Witte kluifzwam
Witte kluifzwam | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||||
Witte kluifzwam (Helvella crispa) | |||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||
Helvella crispa (Scop.) Fr. (1822) | |||||||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||||||||
|
De witte kluifzwam (Helvella crispa) is een schimmel uit de familie Helvellaceae.
Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]
- Hoed
De witte kluifzwam heeft een vruchtlichaam van vijf tot vijftien centimeter groot. De hoed meet drie tot zes centimeter, is meestal zadelvormig en bestaat uit twee of drie lobben. De bovenzijde van de hoed is vuilwit tot crème-oker, de ruw behaarde onderzijde crème tot geelbruin. De rand van de hoed staat vrij van de steel.
- Steel
De steel is wit tot grijsbruin van kleur en in de lengte diep gegroefd. Hij wordt vier tot dertien centimeter hoog, met een doorsnede van een tot vijf centimeter. Het is bolvormig aan de onderkant en loopt taps toe naar de punt. De steel doorkruist door onregelmatige en langwerpige holtes.
- Smaak en geur
Jonge exemplaren hebben een aangename geur en smaak, terwijl oude een zeer zoete geur en smaak hebben.
- Sporen
Het sporenpoeder is wit. De sporen zijn hyalien, elliptisch van vorm en glad. Ze meten 16-20 × 10-12 μm. Ze rijpen in cilindrische buizen van ongeveer 240-290 × 15-18 µm groot.
De paddenstoel kan verward worden met bleke exemplaren van de zwarte kluifzwam (H. lacunosa), bij deze is de hoedrand echter niet overal los van de steel.
Toxiciteit[bewerken | brontekst bewerken]
In deze paddenstoel zit het in dierproeven kankerverwekkende monomethylhydrazine (na hydrolyse van het aanwezige giromitrine), dat ook spijsverteringsklachten kan veroorzaken. De stof komt er 5 milligram per kilogram voor en wordt bij verhitting grotendeels afgebroken.

Verspreiding en levenswijze[bewerken | brontekst bewerken]
De witte kluifzwam is in de lage landen een vrij algemene soort. Het is een saprofyt die groeit in bossen of bosranden op humusrijk zand, klei en leem. De paddenstoelen zijn 's zomers en in de herfst zichtbaar en worden vooral in de nabijheid van eiken aangetroffen.[1]
Bronnen, noten en/of referenties
|