Wappie

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Wappie is een pejoratief begrip dat ontstaan is in het Nederlands taalgebruik in de jaren negentig van de twintigste eeuw. Het geeft een zonderlinge geestesgesteldheid aan waarbij men de weg kwijt is geraakt, of een zonderling persoon, een dwaalgeest of 'gekkie'. Het kan ook betekenen 'zich bezig houden met complottheorieën' of 'onder invloed van verdovende middelen verkeren' of 'niet goed wijs'.

Herkomst en gebruik[bewerken | brontekst bewerken]

De herkomst van het woord wappie is niet duidelijk. Mogelijk komt het van het Sranantongo-woord wappa, wat straattaal is voor 'stoned'.[1] In deze betekenis werd het in de 1990er jaren al gebruikt door een kleine groep in de gabberscene.[2]

In 2011 schreef Guus Middag dat wappie in de straattaal "dronken" betekent.[3]

In het Venloos woordenboek van 1993 staat het vermeld in de betekenis 'mep' en 'kluts' in het voorbeeld "ik waas gans van de wap aaf" (ik was helemaal de kluts kwijt). In Noord-Limburg en Brabant bestaan de uitdrukkingen 'van de wap' zijn, 'gewapperd zijn' en 'waps zijn' (niet sporen, een rare mening hebben).

Framing en reframing[bewerken | brontekst bewerken]

Ten tijde van de coronapandemie werden de termen ‘coronawappie’ en 'covidwappie' gebruikt, waarvan covidwappie het tot de derde plek bracht in de Woord van het jaarverkiezing van 2020.[4] Ook de variant ‘viruswappie’ was kandidaat voor de verkiezing. In 2021 werd 'wappie' bij de verkiezing van Genootschap Onze Taal verkozen tot Woord van het jaar.[5]

Het zijn diskwalificerende benamingen voor personen die de ernst van COVID-19 ontkennen en de coronapandemie zien als een complot dat door de elite is bedacht om 'het volk' te controleren. Actiegroep Viruswaarheid reframede het woord door 'Wappie' - met hoofdletter - als geuzennaam te gebruiken.[6][7] In december 2020 maakte cabaretier Youp van 't Hek bij het tv-programma Even tot hier op de melodie van Flappie een liedje hierover.

Zoek wappie op in het WikiWoordenboek.