Verdwijning van Jopie de Nigtere

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De verdwijning van Jopie de Nigtere betreft een vermissing van een 18-jarig Amsterdams meisje in 1939, die grote opschudding verwekte en tot op heden onopgelost is.

Verdwijning[bewerken | brontekst bewerken]

Johanna Elisabeth de Nigtere, geboren te Amsterdam op 5 december 1920[1], was het enig kind van winkelier[noot 1] Bernard de Nigtere (1890-1985) en diens vrouw Henriëtte Wilhelmina Lobbes (1891-1986). Zij waren gedrieën woonachtig op de Bilderdijkstraat 189-hs.[2] Jopie had een baan als verkoopster bij warenhuis De Bijenkorf gehad, maar was in de herfst van 1939 ziek geworden en besloot toen een kantoorbaan te zoeken. Hiertoe had zij zich ingeschreven bij de Gemeente-Arbeidsbeurs, het arbeidsbemiddelingsbureau van de gemeente Amsterdam. Op zaterdagochtend 18 november 1939 kreeg Jopie de Nigtere een oproep van de arbeidsbeurs in de bus, waarin stond dat ze 's middags om half vijf verwacht werd voor een sollicitatiegesprek bij confectie-atelier De Vries op Singel 23, alwaar om een kantoormeisje werd gevraagd.

Nadat zij die zaterdag met haar moeder en tante in de binnenstad had gewinkeld, nam ze om vier uur afscheid op de hoek van het Spui en de Kalverstraat. Ze riep nog "Tot straks hoor". Dat was het laatste wat haar moeder van haar hoorde. Ze hadden om zes uur afgesproken bij bioscoop Cineac op het Damrak, maar Jopie de Nigtere kwam niet opdagen. Moeder en tante dachten dat de sollicitatie uitgelopen was en gingen naar huis.[noot 2]

Jopie kwam echter niet thuis voor het eten en in de loop van de avond ging haar vader naar het politiebureau Raampoort om aangifte van vermissing te doen. Men stuurde hem naar huis met de boodschap nog maar een paar uur af te wachten. Om half een 's nachts meldde de ongeruste vader zich weer en toen noteerde men het signalement. Pas de volgende dag, zondag, werd de Kinderpolitie, waaronder de vermissing ressorteerde, ingeschakeld.[3] Volgens andere berichten kwam de politie zelfs dinsdag pas in actie.[4][5]

Onderzoek[bewerken | brontekst bewerken]

Advertentie van de Gemeente-Arbeidsbeurs op de Passeerdersgracht
Singel 23 is het meest linkse pand (foto uit 1920). Op dat moment was er inderdaad een confectieatelier gevestigd, onder de naam Van Menk & Zonen.

Het politieonderzoek bracht een aantal vreemde zaken aan het licht. Om te beginnen bevond zich op het adres geen confectie-atelier. Het was er ooit wel gevestigd geweest, maar al jaren geleden opgeheven.

Er waren nog twee andere meisjes door de Arbeidsbeurs op de vacature afgestuurd. Opmerkelijk was dat ze alle drie om half vijf waren besteld; toch hebben de drie sollicitantes elkaar nooit gezien. Het eerste meisje merkte meteen dat er geen confectie-atelier op het adres zat en fietste door. Het tweede meisje zag dat ook, maar belde toch aan. Het bleek om een behangselfabriek te gaan, "N.V. Nederlandsche Behangselpapier Maatschappij"[6] geheten (door sommige krantenverslagen werd van een behangselwinkel gesproken[4]). Ze informeerde bij een oude man naar het atelier. Ten slotte was een man die op haar de indruk van een zeeman had gemaakt en in de buurt had gestaan, op haar afgelopen en had gezegd: "Ik zou maar verder gaan – ze zijn zeker niet meer aanwezig."[7] De oude man werd na een oproep in de kranten gevonden, maar wist verder niets te vertellen. De man in de zeemanstrui heeft zich nooit gemeld.[5]. Volgens andere berichten was er sprake niet van twee mannen, maar van één "man van ongeveer 30 jaar die op een zeeman leek", die na veel moeite door de politie werd opgespoord en een 76-jarige binnenschipper bleek te zijn, die nergens mee in verband kon worden gebracht.[4]

Volgens de persoon bij de arbeidsbeurs die het telefoontje had aangenomen, had de stem van de beller vreemd geklonken. Ze had eerst gedacht dat het een vrouw was.[4] Later bleek dat de onbekende, die zich De Vries noemde, dezelfde vrijdagochtend ook de R.K. Arbeidsbeurs voor Vrouwen en Meisjes had gebeld met het verzoek om vrouwelijk kantoorpersoneel. De vrouw die het telefoontje aan had genomen, had echter geconstateerd dat er geen Confectieatelier De Vries op Singel 23 was gevestigd en had in afwachting van een adresonderzoek de vacature niet verspreid.[8]

De eigenaar van de behangselfabriek, een in Bloemendaal woonachtige Duitser, had die zaterdag met zijn vrouw in Haarlem gewinkeld, iets wat door de politie geverifieerd kon worden.[4]

Het pand, samen met enkele aangrenzende panden, werd ondersteboven gekeerd, maar er werd niets ter zake doende aangetroffen.[5]

De politie stond uiteindelijk voor een raadsel. Als enige hypothese bleef over dat Jopie de Nigtere bij het pand moest zijn opgewacht door iemand die haar had gezegd dat de directie verderop zat of een soortgelijk voorwendsel en of ze even wilde meekomen. Er waren twee tips die in die richting wezen. Onafhankelijk van elkaar hadden twee mensen een meisje dat aan Jopies signalement voldeed in het gezelschap van een man zien lopen, de ene bij de Heisteeg, de andere even verderop op het Singel. De man werd in beide gevallen omschreven als 30 à 35 jaar oud, gekleed in een lichte dikke jas van Engelse gevlokte stof. Het tweetal voerde een gesprek en liep tamelijk losjes naast elkaar. Volgens de politie waren beide verklaringen zo eenduidig en positief dat van persoonsverwarring geen sprake kon zijn.[9] Dit leidde tot niets, want deze man is nooit gevonden.

De beller had een telefoonnummer opgegeven. De meeste krantenberichten uit die tijd deden het af als "vals", maar het was wel degelijk een bestaand telefoonnummer. De aansluiting was van een ir. Schnetlage, die in België werkte, maar aan de Keizersgracht woonde, niet ver van Singel 23, bij een Belgische pensionhouder. De pensionhouder zei in eerste instantie dat hij niets wist van een telefoontje. Na lang ontkennen gaf hij echter toe dat er op de vrijdag voor de verdwijning twee onbekende mannen bij hem waren gekomen die vroegen of ze konden bellen. Hij had ze toen de sleutel van de kamer van Schnetlage gegeven, waar ze hadden getelefoneerd. Hoewel de Belg daarna geschaduwd werd, is hij toch op een gegeven moment in een gracht verdronken.[4]

M. Reckman, journalist van De Telegraaf, onderzocht - met toestemming van de ouders en in aanwezigheid van de bekende advocaat Mr. Benno Stokvis - de kamer van het meisje. (Het is niet duidelijk of de politie dit had verzuimd of niet grondig genoeg had gedaan). Hij vond daar een dagboek van Jopie de Nigtere en brieven afkomstig van een korporaal uit Arnhem. Jopie bleek die zaterdagavond oorspronkelijk een afspraak met die korporaal gehad te hebben, maar volgens haar dagboek was die een week verschoven. Volgens Reckman, in een interview uit 1969, had de politie destijds wel gebruik gemaakt van zijn ontdekking van het dagboek en had de militair ook gesproken, maar was daar niets uitgekomen.[4]

De familie loofde een beloning van duizend gulden uit. De vader ontving op 26 november een brief waarin werd medegedeeld dat zijn dochter nog leefde en slechts een arm had gebroken bij een poging tot ontvluchting. Hij moest een advertentie plaatsen waarin de naam "Artisico" vermeld werd en de volgende ochtend een envelop met 1000 gulden bij een kiosk aan het Leidseplein afgeven. De heer De Nigtere mengde er echter de politie in en deze zette een hinderlaag op. Er werden uiteindelijk twee jongemannen gearresteerd. Het zou slechts een poging tot afpersing blijken te zijn.[10]

Mede omdat de pers er zoveel aandacht aan besteedde, kwamen er vele tips binnen. Overal in het land meende men het meisje gezien te hebben, in de Amsterdamse Ferdinand Bolstraat schreeuwend in een auto met vier mannen, in gezelschap van een korporaal op de boot naar Lemmer, in een bus bij Katwijk of als luciferverkoopster in Den Bosch[4], maar alle natrekkingen zouden vruchteloos blijken. In veel gevallen ging het om alleenreizende meisjes, die bijvoorbeeld een lift probeerden te krijgen. Soms meldde een meisje zich als ze zich in het signalement herkende.

De politie liet duizenden opsporingsaffiches drukken, ook in het Frans en Duits; die laatste waren bestemd voor België, Frankrijk en Duitsland.[11]

Half december kwam er nog een veelbelovende tip binnen van de telefoniste van Loet C. Barnstijn's Filmstad, een filmstudio in Wassenaar. Een meisje had vanuit een Amsterdamse telefooncel opgebeld en gevraagd of er misschien plaats was "bij de film". Ze had haar naam genoemd, "Anna de Nigte" of iets wat daar op leek, en de telefoniste hoorde dat het noemen van die naam aan de andere kant aanleiding tot discussie gaf, namelijk dat het "stom" zou zijn geweest om die naam te noemen. Oproepen naar aanleiding hiervan leverden echter niets op.[12]

Vader De Nigtere huurde een privédetective in, maar die had ook geen succes. Het bracht de De Nigteres wel aan de bedelstaf. De moeder van Jopie de Nigtere kwijnde weg van verdriet.[4]

Jopie de Nigtere[bewerken | brontekst bewerken]

Het signalement van Jopie de Nigtere, zoals dat na haar vermissing in de kranten verscheen, luidde als volgt: "LANG 1.60 M., breed gebouwd, bol gezicht, blauwe oogen, ronde neustop, donkerblond golvend haar (van voren springend), boven linkeroog klein litteeken, behaard op beenen, gezonde gelaatskleur, gekleed in blauw gebreid mantelpak met dito muts, blauwe blouse, beige kousen, lage bruine schoenen, onderkleeding bestaande uit rose pantalon en rose corset gemerkt met waschnummer 546. Zij draagt een gouden armbandhorloge met gevlochten grijsleeren riempje en een dun gouden ringetje met diamantje. Zij had bij zich een klein blauw damestaschje inhoudende enkele onderwijsdiploma's, en een portemonnaie met ongeveer ƒ 2,50."[13]

Over de persoon Jopie de Nigtere werden uiteenlopende verklaringen afgelegd. Volgens haar ouders was zij een oplettend, punctueel en opgeruimd meisje. Ex-collega's noemden haar echter getroebleerd en licht ontvlambaar. Ze zou lesbisch zijn geweest en vruchteloze avances naar collega's gemaakt hebben.[14] Sommigen brengen haar verdwijning in verband met het verbreken van de vriendschap door haar Bijenkorf-collega Regina Roodveldt. Zij werd als Joodse in 1943 in Sobibor vermoord.[15]

De mogelijkheid dat ze vrijwillig was verdwenen is overwogen, maar hoe zij zich schuil had kunnen houden, terwijl er op zo'n grote schaal in heel West-Europa naar haar werd gezocht, blijft dan moeilijk te verklaren.

Latere ontwikkelingen[bewerken | brontekst bewerken]

De praktijken van de Arbeidsbeurs, die wel de personalia van de werkzoekenden natrok, maar dit naliet bij werkaanbieders, kwamen sterk onder vuur te liggen, tot in de Tweede Kamer aan toe[16][17], zeker toen bleek dat de R.K. Arbeidsbeurs voor Vrouwen en Meisjes diezelfde vrijdagmorgen hetzelfde verzoek om sollicitanten had aangehouden voor nader onderzoek.[18]

Nog maanden later werden alle leegstaande percelen in een wijde omtrek doorzocht[19]. Vele, vaak anonieme aanwijzingen van publiek en paragnosten werden gevolgd, tot in België, Duitsland, Frankrijk en Zuid-Amerika toe.

In augustus 1940 werd in het Hollandsch Diep gedregd, bij een bepaalde pijler van de Moerdijkbrug. Het enige wat de duiker omhoog bracht was een katoenen of wollen draad, wellicht van een kledingstuk afkomstig.[20]

In november 1940 werd een 40-jarige Haagse smokkelaar, lid van de Amsterdamse onderwereld, aangehouden. Al eerder was hij in een anonieme brief aangewezen, omdat men hem met De Nigtere meende te hebben gezien op de boulevard van Scheveningen. Het "berucht heerschap" had nu geprobeerd een meisje in zijn auto naar Parijs mee te lokken, waarop zij zei: "Je wil mij meelokken, net als Johanna de Nigtere". De man zou geantwoord hebben: "Johanna de Nigtere is al lang dood, die wou niet." Ook dit spoor liep dood.[21]

Op 28 maart 1943 werden in een sloot in Naarden twee in verregaande staat van ontbinding verkerende lijken gevonden, in met stenen verzwaarde juten zakken. Het ene lijk was van een meisje van ca. 11 jaar, het andere van een meisje van 18 à 19 jaar. Er was in die periode vermoedelijk een seriemoordenaar in 't Gooi actief, die het op kinderen had gemunt. Diverse vermissingen en deze lijkvondsten werden dan ook hiermee in verband gebracht. Het meisje van 18 à 19 jaar droeg een ringetje met diamant dat sterk leek op dat van Jopie de Nigtere. Uit de gebitsgegevens zou echter blijken dat zij het niet was.[22] Toch wordt de vermissing van De Nigtere nog jaren later in verband gebracht met deze ongeïdentificeerde "Gooische kindermoordenaar".

Nog in 1952, dertien jaar later, stelde de politie een onderzoek in naar het gerucht dat het meisje zou zijn ingemetseld in een kelder in een huis aan de Herengracht.[4]

Johanna de Nigtere werd in 1953 officieel doodverklaard.[2] De zaak stond anno 2018 als cold case nog steeds in de belangstelling van de politie.[14]