’s Box and the Trojan Horses: Britain in Europe".
- ↑ Bogdanor, Vernon, The Growth of Eurosceptism. Gresham College lezingen van Vernon Bogdanor - voormalig hoogleraar "Government" aan de Universiteit van Oxford - de traditionele kweekschool van Britse politici, waaronder David Cameron. In deze specifieke lezing legt Bogdanor onder meer uit wat Thatchers (veranderende) standpunt precies was (20 mei 2014). Geraadpleegd op 18 juli 2025.
- ↑ Anthony Seldon (with Lewis Baston), John Major. A Political Life. Weidenfeld & Nicolson, 1997, 207-211, 242-246, 735-744. Anthony Seldon, die zijn onderzoek baseerde op meer dan 500 interviews waaronder met John Major zelf en inzage had in privé-documenten, spreekt in zijn laatste hoofdstuk zijn "verdict" uit over Major. Major werd kort na zijn vertrek als Prime Minister publiekelijk uitgemaakt als een politieke mislukkeling. Seldon erkent dat Major een zwakke leider was en dat dit onder meer tot uiting kwam inzake de ERM en het Verdrag van Maastricht. De vraag is alleen of een ander - Margaret Thatcher of zijn twee tegenkandidaten bij de leiderschapsverkiezingen (Michael Heseltine en Douglas Hurd) het inzake het Verdrag van Maastricht beter hadden gedaan. De kracht van Major was dat hij op het bereiken van consensus gericht was, terwijl in ieder geval Thatcher de confrontatie had gekozen.
- ↑ Zie bijvoorbeeld: Peter Mandelson, The Third Man. Life at the Heart of New Labour. HarperPress, 2010, 137-138: In my own early months in Parliament, I was not so feisty or rebellious, and pleased the Labour whips by playing my part in important, if sometimes sparsely attended, debates on the Maastricht Treaty. Politically, we saw the issue as an important opportunity to play on growing Tory divisions over Europe, and by seizing on issues where less Eurosceptic Conservatives agreed with us, to weaken Major’s position. I was a willing accomplice. I joined other debates as well, on issues ranging from disability benefit to vehicle excise duty.' Tony Blair, Gordon Brown en Peter Mandelson vormden - in de woorden van Mandelson - "de drie musketiers", een trio dat Labour wilde transformeren van een klassieke sociaaldemocratische partij naar een "derde weg partij" naar het voorbeeld van de Amerikaanse president Bill Clinton. Mandelson is later in zijn carrière Europees commissaris geweest.
- ↑ Desmond Dinan, Ever Closer Union, 1994, 178. Douglas Hurd, Memoirs, 2003, 431-432.
- ↑ Desmond Dinan, Ever Closer Union? 1994, 172. Desmond Dinan, Ever Closer Union. An Introduction to European Integration. Lynne Rienner Publishers, 4th edition 2010, 93.
- ↑ Van den Akker, Maastricht, het verdrag, 61. Jonathan Aitken, Margaret Thatcher. Power and Personality. Bloomsbury, 2013. Pp. 662-667.
- ↑ Van den Akker, Maastricht, het verdrag, 61: 'Minister Hurd vond de discussies op dit punt nutteloos, juist omdat het alleen om woorden ging. Het woord "federaal" had namelijk in elk land een andere betekenis. In Duitsland heeft men een federaal systeem waar de Länder (provincies) veel macht hebben. Maar in Engeland kreeg het om een of andere duistere reden dezelfde betekenis als 'integrationist', wat iets totaal anders is. Het staat namelijk voor zeer sterke Europese samenwerking. "Als mensen in de gangen van Westminster praten over mijnheer X als een federalist, bedoelen ze dat hij voor constante centralisatie is van de Europese macht in Brussel. Voor een Verenigde Staten van Europa, waar alle belangrijke macht rustig in Brussel wordt gehouden en kleine percelen van de macht aan de landen wordt gelaten. Dit is natuurlijk het omgekeerde van zijn werkelijke betekenis. Het is een taalprobleem. Daarom moest het uit het verdrag blijven. Het woord federaal kon niet." Aldus Douglas Hurd.'
- ↑ Desmond Dinan, Ever Closer Union. An Introduction to European Integration. Lynne Rienner Publishers, 4th edition 2010, 93. Dinan verwijst in een noot naar: Agence Europe, 6 december 1991, p. 4.
- ↑ Van den Akker, Maastricht, het Verdrag, 42. Anthony Seldon, John Major. A Political Life. Weidenfeld & Nicolson, 1997, 242-246. Volgens Seldon was vooral Majors goede relatie met Helmut Kohl doorslaggevend. De Duitsers hadden óók belang bij het slagen van de topconferentie in Maastricht. "Bonn" werd duidelijk gemaakt dat de Britten niet de agenda wilden veranderen, maar dat concessies noodzakelijk waren om Verenigd Koninkrijk binnenboord te houden.
- ↑ Douglas Hurd, Memoirs, 2003, 416-420. Pagina 420: 'Lubbers friendly and Jesuitical [that has been his education] probing our final position. Moves on the Social Chapter. Increasingly our isolation appears, but that can't be helped.' Douglas Hurd was pro-Europees. Hij voelde zich thuis in Europa. In zijn ogen was voor de jongere generatie het vliegtuig naar Rotterdam nemen zoiets als voor zijn generatie het reizen vanuit een provincieplaats naar Londen per bus of trein (Hurd, Memoirs, 434-435). Michael Howard was daarentegen een Thatcherite. Hij was als minister door Thatcher benoemd en door Major op zijn post gehouden.
- ↑ Desmond Dinan, Ever Clser Union? 1994, 181. Dinan verwijst in een noot naar een toespraak die op 20 november 1991 werd gehouden aan het Europese parlement: Debates of the European Parliament OJ 3 4111, November 1991, p. 126.
- ↑ A.A.C. de Rooij, 'Top van Maastricht wellicht mijlpaal in geschiedenis EG'. In: Reformatorisch Dagblad, 7 december 1991.
- ↑ Schriftelijke mededelingen afkomstig van Bernard ter Haar, ambtenaar betrokken bij de IGC-EMU, aan Wikipedia-bewerker. De IGC-EMU vergaderingen vonden eerst op twee, en later op drie niveaus plaats. Naast het ministeriële niveau (voorzitter Wim Kok) was er het hoog-ambtelijk niveau (voorzitter Cees Maas). Tijdens het Nederlandse voorzitterschap werd al snel een derde niveau geïntroduceerd, de "EMU-Working Group". Daarin werden de teksten regel voor regel besproken. Bernard ter Haar was voorzitter van deze "Working Group". Hij fungeerde ook als secretaris van de beide andere IGC-niveaus, en produceerde daarvoor alle vergaderstukken, met zijn team van het ministerie van Financiën.
- ↑ Van den Akker (2007), pp. 46-49.
- ↑ Op citaat bij: Arendo Joustra, "Gered door Europa. De toekomst van de Nederlandse monarchie in de Europese Unie", in: Remco Meijer en H.J. Schoo (red), De monarchie. Staatsrecht, volksgunst en het Huis van Oranje. Prometeus, 2002, 169-186. Citaat op p. 169. Arendo Joustra begon zijn artikel als volgt: 'Tweehonderd jaar nadat de Fransen koning Lodewijk XVI hadden onthoofd, besloot koningin Beatrix tot een vrijwillige decapitatie. Tijdens een lunch in Hotel Neercanne bij Maastricht vertelde de koningin haar gasten, Europese regeringsleiders, dat ze graag persoonlijk wilde bijdragen aan het succes van een gemeenschappelijke Europese munt, toen nog ecu geheten, door geen punt te maken van haar beeltenis op het nieuwe geld.' De complete tekst van de redevoering: 'Het is voor mij een bijzonder genoegen U allen hier welkom te kunnen heten ter gelegenheid van deze belangrijke vergadering van de Europese Raad onder Nederlands voorzitterschap. Uw vergadering krijgt een bijzonder accent doordat zij plaatsvindt in een stad die vanaf het begin van onze jaartelling een kruispunt van Europese culturen, taalgebieden en handelsstromen is geweest. Maastricht - iedereen weet nu wèl waar het ligt! - is ook nu een Europese stad, waar tientallen Europese instellingen zich hebben gevestigd en waar de euregionale samenwerking bloeit. Maastricht is het centrum van een netwerk van universiteiten en andere hoogwaardige onderwijs- en onderzoeksinstellingen die kennis uitdragen naar individuele burgers, nationale overheden en internationale organisaties, waaronder de Europese Gemeenschappen. U spreekt over Europa in een stad waar een lange traditie van Europees bewustzijn levend wordt gehouden. Velen wachten de uitkomst van Uw besprekingen met spanning af. Die uitkomst is van belang voor de gemeenschappelijke toekomst van alle burgers van Europa. We staan voor een keerpunt op de weg naar Europese eenwording, waarop belangrijke nieuwe stappen moeten worden gezet in de richting van verdere integratie. In het historische samenwerkingsproces waaraan wij ons verbonden hebben, mogen wij noch het zicht op ons doel noch het momentum van het proces verloren laten gaan. In de hoop dat deze conferentie zal kunnen beantwoorden aan de hoge verwachtingen die velen ervan hebben, en U de verzekering gevend dat ik graag persoonlijk wil bijdragen door geen bezwaar te maken wanneer ik mijn hoofd op onze munt zal moeten offeren voor een E.C.U., verzoek ik U allen met mij het glas te heffen op een succesvolle vergadering.' In: Carla van Baalen e.a. (red), Koningin Beatrix aan het woord. Sdu, 2005. Pp. 365-366.
- ↑ The Times, 10 december 1991. Michael Binyon in Maastricht, "Beatrix risks her crown".
- ↑ Van den Akker, Maastricht, het verdrag, pp. 56-71.
- ↑ (en) Stol, Bart, Op weg naar een Duits Europa | Europa komt samen. special.maastrichteurope.nl, Historisch Nieuwsblad en Studio Europa, Universiteit van Maastricht.. Geraadpleegd op 25 juni 2025.
- ↑ Van den Akker, Maastricht, het verdrag, 56.
- ↑ Van den Akker, Maastricht, het verdrag, 60. Aangevuld met schriftelijke mededelingen van Bernard ter Haar - als ambtenaar van het Ministerie van Financiën actief betrokken bij het EMU-proces.
- ↑ Kenneth Dyson & Kevin Featherstone, The Road to Maastricht. Negotiating Economic en Monetary Union. Oxford University Press, 1999, passim.
- ↑ Norman Lamont, In Office, 2000 (paperback),110-126. Pp. 122-123: 'Often when there was a tricky issue in the negotiations on which agreement proved elusive, it would be decided to refer the matter to lunch. The lunches during Maastricht were always extraordinarily lavish occasions, preceded by cocktails and rounded off with cigars and liqueurs. No doubt it was thought that the convivial atmosphere was more conductive to agreement. The other great advantage of the lunches as a mechanism for reaching agreements was that the national Civil Servants were not usually allowed to attend. No doubt it was reasoned Finance Ministers were more likely to reach a compromise if they were not bothered by tiresome Civil Servants reminding them of the difficulties of whatever the Commission wanted.' Zie lemma over Jacques Delors: John Major liet de excellente wijn aan zich voorbij gaan nadat hij tot dezelfde conclusie als Lamont was gekomen.
- ↑ Norman Lamont, In Office, 2000 (paperback). Pagina 123: 'If we let Parliaments interfere in this matter then they may vote against the single currency and Europe will never find its destiny.'
- ↑ Norman Lamont, In Office, 2000 (paperback), 123, 126, 129, 131-134. Pp. 131-132: 'I decided that the best way to design the opt-out was to draw up a protocol that listed all those parts of the Treaty from which Britain wanted exemption. At the Finance Ministers' Meeting I gave this protocol to Wim Kok, who immediately said that the meeting of Ministers would wish to discuss the issue of a British op-out, but he should be in no doubt that if we did not get one we would not sign the Treaty. Furthermore, the protocol was our minimum demand, and was designed to be watertight. It had no effect on other countries. It only applied to Britain and so its detail was not negotiable. We had a number of other points to consider first, but when the time came to consider the British opt-out, the first thing that Wim Kok said was that he proposed that the meeting go through my draft protocol line by line. I protested. He persisted and said that the meeting might wish to amend the document. I responded again that the opt-out affected no country other than Britain and was not negotiable. Wim Kok started to put the protocol line by line to the meeting, so I rose from my seat and walked out. It ought to be said that at meetings like this people are coming and going all the time, even when matters affecting their own country are under discussion. Nigel Wicks was still in the UK seat. But I was angry. I tried hard to slam the door, but it was a heavy, thick door that only moved very slowly in a gradual, creaky way. I learned later that the officials said I had gone to the loo. I was quite sure that Kok had done this deliberately. [...] When I returned to the room I was informed by Nigel Wicks that the opt-out had in my absence been accepted without any amendment. If I had stayed there I am sure I would have been bogged down in line-by-line discussion and that would have been risky.' Marnix Krop doet in zijn biografie Wim Kok. Een leven op eigen kracht geen mededelingen over Koks voorzitterschap van de onderhandelingen tussen de ministers van Financiën. Norman Lamont blijft ongenoemd. Krop plaatst de EMU in zijn historische context, geeft aan dat Kok zelf weinig betrokken was bij de voorbereidingen omdat zijn hoofdaandacht in die periode uitging naar de WAO-problematiek en vooral zijn ambtenaren opdracht gaf om hun politieke antennes te gebruiken. Marnix Krop, Wim Kok. Een leven op eigen kracht. Prometheus 2019, 297-304.
- ↑ Geredigeerde schriftelijke mededelingen van Bernhard ter Haar - als ambtenaar van het Nederlandse Ministerie van Financiën in december 1991 ambtelijk verantwoordelijk voor de te bespreken protocoltekst en persoonlijk aanwezig bij de IGC-vergadering die door Norman Lamont werd verlaten en vervolgens door Wim Kok stil gelegd - aan de Wikipedia-bewerker in augustus 2025. Anthony Seldon vermeldt in zijn biografie Major dat John Major dat het Britse Treasury-team al sinds januari 1991 gewerkt had aan een gedetailleerde tekst voor de Britse EMU opt-out. Deze tekst werd in december 1991, op instructie van John Major, echter pas op het allerlaatste moment verspreid onder de leden van de IGC-EMU. Major was namelijk bang dat de andere ministers van andere lidstaten gaten zouden gaan schieten in het protocolvoorstel. Lamont was woedend omdat de tekst alleen betrekking had op Groot-Brittannië en daarom in zijn ogen niet geamendeerd kon worden, maar het was een zware juridische tekst die zijn collega-ministers nog niet ingezien hadden omdat het pas die dag rond lunchtijd beschikbaar voor hen was gekomen. Anthony Seldon with Lewis Baston, Major. A Political Life. Weidenfeld & Nicolson, 1997, p. 247. Zie ook anekdotische herinneringen van Bernhard ter Haar zoals gepubliceerd op zijn blog: https://bernardterhaar.nl/wp-content/uploads/2021/12/Dertig-jaar-geleden-in-Maastricht.pdf
- ↑ (en) Stol, bart, Op weg naar een Duits Europa | Europa komt samen. special.maastrichteurope.nl. Historisch Nieuwsblad en Studio Europa, Universiteit van Maastricht. (2020). Geraadpleegd op 25 juni 2025.
- ↑ Norman Lamont, In Office. Warner books, 2000 (paperback-editie),132.
- ↑ John Major, The Autobiography. HarperCollinsPublishers, 1999, 285-287. Anthony Seldon geeft in zijn biografie over John Major een vrijwel identieke versie op basis van gesprekken met betrokkenen. Lamont was woedend omdat, in de afwezigheid van een algemene opt-out, de tekst specifiek op het Verenigd Koninkrijk betrekking had en daarom in Lamonts ogen niet geamendeerd kon worden. Hij deelde dit ook nadrukkelijk mede tijdens de vergadering. Volgens Seldon leidde Lamont zijn ambtenarenteam van de Treasury het vertrek uit (dit is strijdig met de versie van Norman Lamont en Suzanne/Jeremy Heywood - volgens hen verliet Lamont in zijn eentje het vertrek). De bijeenkomst kwam daardoor in een impasse terecht. Lubbers, die vreesde dat zonder een resolutie de gehele conferentie zou mislukken, summeerde Major en Lamont in zijn private kantoor op de eerste verdieping. Major en Lamont stelden daar samen een toezegging van Lubbers veilig dat het protocol, waarmee het Verenigd Koninkrijk een opt-out zou krijgen van de eenheidsmunt, als appendix aan het verdrag zou worden toegevoegd. Lamont keerde vervolgens naar de bijeenkomst terug en de deal was rond. Seldon verwijst voor deze reconstructie naar een boek geschreven door Majors belangrijkste politieke assistent ter plaatse, Sarah Hogg. Hogg was hoofd van de "Policy Unit" van "10 Downing Street" sinds het moment dat John Major zijn intrek nam in Downing Street. Voor de gemakkelijke terugkeer van Lamont verwijst Seldon naar een interview dat op vertrouwelijke basis is afgenomen. Volgens Seldon was deze opt-out het gemakkelijkste deel omdat het principe al eerder was geaccepteerd. De tekst zoals opgesteld door Treasury was echter - op instructie van Major - niet eerder ter inzage aan de Europese ministers van Financiën ingestuurd dan dinsdag rond lunchtijd om te voorkomen dat zij gaten zouden schieten in het voorstel. Het echte probleem zat in de sociale paragraaf. Thatcher had een voorloper van deze sociale paragraaf reeds aangevallen tijdens een bijeenkomst van de Europese Raad in Straatsburg, december 1989. Major belde op maandag met Michael Howard, de verantwoordelijk minister, of hij ook kon leven met een verwaterde versie. Het antwoord was nee. Howard hield voet bij stuk en dreigde met ontslagname. Hij deelde dit ook mee aan vrienden. Als gevolg van deze zware vijandige opstelling was Major gedwongen de sociale paragraaf af te wijzen namens het Verenigd Koninkrijk. Seldon verwijst hiervoor naar een vertrouwelijk interview. Seldon heeft voor zijn onderzoek Sarah Hogg geïnterviewd: zij was blij dat Michael Howard een vastberaden standpunt had ingenomen omdat er geen toezichthouder was op de sociale paragraaf. Anthony Seldon (with Lewis Baston), Major. A Political Life. Weidenfeld & Nicolson, 1997, 247-248.
- ↑ (7 februari 1992). Verdrag betreffende de Europese Unie.
- ↑ (en) EUR-Lex - 11992M/TXT - EN - EUR-Lex. eur-lex.europa.eu. Geraadpleegd op 21 juli 2025.
- ↑ Suzanne Heywood, What Does Jeremy Think? Jeremy Heywood and the Making of Modern Britain. William Collins, 2021. pp. 12-14. Jeremy Heywood begon zijn carrière op het Britse ministerie van Financiën (The Treasury) om later over te stappen naar 10 Downing Street. Hij beëindigde daar zijn carrière als Cabinet Secretary en Head of the Civil Service. Hij nam in 2018 ontslag om gezondheidsredenen en stierf een paar maanden later (longkanker). Zijn echtgenote Suzanne heeft herinneringen opgesteld, mede met oog op de nauwe betrokkenheid van Jeremy Heywood aan het voorbereiden van het Britse referendum over het lidmaatschap van de Europese Unie en het tot uitvoer brengen van de uitslag daarvan. Het Verdrag van Maastricht was op korte termijn een succes voor de Britten, maar voedde volgens Suzanne Heywood op de lange termijn het Britse eurosceptisme. Dit klonk door in Heywoods gehele carrière.
- ↑ Theo Brinkel, Haagse jaren. De politieke memoires van Ruud Lubbers. Balans, 2020, 326-327.
- ↑ Van den Akker, Maastricht, het verdrag, 63-64. John Major, The Autobiography. HarperCollinsPublishers, 1999, 282-283, 287. Anthony Seldon, Major. A Political Life. Weidenfeld & Nicolson, 1997, 247-248. Hugo Young, This Blessed Plot. Britain and Europe from Churchill to Blair. MacMillan1998, 431.
- ↑ Facts about the Social Chapter - MEMO/97/13. Europese Commissie (5 februari 1997).
- ↑ Johan van Merriënboer & Lennart Steenbergen, Ruud Lubbers. Een slag anders. Boom 2024, 515. John Major, The Autobiography. HarperCollinsPublishers 1999, 283-288.
- ↑ Van den Akker, Maastricht, het verdrag, 63-64. Hurd, Memoirs, 421.
- ↑ Johan Merriënboer & Lennart Steenbergen, Ruud Lubbers. Een slag anders. Boom 2024, 515. Theo Brinkel, Haagse jaren. De politieke memoires van Ruud Lubbers. Balans, 2020. P. 327: 'De klok tikt door en dan komt Delors met de grap van de Britse opting-out voor de sociale paragraaf.' Bob van den Bos, Mirakel en debacle. Academisch proefschrift Leiden 2008, 318-319: 'Lubbers heeft echter een geheel andere lezing van deze episode en legt de oorzaak van de ongelukkige afloop mede bij... zijn vriend en bondgenoot Delors! “Ik denk echt dat ik in Maastricht meer had kunnen bereiken ten aanzien van het sociaal beleid. De Britse minister van financiën Lamont was formidabel in zijn verzet, maar terwijl ik hem aan het killen was opperde Delors ineens om ook op sociaal terrein de opt-out aan Engeland te geven. Dat had ik niet gedaan en ik zou zonder die interventie beslist verder gekomen zijn. Ik ben ‘pre-empted’ door Delors. De Engelsen beschouwden dit toen als een gegeven concessie. Delors had daar overigens een goede redenering voor, hij was bang dat de sociale paragraaf door de Britten zou worden uitgekleed. Maar bovenal was hem als ‘munt-man’ er zeer veel aan gelegen dat Maastricht goed zou aflopen. Hoe dan ook, deze uitkomst lag beneden mijn ambitieniveau."' https://scholarlypublications.universiteitleiden.nl/access/item%3A2874415/view
- ↑ Van den Akker, Maastricht, het verdrag, 60-62. Hurd, Memoirs, 421.
- ↑ Van den Akker (2007), 5, 56-68.
- ↑ "Intensief overleg tussen EG-leiders over uiteenvallen van de Sovjet-Unie; Britten staan geheel alleen op top", NRC, 9 december 1991. Geraadpleegd op 6 september 2025.
- ↑ "Britten doen op Eurotop belangrijke concessies; Unie EG binnen handbereik", NRC, 10 december 1991. Geraadpleegd op 6 september 2025.
- ↑ Jensma, Folkert, "Compromis EG-top over unie", NRC, 11 december 1991. Geraadpleegd op 6 september 2025.
- ↑ Meines, Rob, "Probleem Major: hij is te lief", NRC, 11 december 1991. Geraadpleegd op 6 september 2025.
- ↑ Johan Merriënboer & Lennart Steenbergen. Ruud Lubbers. Een slag anders. Boom 2024, 491.
- ↑ Theo Brinkel, Haagse jaren, p. 327. Van den Akker, Maastricht, het verdrag, 70. Hugo Young, This Blessed Plot. Britain and Europe from Churchill to Blair. MacMillan 1998, 432-433.
- ↑ John Major, The Autobiography. HarperCollinsPublishers, 1999, 288.
- ↑ Anthony Seldon, Major. A Political Life. Weidenfelt & Nicolson, 1997, 248. John Major, The Autobiography. HarperCollinsPublishers, 1999, 288. Douglas Hurd, Memoirs. Little, Brown, 2003, 421-422.
- ↑ Hugo Young, This blessed plot. Britain and Europe from Churchill to Blair. MacMillan, 1998, 432. 'If I had known that John Major needed in all circumstances an opt-out, I would have played it differently.'
- ↑ Van den Akker (2007), 69.
- ↑ 'Treaty on European Union, Official Journal C 191, 29 July 1992' op eur-lex.europa.eu.
- ↑ Norman Lamont, In Office. Warner books, 2000 (paperback), 135-136.
- ↑ 1991, 1992 en 1993 op europa.eu (The history of the European Union).
- ↑ Desmond Dinan, Ever Closed Union? An Introduction to the European Commission. MacMillan, 1994, 187-190.
- ↑ Desmond Dinan, Ever Closer Union? An Introduction to the European Community. MacMillan, 1994, 190-193.
- ↑ Desmond Dinan, Ever Closer Union?, 4th edition 2010, 97.
- ↑ Kenneth Dyson & Kevin Featherstone, The Road to Maastricht. Negotiating Economic and Monetary Union. Oxford University Press, 1999, 682-686.
- ↑ Ferguson & Schlefer, Niall & Jonathan, Who Broke the Bank of England?. Ferguson, Niall and Schlefer, Jonathan, Who Broke the Bank of England? (September 9, 2009). Harvard Business School BGIE Unit Case No. 709-026, Available at SSRN: https://ssrn.com/abstract=1485674+(9 september 2009). Geraadpleegd op 27 juni 2025.
- ↑ (en) 1990-1992: Britain and the politics of the European exchange rate mechanism | libcom.org. libcom.org. Geraadpleegd op 27 juni 2025.
- ↑ Dury, Hélène, Black Wednesday. Geraadpleegd op 28 juni 2025.
- ↑ The Cost of Black Wednesday reconsidered. National Archives (6 augustus 1997). Geraadpleegd op 28 juni 2025.
- ↑ (en) Tempest, Matthew, "Treasury papers reveal cost of Black Wednesday", The Guardian, 9 februari 2005. Geraadpleegd op 28 juni 2025.
- ↑ Kenneth Dyson & Kevin Featherstone, The Road to Maastricht. Negotiating Economic and Monetary Union. Oxford University Press, 1999, 682-686. Norman Lamont, In Office. Bantam books, 2000 (paperback), 246-298.
- ↑ Anthony Seldon, John Major. A Political Life. Weidenfelt & Nicolson, 1997, 309-324. John Major, The Autobiography. HarperCollinsPublishers, 1999, 312-341.
- ↑ Kenneth Dyson & Kevin Featherstone, The Road to Maastricht. Negotiating Economic and Monetary Union. Oxford University Press, 1999, 686.
- ↑ Seldon, John Major, 337-342, 368-371. Major, Autobiography, 342-377. Hurd, Memoirs, 431-434. Van den Akker, Maastricht, het verdrag (2007), 84. Jason Farrell & Paul Goldsmith, How to Lose a Referendum. The definitive story why the UK voted for Brexit. Biteback Publishing, 2017, 135-154. Jonathan Aitken, Margaret Thatcher. Power and Personality. Bloomsbury, 2013. Pp. 662-667. Charles Moore, Margaret Thatcher. The Authorized Biography, III. Herself Alone. Allen Lane, 2019. pp. 773, 778-784. David Cannadine, Margaret Thatcher. A Life and Legacy. Oxford University Press, 2017. P. 114-115.
- ↑ Bogdanor, Vernon, The Growth of Eurosceptism. Gresham College. Zowel beeld (via You Tube) als uitgeschreven tekst zijn gepubliceerd door Gresham College. Vernon Bogdanor, vooraanstaand Britse staatsrechtsgeleerde, analyseerde in deze lezing - ruim twee jaar voordat het Brexit-referendum daadwerkelijk werd gehouden - wat David Cameron precies wel en niet beloofde in zijn Bloomberg speech van januari 2013 waarin hij een "in/out" referendum toezegde (p. 9-10 uitgeschreven tekst). Bogdanor plaatste deze toezegging in de historische context van de geleidelijke groei van het Britse eurosceptisme. Vernon Bogdanor, inmiddels met emeritaat, was voorheen hoogleraar "Government" aan Oxford University en daarmee de opleider van David Cameron en diverse van zijn kabinetsleden. (20 mei 2014). Geraadpleegd op 18 juli 2025.
- ↑ Geoffrey Evans & Anand Menon, Brexit and British Politics. Polity, 2017, 1-23. Jason Farrell & Paul Goldsmith, How to Lose a Referendum. The definitive story why the UK voted for Brexit. Biteback Publishing, 2017, 135-154.
- ↑ (en) Lawson, Nigel, "The EU exists only to become a superstate. Britain has no place in it", The Telegraph, 2 mei 2016. Geraadpleegd op 29 augustus 2025.
- ↑ (en) Lamont, Norman, "Not only can Britain leave the EU and have access to the single market, we'd actually get a better deal", The Telegraph, 13 juni 2016. Geraadpleegd op 29 augustus 2025.
- ↑ (en) McCann, Kate, "Michael Howard reveals 'difficult' conversation with David Cameron over Brexit", The Telegraph, 2 april 2016. Geraadpleegd op 29 augustus 2025.
- ↑ (en) Boffey, Daniel, "'Ten years from now we will be in the EU and thinking again about joining the euro'", The Guardian, 29 juni 2013. Geraadpleegd op 30 augustus 2025.
- ↑ (en) Major, John, John Major: Voting to leave will poison Europe and divide West. The Telegraph (19 maart 2016). Geraadpleegd op 30 augustus 2025.
- ↑ Sir John Major and the Remainers want a tyranny of the minority (25 november 2016). Geraadpleegd op 30 augustus 2025.
- ↑ (en) Geoffrey Howe - obituary. The Telegraph (10 oktober 2015). Geraadpleegd op 30 augustus 2025.
- ↑ (en) Lady Thatcher. The Telegraph (8 april 2013). Geraadpleegd op 30 augustus 2025.
- ↑ (en) White, Robert, "Margaret Thatcher would have backed Brexit, says son", The Telegraph, 13 oktober 2025. Geraadpleegd op 14 oktober 2025.
- ↑ NRC Handelsblad, 17 juni 2017: Mark Kranenburg, “Eén Europese munt. ‘Dictator’ die de Euro afdwong’”. 'In een in 2002 afgenomen interview met Kohl dat pas elf jaar later, in 2013, werd gepubliceerd zei de voormalige bondskanselier dat hij om de euro er in eigen land doorheen te krijgen zich „als een dictator” had moeten opstellen. Kohl was ervan overtuigd dat als hij de invoering van de euro tot onderwerp van een referendum had gemaakt, hij grandioos zou hebben verloren. Hij verwachtte, zo zei hij in het vraaggesprek, dat 70 procent tegen zou stemmen. Maar de euro moest en zou er komen. Omdat de euro stond voor zijn ideaal: de Europese eenwording. Landen die dezelfde munt hebben, voeren geen oorlog met elkaar, aldus Kohls filosofie.' https://www.nrc.nl/nieuws/2017/06/16/dictator-die-de-euro-afdwong-11126740-a1563441#/handelsblad/2017/06/17/#406
- ↑ Blijkens in 2012 (een jaar dat de banken- en kredietcrisis nog hoog opspeelde) vrijgegeven documenten over de periode 1994-1998, opgevraagd door Der Spiegel, bleek de entourage rond Helmut Kohl waarschuwingen afgaf dat Italië niet aan de toelatingseisen voldeed. Kohl wilde echter niet wachten totdat Italië dat daar wél klaar voor was, omdat hij de euro als onderdeel van zijn strategie om Europese "vrede" te garanderen niet in gevaar wilde brengen. Uit de vrijgegeven documenten blijkt dat de regering in Bonn zich gedetailleerd op de hoogte liet brengen over de Italiaanse nationale financiën. Ook een waarschuwing van de Nederlandse ambtenaren kwam in de vrijgegeven documenten naar voren. Kohl antwoordde een Nederlandse topdelegatie dat Frankrijk zich zou terugtrekken indien Italië niet zou worden worden opgenomen. https://www.spiegel.de/international/europe/euro-struggles-can-be-traced-to-origins-of-common-currency-a-831842.html
- ↑ John Pinder & Simon Usherwood, The European Union. A Very Short Introduction. Oxford University Press, 3rd edition 2013, 26. Desmond Dinan, Ever Closer Union? An Introduction to the European Community. MacMillan, 1994, 183-193. Desmond Dinan, Ever Closer Union? Lynne Rienner Publishers, 4th edition 2010, 95-100.
- ↑ Hugo Camps, "Jacques Delors: 'Ik ben voor twee Europa's'", Elsevier, 25 december 1993. Opnieuw gepubliceerd in de bundel: Hugo Camps e.a., Spanning in Europa. 40 interviews over Europese ambities en nationale scepsis. Elsevier boeken, februari 2014, 79-86 (citaat: 80-81).
- ↑ John Pinder & Simon Usherwood, The European Union. A Very Short Introduction. Oxford University Press, 3rd edition 2013, 26-32.
- ↑ Referendum over EU-grondwet in Nederland. www.parlement.com. Geraadpleegd op 6 juli 2025.
- ↑ (en) Helm, Toby, Giscard: EU Treaty is the constitution rewritten. The Telegraph (29 oktober 2007). Geraadpleegd op 23 juli 2025.
- ↑ Desmond Dinan, Ever Closer Union. An Introduction to European Integration. Lynne Riener Publishers, 4th edition 2010, 133-134.
- ↑ Verdrag van Lissabon. www.parlement.com. Geraadpleegd op 6 juli 2025.
- ↑ John Pinder & Simon Usherwood, The European Union. A Very Short Introduction. Oxford University Press, 3rd edition 2013, 31.
- ↑ Van den Akker (2007), pp. 27-28.
- ↑ Pierre J.H. Ubachs en Ingrid M.H. Evers (2005): Historische Encyclopedie Maastricht, pp. 329-330: 'Maastricht, verdrag van'. Walburg Pers, Zutphen / RHCL, Maastricht. ISBN 90-5730-399-X.
- ↑ 'Stars of Europe' op mestreechtersteerke.nl
- ↑ (en) Historisch Nieuwsblad en Studio Europa Maastricht, Het Verdrag van Maastricht in het kort | Europa komt samen. special.maastrichteurope.nl. Geraadpleegd op 7 juni 2022.
- ↑ Kaart van de Europees Erfgoed locaties. Gearchiveerd op 20 oktober 2021. Geraadpleegd op 7 juni 2022.
- ↑ (en) Home. Europe Calling!. Geraadpleegd op 7 juni 2022.
- ↑ Studio Europa Maastricht - Over ons. Studio Europa Maastricht. Geraadpleegd op 7 juni 2022.
- ↑ 'Eerste Prinses Beatrix-lezing', op koninklijkhuis.nl, geraadpleegd op 7 juni 2022.
- ↑ 30 jaar Verdrag van Maastricht geëerd met herdenkingsmunt[dode link], Koninklijke Nederlandse Munt, 24 februari 2022, bezocht Koningsdag 2022
- ↑ Anjo. G. Harryvan & Jan van der Harst, “1986-1993: Omslag door de val van de Muur en het Verdrag van Maastricht”, in: Anjo. G. Harryvan & Jan van der Harst (red), Verloren consensus. Europa in het Nederlandse parlementair-politieke debat 1945-2013. Boom, 2013, 143-174: 145. Deze wetenschappelijke publicatie is tot stand gekomen onder auspiciën van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen in Groningen, het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis in Nijmegen en het Montesquieu Instituut in Den Haag. De aanleiding was dat in 2012 het thema Europa voor het eerst gebruikt werd in campagnes voor de Tweede Kamerverkiezingen. Het onderwerp was gepolitiseerd geraakt. Het boek behandelt chronologisch het parlementair-politieke debat, niet de inzet van de Nederlandse regering maar plaatst alles wel beperkt in nationale en internationale context.
- ↑ Toetredingscriteria (criteria van Kopenhagen). European Union. Geraadpleegd op 3 augustus 2025.
- ↑ Thatcher, Margaret, Press Conference after Dublin European Council. Thatcher Foundation (30 november 1979). Geraadpleegd op 3 augustus 2025.
- ↑ Desmond Dinan, Ever Closer Union. An Introduction to European Integration. Lynne Rienner Publishers, 4th edition 2010, 103-131, 133-143. John Pinder & Simon Usherwood, The European Union. A Very Short Introduction. Oxford University Press 2013, 82 (tabel afdrachten en ontvangsten per lidstaat, 2010) 114-118. Anjo. G. Harry van & Jan van der Harst, “1986-1993: Omslag door de val van de Muur en het Verdrag van Maastricht”, in: Anjo. G. Harryvan & Jan van der Harst (red), Verloren consensus. Europa in het Nederlandse parlementair-politieke debat 1945-2013. Boom, 2013, 143-174: 145-146. Anjo. G. Harry van & Jan van der Harst, “1994-2001: Europa wordt binnenland”, in: Anjo. G. Harryvan & Jan van der Harst (red), Verloren consensus. Europa in het Nederlandse parlementair-politieke debat 1945-2013. Boom, 2013, 175-205: 175-176.
- ↑ Desmond Dinan, Ever Closer Union. An Introduction to European Integration. Lynne Rienner Publishers, 4th edition 2010, 103-169. Anjo. G. Harry van & Jan van der Harst, “1986-1993: Omslag door de val van de Muur en het Verdrag van Maastricht”, in: Anjo. G. Harryvan & Jan van der Harst (red), Verloren consensus. Europa in het Nederlandse parlementair-politieke debat 1945-2013. Boom, 2013, 143-174: 145-146. Anjo. G. Harry van & Jan van der Harst, “1994-2001: Europa wordt binnenland”, in: Anjo. G. Harryvan & Jan van der Harst (red), Verloren consensus. Europa in het Nederlandse parlementair-politieke debat 1945-2013. Boom, 2013, 175-205: 175-176.
- ↑ Anjo. G. Harryvan & Jan van der Harst, “1986-1993: Omslag door de val van de Muur en het Verdrag van Maastricht”, in: Anjo. G. Harryvan & Jan van der Harst (red), Verloren consensus. Europa in het Nederlandse parlementair-politieke debat 1945-2013. Boom, 2013, 143-174: 146-147. Anjo. G. Harry van & Jan van der Harst, “1994-2001: Europa wordt binnenland”, in: Anjo. G. Harryvan & Jan van der Harst (red), Verloren consensus. Europa in het Nederlandse parlementair-politieke debat 1945-2013. Boom, 2013, 175-205: 175-176. Met name weekblad Elsevier ging kritisch volgen wat er in en rond de Europese Unie gebeurde. In een drietal boeken, onderdeel van de “Europa-bibliotheek” zijn de belangrijkste bijdragen gebundeld. (1) Chris P. Odijk en John Bakker (red), Europa in de praktijk. Negen jaar Europalezing in zestien getuigenissen. Elsevier/Reed Business, november 2009. (2) Hugo Camps, Carla Joosten, Sheila Sitalsing, Syp Wynia e.a., Spanning in Europa. 40 gesprekken over Europese ambities en nationale scepsis. Elsevier Boeken, februari 2014. (3) Syp Wynia, Vervlogen visioenen. Groter, machtiger, meer. Hoe Europa zich vertilt. Elsevier Boeken, april 2014. Een recentere terugblik, bij vertrek van Jelte Wiersma als Elsevier/EWmagazine-correspondent in Brussel in 2021: https://www.ewmagazine.nl/nederland/opinie/2021/07/de-europese-unie-geloven-in-sprookjes-240705w/
- ↑ Theo Brinkel, Haagse jaren. De politieke memoires van Ruud Lubbers. Ambo/Anthos, 2020, 329-330. De herinneringen zijn postuum uitgegeven. De gesprekken met Ruud Lubbers zijn door Theo Brinkel in de periode 1992-1995 gevoerd.
- ↑ Theo Brinkel, Haagse jaren. De politieke memoires van Ruud Lubbers. Ambo/Anthos, 2020, 330. In de herinneringen legt Lubbers uit wat de nuanceringen zijn. Pas bij de intergouvernementele conferentie van 1996, wanneer de Unie zich zou gaan beraden op het vervolg op het Verdrag van Maastricht, zou het pas een punt van afweging worden. De gesprekken met Ruud Lubbers zijn door Theo Brinkel in de periode 1992-1995 gevoerd.
- ↑ Anjo. G. Harryvan & Jan van der Harst, “2002-2005: Dissonanten nemen toe. Keerpunt in het Nederlandse Europadebat”, in: Anjo. G. Harryvan & Jan van der Harst (red), Verloren consensus. Europa in het Nederlandse parlementair-politieke debat 1945-2013. Boom, 2013, 207-249: 207-208, 243-245. Balkenende's poging om 'boze geesten te bezweren': p. 244.
- ↑ NRC Handelsblad van zaterdag 4 juni 2005. NRC (4 juni 2005. Gehele krant. Na de schok van het "nee" wijdde NRC Handelsblad diverse artikelen aan het referendum. Sommige kaders - waaronder citaten van politici en chronologische overzichten - zijn namelijk niet via digitale links op te nemen in Wikipedia. Deze citaten staan in de Zaterdag Bijlage). Geraadpleegd op 3 oktober 2025.
- ↑ Egbert Kalse, Kees Versteeg en Robert Giebels, "Als we het nou maar beter uitleggen', in: NRC Handelsblad, 4 juni 2025 - Zaterdag Bijvoegsel. https://www.nrc.nl/nieuws/2005/06/04/als-we-het-nou-maar-beter-uitleggen-gerectificeerd-10527803-a565133#/handelsblad/2005/06/04/#437
- ↑ Kalse Redacteur Financieel-economisch, Egbert, "Als we het nou maar beter uitleggen (Gerectificeerd)", NRC, 4 juni 2005. Geraadpleegd op 4 oktober 2025.
- ↑ Kranenburg, MK Mark, "Dit was een protest tegen de wereld, maar die wereld verandert niet", NRC, 4 juni 2005. Geraadpleegd op 4 oktober 2025.
- ↑ "Referendum zal steeds vaker worden gebruikt", NRC, 4 juni 2005. Geraadpleegd op 4 oktober 2025.
- ↑ "Turkije kan toetreding tot de EU nu wel vergeten", NRC, 4 juni 2005. Geraadpleegd op 3 oktober 2025.
- ↑ NRC Handelsblad, 4 juni 2005. De citaten van politici staan in kaders bij het artikel "Als het maar beter uitleggen", in het Zaterdag Bijvoegsel. https://www.nrc.nl/handelsblad/2005/06/04/
- ↑ Anjo. G. Harryvan & Jan van der Harst, “2002-2005: Dissonanten nemen toe. Keerpunt in het Nederlandse Europadebat”, in: Anjo. G. Harryvan & Jan van der Harst (red), Verloren consensus. Europa in het Nederlandse parlementair-politieke debat 1945-2013. Boom, 2013, 207-249: 243-245.
- ↑ David Cameron, For the Record.William Collins, 2019. Pp. 662-663: ‘One advantage we had in the referendum campaign was that we were the government, and the government had a position. I was determined that people should have the facts when they made this momentous decision – including the point that the government they had elected wasn’t neutral on this. A precedent was set in 1975, when a leaflet had been sent to every household setting out the choice on remaining in or leaving what was then the EC, and making the government’s position clear. After several drafts over several months, ‘Why the Government Believes that Voting to Remain in the European Union is the Best Decision for the UK’ began to drop on twenty-seven million doormats on 11 April. I would argue that the points it made have aged well. One of its key arguments was how deep we were into the EU, and how hard it would be to extract ourselves from it: ‘The government judges it could result in ten years or more of uncertainty as the UK unpicks our relationship with the EU and renegotiates new arrangements with the EU and over fifty other countries around the world.’ Another point was the imbalance in the relationship, and therefore the difficulties of negotiations: ‘Some argue that we could strike a good deal quickly with the EU because they want to keep access to our market. But the government’s judgement is that it would be much harder than that – less than 8 per cent of EU exports come to the UK while 44 per cent of UK exports go to the EU.’ On 18 April George [Osborne, Chancellor of the Exchequer] carried the economic case further, announcing the findings of a study which showed just how much worse off we’d be outside the EU. Due to the lost trade and investment in the event of Brexit, by 2030 Britain’s economy would be an estimated 6 per cent smaller than it would have been, working out as a loss to the average household of £4,300 per year. This led to uproar that we were being too negative and scaremongering. As in the Scottish referendum, our campaign was branded ‘Project Fear’. I believed it was Project Clear. The flipside to ‘better-off in’ was ‘worse-off out’, and we should leave people in no doubt about what that would look like. People who saw this as unhelpfully negative fundamentally misunderstood the battlefield we were fighting on. As with the Scottish referendum, there were those almost certain to vote Leave and those almost certain to vote Remain. It was the undecided voters we needed to focus on,and all the evidence pointed to the conclusion that they would be persuaded by arguments of the head, not the heart. Hence our focus on the benefits of a stable economy, opportunities for their children, good jobs and shared security. Another advantage of our position was the international support for our continued membership. Our friends wanted us to stay. And, impeccably on cue, the leader of the free world arrived in Britain for a visit. He made a very good point, saying that while it wasn’t for him to tell the British people how to vote, he could take a guess at how the rest of the world would respond, including on trade deals. George [Osborne] seized on it. ‘Why don’t you say that?’ he asked. After all, who was better placed to say what America would do in the event of Brexit: Boris Johnson or Barack Obama?'
- ↑ De Volkskrant, 11 oktober 2016: Patrick van IJzendoorn, “‘Rutte zei dat de Britten te conservatief zouden zijn voor Brexit.’ Interview met Craig Olivier, Britse Spindoctor’”. ‘Wanneer je de Britse politiek begrijpt, weet je dat het referendum onvermijdelijk was. De eurosceptici binnen de fractie maakten gewoon regeren onmogelijk, UKIP was in 2014 de grootste partij geworden. Ik herhaal: niet een grote, maar de grootste. Ik vergelijk de EU-vraag met een hobbel op de politieke weg waar je niet om heen kunt. Als Cameron geen EU-referendum had uitgeschreven, zou hij zijn vervangen door een leider die het wel ging doen.’
- ↑ Craig Oliver, Unleashing demons. The Inside Story of Brexit. Hodder & Stoughton, 2016, Pp. 9-10: ‘‘The debate over whether David Cameron should have called a referendum on membership of the European Union will rage down the years. Those who say he could have avoided it are, I believe, denying what was political reality. The issue of whether we should remain in or leave the EU had been a slow train coming for years. It just happened to arrive in the station on David Cameron's watch. A range of factors made it impossible for a Conservative prime minister to avoid. Scores of Tory MPs were rebelling on any and every issue that could possibly be linked to Europe; the right-wing press were full-throated in their demands; UKIP had become a significant force in British politics (eventually winning the 2014 European election); and over half the population indicated they wanted a say - with anyone under sixty never having been able to vote on the issue. Those who declare we elect MPs to decide on such momentous things - and therefore shouldn't have had a referendum - forget that it was a central promise in the Conservative party's 2015 election manifesto. Had David Cameron not promised it then, the Conservative party, and consequently the country, would have become almost ungovernable. A great boulder would have been placed in the road, impossible to get round and stopping much else being done. Eventually his position would have become untenable. In short, if he had not offered a referendum, it's likely someone else would have come along who was prepared to do it - and he would have been deposed.’
- ↑ Arron Banks, The Bad Boys of Brexit. Tales of Mischief, Mayhem & Guerilla Warfare in the EU Referendum Campaign. Biteback Books, 2016 (Ebook). Dagboek zoals bijgehouden door een Brits zakenman die een spil was in de Leave-campagne en achteraf in samenwerking met de journaliste Isabel Oakeshott een selectie van zijn dagboeken heeft gepubliceerd. Afdoen van regeringsargumenten als “project fear”: 14 januari 2016, 27 februari 2016, 2 maart 2016, 1 april 2016, 13 mei 2016. 21 juni 2016.
- ↑ Anjo. G. Harryvan & Jan van der Harst, “2006-2011: Europa boven aan de agenda”, in: Anjo. G. Harryvan & Jan van der Harst (red), Verloren consensus. Europa in het Nederlandse parlementair-politieke debat 1945-2013. Boom, 2013, 251-284: 251. Desmond Dinan, Ever Closer Union. An Introduction to European Integration. Lynne Rienner Publisher, 4th Edition 2010, 150-154. Volgens Dinan was de topbijeenkomst ondanks alle voorbereidingen, waarin vele opt-ins en opt-outs passeerden, in oktober 2007 niet zonder drama. Het Verdrag van Lissabon werd getekend in december 2007, maar een Iers referendum vertraagde de ratificatie. Opgeschorte en geannuleerde referenda ten aanzien van de Grondwet voor Europa: zie de tabel in het Wikipedia-lemma Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa.
- ↑ Waard, Michèle de, "‘Uitleggen wat je daar in Brussel zit te doen’", NRC, 15 juni 2007. Geraadpleegd op 3 augustus 2025.
- ↑ (en) Het Europees Comité voor systeemrisico’s | EUR-Lex. eur-lex.europa.eu. Geraadpleegd op 3 augustus 2025.
- ↑ Anjo. G. Harryvan & Jan van der Harst, “2006-2011: Europa boven aan de agenda”, in: Anjo. G. Harryvan & Jan van der Harst (red), Verloren consensus. Europa in het Nederlandse parlementair-politieke debat 1945-2013. Boom, 2013, 251-284: 251-252, 281-282, 284. Desmond Dinan, Ever Closer Union. An Introduction to European Integration. Lynne Rienner Publisher, 4th Edition 2010, 156-181. Dinan gaat nader in op de standpunten van de regeringsleiders. Derk Jan Eppink, Het rijk der kleine koningen. Achter de schermen van het Europees parlement. Pelckmans/Nieuw Amsterdam, 2015, 149-150. Derk Jan Eppink was in deze periode lid van het Europees parlement en lid van de commissie die het meest met de eurocrisis te maken had. In zijn boek beschrijft hij zijn eigen betrokkenheid en de wijze waarop hij als Europees parlementariër ging handelen. De eurocrisis wordt, vanuit het Nederlandse perspectief, nader uitgelegd in: Martin Visser, De eurocrisis. Onthullend verslag van politiek falen. Het Financiële Dagblad/Uitgeverij Business Contact, vierde geheel herziene en uitgebreide druk 2012, passim. Oud-bankier en journalist Bert Bakker heeft de tegenstelling noord-zuid binnen Europa in historische context geplaatst: Bert Bakker, Onbegrepen Europa. Nieuw licht op een eeuwenoude tegenstelling. Atlas Contact 2017, passim.
- ↑ Europese Centrale Bank (ECB) - Nederlandse Grondwet. www.denederlandsegrondwet.nl. Geraadpleegd op 16 augustus 2025.
- ↑ Postma, Jan, Europese exit-strategie voor de coronacrisis vraagt ook om een discussie over de ECB - Nederlandse Grondwet. www.denederlandsegrondwet.nl (15 mei 2020). Geraadpleegd op 16 augustus 2025.
- ↑ (en) Smith, Adam, "Brussels’ latest power grab shows yet again why Brexit was the right choice", The Telegraph, 26 augustus 2025. Geraadpleegd op 26 augustus 2025.
- ↑ Desmond Dinan, Ever Closer Union. An Introduction to European Integration. Lynne Rienner Publishers, 4th edition 2010, 142.
- ↑ (en) Cameron, David, EU speech at Bloomberg. GOV.UK (23 januari 2013). Geraadpleegd op 3 augustus 2025.
- ↑ Geoffrey Evans & Anand Menon, Brexit and British Politics. Polity, 2017, 14-15.
- ↑ Dustmann, C. and Casanova, M. and Fertig, M. and Preston, I. and Schmidt, C.M. (2003) The impact of EU enlargement on migration flows. (Home Office Online Report 25/03 ). Research Development and Statistics Directorate, Home Office: London, UK. https://www.ucl.ac.uk/~uctpb21/reports/HomeOffice25_03.pdf
- ↑ Vargas-Silva, Carlos, EU migration to and from the UK after Brexit. Geraadpleegd op 3 augustus 2025.
- ↑ Vernon Bogdanor heeft cijfers van migratiegolven vergeleken en heeft geconstateerd dat de Britse regering een forse inschattingsfout heeft gemaakt. ‘But Europe soon became a salient issue again, largely because of mass immigration from central and eastern Europe following the enlargement of the European Union after 2004 to embrace the formerly communist states. The Single European Act of 1986, which provided for the single internal market, had given a legal guarantee to the four freedoms—goods, capital, services, and persons. No E.U. member state, therefore, could restrict immigration from any other member state. Westminster, although it could restrict immigration from outside the European Union, and in particular from the English speaking Commonwealth, could not restrict E.U. immigration. Resentment at this difference was a prime motivator of the Leave vote in the British referendum in 2016. The formerly Communist countries had far lower standards of living than almost all of the previous member states, and their people felt a magnetic attraction towards the West, and particularly to Britain, with its developed welfare provisions and National Health Service. British governments seriously underestimated the quite unprecedented scale of the immigration that ensued. Between 1881 and 1914, around 325,000 Jews had immigrated into Britain from eastern Europe, and another 50,000 came between 1933 and 1939 to escape the Nazis. At the time of the Immigration Act of 1971, which stopped the permanent immigration of workers from the Commonwealth, there were around 600,000 U.K. citizens born in the Commonwealth living in Britain. That included a small number who had come to Britain before 1939. Most, however, had come in the postwar years. In 1972, around 30,000 Ugandan Asians expelled by President Idi Amin were admitted. But there are now around 3.7 million migrants from the European Union living in Britain. So immigration from the European Union has been of a quite different order of magnitude from previous waves, and it could not be controlled by Westminster, unlike immigration from outside the E.U.’ Vernon Bogdanor, Britain and Europe in a Troubled World. Yale University Press, 2020. Ebook (geen paginanummers), hoofdstuk 3. “Brexit Means Brexit. Britain Out of Europe”.
- ↑ Eijsvoogel, Juurd, "De ontvoering van Helmut Kohl", NRC, 30 juni 2017. Geraadpleegd op 5 augustus 2025.
- ↑ (en) Waterfield, Bruno, Jean-Claude Juncker says Helmut Kohl must have an ‘EU state funeral’. www.thetimes.com (18 juni 2017). Geraadpleegd op 3 augustus 2025.
- ↑ Louis Emanuel, 'World leaders pay tribute to late German leader Helmut Kohl in Strasbourg.' The Times, 1 juli 2017: ‘Helmut Kohl was a German patriot, but he was also a European patriot. Helmut Kohl was not just the architect of German unity. He contributed substantially, more than others, to the reconciliation between European history and European geography.’ https://www.thetimes.com/world/europe/article/world-leaders-pay-tribute-to-late-german-leader-helmut-kohl-in-strasbourg-vj5cfs3rf
- ↑ Justin Huggler, "Helmut Kohl hailed as the 'architect of the world as we know it' at EU funeral",The Telegraph, 1 juli 2017. 'It was on the day we decided to press ahead with EU enlargement to the east and south-east. In a voice choked with tears he said it was one of the most beautiful days of his life. That he, as German chancellor, was able to bring Europe back together after all the harm that Germany had caused.' https://www.telegraph.co.uk/news/2017/07/01/helmut-kohl-hailed-architect-world-know-eu-funeral/
- ↑ Brouwers, Arnout, Helmut Koh;. Volkskrant - Hoofdcommentaar (3 juli 2017). Geraadpleegd op 3 augustus 2025.
- ↑ Kranenburg, Mark, "Een ‘dictator’ die de euro afdwong", NRC, 16 juni 2017. Geraadpleegd op 3 augustus 2025.
- ↑ wynia, syp, Door schuldgevoel was Kohl iets te aardig voor de euro. EWmagazine.nl (22 juni 2017). Geraadpleegd op 3 augustus 2025.
- ↑ Can Europe be saved?. The Economist. Geraadpleegd op 3 augustus 2025.
- ↑ (en) The future of Europe | Mar 25th 2017. The Economist. Geraadpleegd op 3 augustus 2025.