Verdrag van Pont-à-Vendin

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Het Verdrag van Pont-à-Vendin was een op 25 februari 1212 te Pont-à-Vendin getekend verdrag tussen koning Filips II van Frankrijk en de graaf (iure uxoris) en gravin van Vlaanderen.

Voorgeschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Nadat graaf Boudewijn IX van Vlaanderen, die voorheen de voor het Franse koninkrijk de nadelige Vrede van Péronne had weten te sluiten, in 1205 onder geheimzinnige omstandigheden verdween toen hij als keizer van Constantinopel een veldtocht tegen de Bulgaren ondernam, werd zijn oudste dochter Johanna door koning Filips II Augustus van Frankrijk naar Parijs overgebracht. Het was voor de ambitieuze vorst immers van groot belang dat deze erfdochter onder zijn controle werd gebracht. En dus koppelde hij haar aan de Portugese prins Ferrand (zoon van Sancho I), in wie hij een gemakkelijk te manipuleren graaf van Vlaanderen zag.[1]

Verdrag[bewerken | brontekst bewerken]

Johanna en Ferrand traden in januari 1212 te Parijs in het huwelijk. Vervolgens wou het het jonge paar naar het graafschap Vlaanderen trekken om er het bestuur over te nemen van Johanna's oom (haar vaders broer) Filips, markgraaf van Namen, en tijdelijk regent van het graafschap. Toen het paar onderweg was naar hun nieuwe graafschap werden ze door kroonprins Lodewijk gevangen genomen, die ook de steden Sint-Omaars (Saint-Omer) en Ariën (Aire-sur-la-Lys) innam.[1] Filips II Augustus liet hen nu weten dat hij hen pas zou vrijlaten nadat ze een verdrag hadden ondertekend waarmee ze de twee veroverde steden aan Frankrijk afstonden.[1] Ze ondertekenden beiden uiteindelijk op 25 februari 1212 dit verdrag te Pont-à-Vendin, een Vlaams-Artesisch grensplaatsje aan de Deule tussen Lens en Rijsel.[1] Filips dacht nu met Ferrand iemand als graaf van Vlaanderen te hebben aangesteld die hij makkelijk kon manipuleren.[1]

Noten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. a b c d e D.M. Nicholas, Medieval Flanders, New York - Londen, 1992, p. 152.