Waterloospolder

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Waterloospolder
Waterschap in Nederland
Locatie op de polderkaart van W.H. Hoekwater uit 1901
Locatie
Provincie Zuid-Holland
Coördinaten 52°12'0,68"NB, 4°34'5,70"OL
Oppervlakte 147,2 ha ha  
Geschiedenis
Opgericht 1 maart 1636
Opgeheven 1 januari 1979
Opgegaan in Veen- en Geestlanden
Portaal  Portaalicoon   Nederland

De Waterloospolder (ook wel de Zevenhuizerpolder genoemd) is een polder en een voormalig waterschap in de Nederlandse provincie Zuid-Holland in de voormalige gemeenten Alkemade (thans: gemeente Kaag en Braassem) en Warmond (thans: gemeente Teylingen). Het waterschap was verantwoordelijk voor de waterhuishouding in de gelijknamige polder.

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

De Waterloospolder heeft een oppervlak van circa 147 hectare en is gelegen tussen de plaatsen Leiden en Roelofarendsveen. De polder grenst in het noorden aan de Kagerplassen. In het westen van de Waterloospolder is de buurtschap Zevenhuizen gelegen. Afgezien van enkele woningen, boerderijen, vakantiewoningen en campings, bestaat de Waterloospolder voor het grootste deel uit grasland dat voor veeteelt gebruikt wordt.

Historie[bewerken | brontekst bewerken]

Al in 1634 werd door de landeigenaren van zeven afzonderlijke, kleine polders, gelegen tussen de Zevenhuizervaart, het Zweiland, het Spijkerboor, de Zever en de Waterloos (de verbinding tussen de Koppoel en de Klei- of Kiekpoel) besloten deze te verenigen tot een enkele polder. Deze vereniging resulteerde in het ontstaan van de Waterloospolder.[1]

Bemaling[bewerken | brontekst bewerken]

De bemaling geschiedde in het verleden door de Waterloosmolen en sinds 1965 door een elektrisch gemaal.

Dijken[bewerken | brontekst bewerken]

De economische schade voor de Waterloospolder zal bij een dijkdoorbraak vanuit de boezem circa 2,5 miljoen euro bedragen.[2] De circa zes kilometer lengte aan veenkaden rond de polder blijven zakken en moeten daarom regelmatig worden opgehoogd en versterkt. In de periode 2016-2017 worden de kaden wederom aangepakt.[3]