Ancien régime

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Ancien regime)
Een spotprent tegen het ancien régime.

Met het ancien régime (Frans voor oud stelsel of oud systeem) verstaat men de politieke en maatschappelijke organisatie van het Franse koninkrijk vanaf de late middeleeuwen tot aan de Franse Revolutie van 1789. Typische kenmerken daarvoor waren de absolute monarchie, het bestaan van talrijke privileges, een standenmaatschappij, een bevoorrechte staatskerk en een territoriale indeling met grote verschillen in bestuur en recht.

Bij uitbreiding wordt de term toegepast voor de grote delen van Europa die als gevolg van de Franse Revolutie drastische veranderingen ondergingen. In Nederland en België spreekt men van ancien régime doorgaans om de politieke en sociale structuren aan te duiden die door de Franse invasie van 1794-1795 in de Bataafse Republiek werden opgeheven. Deze instituties vonden hun wortels veelal in het feodalisme van de middeleeuwen. Vooral in de Zuidelijke Nederlanden, met hun rijke en invloedrijke nijverheidssteden, waren vanaf de 13e eeuw, en later in de rest van de Nederlanden onder invloed van het verlichtingsdenken, reeds sterke hervormingen doorgevoerd.

De term 'ancien régime' is daarnaast een substituut voor Nieuwe Tijd of vroegmoderne tijd, een periode in de Europese geschiedenis die loopt van ca. 1450 tot ca. 1800.[1]

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

Er kan niet gesproken worden van 'het' ancien régime met overal en in alle tijden dezelfde kenmerken en structuur zonder ontwikkelingen. Door heel Europa ontstond een lappendeken aan vorstendommen met elk een eigen geschiedenis en verschillen naar regio.[2] Sterk vereenvoudigend is van het ancien régime een standenmaatschappij bekend bestaand uit drie standen: de adel, de clerus en de derde stand, met onderverdelingen. De adel en clerus hadden talrijke privileges waaronder bijvoorbeeld vrijstelling van belastingen. De derde stand, bestaand uit bewoners op het land als boeren en werklui, in de steden kooplieden, arbeiders en ambachtslui, had aanvankelijk geen zeggenschap maar dat werd vooral in de steden in de loop der eeuwen wel bedongen.[3] Kenmerkend voor deze periode was de geringe vorm van politieke invloed en macht voor de burger, de ambachtslui en de arbeiders aan de ene kant vergeleken met de overmatige invloed en vooral de privileges van de adel en de clerus of geestelijken aan de andere kant.

Op het platteland bestond een grote tegenstelling tussen de boerenstand en de klasse der grootgrondbezitters, die op basis van het feodale stelsel nagenoeg absolute heerschappij had. Zo kon een dorpsheer zowel de wetgevende en rechterlijke macht als het dagelijkse bestuur in een dorp uitoefenen. Anderzijds bestond er een grote mate van decentralisatie. Dit weerspiegelde zich ook in een zeer grote variëteit aan munteenheden, gewichten en maten, die in nagenoeg alle gewesten anders waren.

In het ancien régime konden openbare mandaten en gerechtelijke functies, zoals het schoutambt, het meierschap en het drostambt, voor een beperkte tijd verpacht worden. Dit kon in principe zeer efficiënt zijn, maar door kortetermijnvisie en winstbejag leidde het ook tot misbruik, favoritisme of ambtelijke willekeur.[bron?]

Het hertogdom Brabant kende een ontwikkeling uitgaand van de steden waarbij vertegenwoordigers van de burgers met de heren onderhandelden en in ruil voor erkenning van hun gezag, of het voldoen van hun schulden, rechten bedongen die schriftelijk werden vastgehouden, aangeduid als Brabants constitutionalisme. Ook kende Brabant de meisenier een rechtsterm waarmee een bevoorrechte boerenstand aangeduid werd, te vergelijken met de poorters van een stad. Aanvankelijk waren dit echter vrijgemaakte horigen die militaire diensten aan de heer verleenden en in ruil daarvoor bijvoorbeeld vrijstelling van erfbelasting of dode hand kregen en het recht alleen gevonnist te mogen worden voor de eigen schepenbank, waar het aangeklaagde misdrijf ook moge gebeurd zijn.

De opheffing van het ancien régime[bewerken | brontekst bewerken]

De opheffing van het ancien régime had vele maatschappelijke en bestuurlijke gevolgen:

  • De heerlijkheden werden opgeheven en vervangen door één algemeen lokaal bestuursmodel, de gemeente. Gemeenten werden gegroepeerd in gerechtelijke kantons en arrondissementen, die op hun beurt bij nieuw gecreëerde departementen - later opnieuw provincies genoemd - werden ondergebracht.
  • Wat de rechterlijke macht betreft, werden de plaatselijke schepenbanken vervangen door centraal bestuurde gerechtshoven. Invoering van hoven van beroep en hoven van assisen.
  • Invoering van de burgerlijke stand ter vervanging van de voorheen door de Kerk georganiseerde registratie van geboorten, huwelijken en overlijdens.
  • Opheffing van het leenstelsel: lenen (waarvan de houder slechts het vruchtgebruik bezat en de suzerein de naakte eigendom) werden volle eigendom.
  • Opheffing van het tiendenstelsel: de tiende die doorgaans geïnd werd door de Kerk (evenredig verdeeld onder de parochiepriester, het bisdom en de plaatselijke armenzorg) werd vervangen door een door de Staat georganiseerd stelsel van belastingen. Tienden in het bezit van seculieren werden verbeurd verklaard (of de eigendomstitel waardeloos).
  • Verbeurdverklaring van het koninklijk domein: dit werd staatseigendom.
  • Afschaffing van alle ambtelijke en adellijke titels.
  • Afschaffing van het gewoonterecht en invoering van de Code Napoléon (burgerlijk wetboek).
  • Afschaffing van de oude maatstelsels en invoering van het metriek stelsel.

Deze veranderingen waren niet zonder meer en overal positief. Het stadsburgerschap van vóór 1800 in veel grote Europese steden was bijvoorbeeld aanzienlijk democratischer dan dat van de natiestaten van de negentiende eeuw. Een stadsbewoner kon op allerlei manieren deelnemen aan stedelijke organisaties, zijn stem laten horen, en via getrapte procedures zijn invloed nationaal doen gelden. De Revolutie vernietigde deze structuren. De gilden en andere maatschappelijke organisaties werden als ‘feodale’ relicten afgeschaft, het duurde vervolgens nog ruim een eeuw voor ook Frankrijk zoiets als algemeen kiesrecht kreeg.[4]

Binnen het Vlaams onderwijs[bewerken | brontekst bewerken]

Het ancien régime wordt binnen het Vlaams onderwijs, zowel secundair als hoger, gebruikt als aanduiding voor de tijdvakken middeleeuwen en vroeg-moderne tijd.[5][6]

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Frijhoff, W. Th. M. en L. Wessels (2006) Veelvormige dynamiek. Europa in het Ancien Regime. 1450-1800 (Amsterdam: Boom - Sun)
  • Le Roy Ladurie, E. (1991) L'Ancien Régime, 2 dln. (Parijs: Hachette)