Wikipedia:Educatieprogramma/ITV Hogeschool voor Tolken en Vertalers/Dorothea Erxleben

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie


Dorothea Christiane Erxleben
Dorothea Erxleben
Algemene informatie
Volledige naam Dorothea Christiane Erxleben
Geboren Quedlinburg, 13 november 1715
Overleden Quedlinburg, 13 juni 1762
Doodsoorzaak bloedkanker
Nationaliteit Vlag van Duitsland Duitsland
Beroep Geneeskunde
Portaal  Portaalicoon   Geneeskunde

Dorothea Christiane Erxleben (geboren Leporin, Quedlinburg 13 november 1715 - 13 juni 1762) was de eerste vrouwelijke arts die een graad in de geneeskunst behaalde (1754) en een voorvechtster van universitaire scholing voor vrouwen.

Geboortehuis in Quedlinburg}

Dorothea Leporin werd geboren als dochter van Christian Polykarp Leporin sr. (1689–1747), arts in Aschersleben en later stadsarts in Quedlinburg, en Anna Sophia Leporin (1681–1757), dochter van Albert Meinecke, lid van de consistorie. Haar geboortehuis aan de Steinweg 51 valt tegenwoordig onder monumentenzorg. Het meisje, van jongs af aan gevoelig en ziekelijk, gaf blijk van bijzondere intellectuele vaardigheden en interesse in natuurwetenschappelijke studies. De rector en conrector van de Quedlinburger Ratsschule gaven haar privéles in het Latijn. Haar vader gaf haar les in natuurwetenschappen en samen met haar broer Christian Polykarp Leporin jr. (1717–1791) werd ze opgeleid in zowel de theoretische, alsook de praktische geneeskunde. Hierdoor leerde zij onder andere de medische publicaties van Georg Ernst Stahl, Michael Alberti, Johann Juncker en Lorenz Heister kennen. Ook nam hij haar vanaf haar 16e jaar mee naar zijn patiënten en liet hij zich gaandeweg zelfs door haar vervangen in zijn praktijk.

Dorothea doorliep dezelfde opleiding als haar broer en net zoals hij wilde zij een academische graad behalen. De wens om samen met haar broer te studeren werd door zijn oproep voor de militaire dienst onmogelijk gemaakt. Omwille van de studie verliet de broer voortijdig de militaire dienst om samen met zijn zus een studie te beginnen. Hij vluchtte naar het nabijgelegen graafschap Hessen-Kassel, omdat hij een tijdlang als deserteur gezien werd. [1]Later werd hij arts in Nienburg an der Weser.

Hierdoor bleef, ondanks haar brede geneeskundige kennis, aan Dorothea Leporin de toegang tot de universiteit ontzegd. Geïnspireerd door de Italiaanse wetenschapster Laura Bassi, die een universitaire hoogleraarschap had verkregen, besloot ze te strijden voor haar recht om geneeskunde te praktiseren. Daarop wendde zij zich tot Frederik de Grote, die in 1741 de universiteit in Halle aanwees om haar toe te laten om te kunnen promoveren. In 1742 trouwde Dorothea de weduwnaar en predikant Johann Christian Erxleben (1697–1759), die uit een eerste huwelijk met haar nicht een zoon en vier dochters had. Omdat het oudste stiefkind nog maar 9 jaar was, maakte zij nog niet direct gebruik van de koninklijke permissie om te mogen promoveren.

Toen zij als arts begon te praktiseren, werd ze kwakzalver genoemd door de andere artsen van haar geboortestad , omdat ze geen officiële, universitaire opleiding tot arts had genoten. In het traktaat "Gründliche Untersuchung der Ursachen, die das weibliche Geschlecht vom Studiren abhalten" (Ned. vertaling: "Een diepgaand onderzoek naar de oorzaken die het vrouwelijke geslacht van het studeren afhouden") verweerde zij zich in 1742 onder de naam Leporin tegen de vooroordelen:

"De minachting van wetenschappelijke kennis wordt vooral zichtbaar in het feit dat het vrouwelijke geslacht van het studeren weggehouden wordt. Wanneer iets het grootste deel van de mensheid onthouden wordt, omdat het niet voor iedereen noodzakelijk en nuttig is, maar ten koste zou gaan van velen, krijgt het niet de (juiste) waarde toegekend, omdat het niet het algemene nut dient. Het buitensluiten van wetenschappelijke kennis van velen leidt dus tot hun minachting. Dit onrecht is net zo groot als datgene, wat de vrouwen overkomt die van dit heerlijke en kostbare bezit beroofd worden."

Huis Kaplanei 10 in Quedlinburg, de woon- en werkplaats van Dorothea Christiane Erxleben

Naast de bezigheden als huisvrouw in haar grote gezin bleef zij praktiseren. In 1747 nam zij de praktijk van haar overleden vader over. Nadat een van haar vrouwelijke patiënten tijdens de behandeling stierf, werd zij door andere artsen voor "medisch prutswerk" aangeklaagd. Hierop besloot de toen 39-jarige Dorothea, kort na de geboorte van haar vierde kind, alsnog te promoveren. In januari 1754 leverde zij haar proefschrift in met de titel "Quod nimis cito ac iucunde curare saepius fiat causa minus tutae curationis". Deze werd in 1755 uitgebracht in het Duits met de titel "Academische Abhandlung von der gar zu geschwinden und angenehmen, aber deswegen öfters unsichern Heilung der Krankheiten".(Ned. vertaling: Wetenschappelijke verhandeling over te snelle en aangename, maar daarom vaak onzekere genezing van ziektes.) Op 6 mei van hetzelfde jaar mocht zij aantreden bij de universiteit van Halle om haar promotie-examen doen, maar niet voordat de Pruisische koning er zijn goedkeuring voor had gegeven. Voor dit examen slaagde zij met uitstekend resultaat. Op 12 juni 1754 werd zij op plechtige wijze door professor Johann Junker tot "doctor in de geneeskunde" benoemd. Na de promotie leefde zij haar leven zoals daarvoor: zij zorgde voor de kinderen, deed de huishouding en behandelde patiënten. In Quedlinburg bleef zij tot haar dood in 1762 de graag geziene "mevrouw pastoor". Zoals uit een memoriam van haar oudste zoon Friedrich Georg Christian op te maken is, stierf zij aan bloedkanker.

Erxleben had vier kinderen. De eerste zoon, Johann Christian Polycarp Erxleben (1744-1777) was een bekende natuurwetenschapper. De tweede zoon, Christian Albert Christoph (1746-1755) stierf al op 9-jarige leeftijd. Dochter Anna Dorothea (1750-1805) trouwde in 1777 Ludwig Christian Anton Wigan. De botanicus Julius Wilhelm Albert Wigand (1821-1886) is haar kleinkind. De jongste zoon Johann Heinrich Christian (1753-1811) was rechtsgeleerde.[2]

Invloed en benoemingen[bewerken | brontekst bewerken]

Op 20 april 1899 werden voor het eerst vrouwen in het Duitse Rijk officieel toegelaten tot de staatsexamens in de geneeskunde, tandheelkunde en farmacie. Vrouwelijke geneeskundestudenten werden in 1908/1909 voor het eerst toegelaten aan de Pruisische universiteiten.

Vanaf 1955 tot aan de sluiting in 1990 droegen zowel de school voor geneeskunde en de school voor medische beroepsonderwijs in Quedlinburg de naam "Dorothea Christiane Erxleben". Vanaf 1962 profileerde de school voor geneeskunde zich tot een opleidingsplaats voor "buitenlandse studenten van jonge nationaalstaten". Op dit voor de DDR uitzonderlijk instituut werd medisch personeel opgeleid en vakbekwaam gemaakt. Studenten waren afkomstig uit meer dan dertig landen, verspreid over vier continenten.

Een kazerne in het noorden van Halle (Saale), waar in 1990 de geneeskundige afdeling van het leger gestationeerd was, droeg tot aan de opheffing van het garnizoen Halle in 2007 de naam Dr. Dorothea Erxleben Kazerne. Ook werden er meerdere scholen naar haar vernoemd.

In de voormalige polikliniek in het stadsdeel 2 van Halle-Neustadt maakte de kunstschilder Hannes H. Wagner uit Halle in 1970 een muurschildering van het leven van Dorothea Erxleben. Over de restauratie van de wandschildering is er een masterscriptie (2007) voorhanden van Stephanie Dannenfeldt bij het Hornemann Institut in Bielefeld.

Ook het kenniscentrum van de universiteitskliniek Halle (Saale), het Dorothea-Erxleben-Lernzentrum, werd naar haar vernoemd.

In de deelstaat Nedersaksen bestaat nog altijd het Dorothea-Erxleben-Programm. Dit programma is bedoeld om vrouwen in aanmerking te laten komen voor het hoogleraarschap aan artistiek-wetenschappelijke universiteiten en hogescholen. Ook zijn ook de ziekenhuizen in Quedlinburg en Wernigerode naar haar vernoemd.

Het muziek-theaterstuk "Kein Ort. Erxleben" van Katrin Schinköth-Haase is een artistiek eerbetoon aan haar leven.

Er zijn talrijke straten naar Dorothea Erxleben genoemd, onder andere in Berlin-Altglienicke, Bonn (Vilich-Müldorf), Braunschweig, Dresden, Elmshorn, Halle, Heide, Hettstedt, Hilden, Kiel, Langenfeld, Lübeck en Quedlinburg.

Ter ere van haar 300ste geboortedag eerde Google haar met een doodle. [2]

  • Traktaat, Berlijn 1742: "Gründliche Untersuchung der Ursachen, die das weibliche Geschlecht vom Studiren abhalten". (Gedigitaliseerd op Wikimedia Commons)
  • Proefschrift, 1754: "Quod nimis cito ac iucunde curare saepius fiat causa minus tutae curationis". (Gedigitaliseerd bij de Bayerischen Staatsbibliothek)
  • Proefschrift, 1755 Duitse uitgave: "Academische Abhandlung von der gar zu geschwinden und angenehmen, aber deswegen öfters unsichern Heilung der Krankheiten". Herdruk: Uitgeverij Janos Stekovics, Dößel 2004, ISBN 3-89923-056-6.
Zie de categorie Dorothea Erxleben van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.

[[Categorie:Wikipedia:Vertaalde artikelen uit het educatieprogramma]]