Naar inhoud springen

Zwartrugfluitvogel

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Zwartrugfluitvogel
IUCN-status: Niet bedreigd[1] (2018)
Zwartrugfluitvogel
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Aves (Vogels)
Orde:Passeriformes (Zangvogels)
Familie:Artamidae
Geslacht:Gymnorhina
Soort
Gymnorhina tibicen
(Latham, 1801)
Zwartrugfluitvogel
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Zwartrugfluitvogel op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Vogels

De zwartrugfluitvogel (Gymnorhina tibicen, synoniem: Cracticus tibicen) is een zangvogel uit de familie Artamidae (spitsvogels) en onderfamilie Cracticinae (orgelvogels). In het Engels wordt hij ook wel aangeduid als Australian magpie (Australische ekster) of piping shrike (letterlijk "fluitklauwier"). Ze maken een kenmerkend geluid. Een (oudere) Nederlandse naam voor deze vogel is Australische fluitkraai.

Het verenkleed van deze vogel is zwart en wit. De snavel is wit en de poten zwart. De lichaamslengte bedraagt 42 cm.

De vogels zoeken in groepen voedsel op de grond, waar ze met hun sterke snavels insectenlarven en andere ongewervelde dieren opgraven. Ook kleine vogels en knaagdieren worden gedood. Hij zoekt zijn voedsel ook wel bij vuilnisbakken.

Voortplanting

[bewerken | brontekst bewerken]

Elke groep heeft een ingewikkelde sociale structuur, die bepaalt dat alle vrouwtjes paren met een dominant mannetje om daarna alleen te nestelen. Jonge mannetjes paren, als zich de mogelijkheid voordoet, soms met vrouwtjes, maar nemen niet deel aan de verzorging van jongen. Deze taak is weggelegd voor de dominante man. Elke groep verdedigt zijn broedgebied fanatiek tegen indringers. Het nest bestaat uit een ondiepe, van binnen gevoerde kom, dat gebouwd wordt in een boom. In Australië en Nieuw-Guinea wordt gewaarschuwd om broedplaatsen van zwartrugfluitvogels niet te benaderen.

Verspreiding en leefgebied

[bewerken | brontekst bewerken]

De soort is inheems in Australië en Nieuw-Guinea. Hij is door mensen ingevoerd op Fiji en in Nieuw-Zeeland.

De soort telt acht ondersoorten:[2]

  • G. t. papuana: het zuidelijk-centraal Nieuw-Guinea.
  • G. t. eylandtensis: inlands noordelijk Australië.
  • G. t. tibicen: noordoostelijk, oostelijk-centraal en zuidoostelijk Australië.
  • G. t. tyrannica: de kust van zuidelijk-centraal tot zuidoostelijk Australië.
  • G. t. hypoleuca: Tasmanië en de eilanden in de Straat Bass.
  • G. t. telonocua: zuidelijk-centraal Australië.
  • G. t. dorsalis: zuidwestelijk Australië.
  • G. t. longirostris: westelijk Australië.

De grootte van de populatie is niet gekwantificeerd, maar de soort wordt omschreven als algemeen tot zeer talrijk langs de kust en in landbouwgebieden en schaars in het droge binnenland. Op de Rode lijst van de IUCN heeft deze soort de status niet bedreigd.[1]