Botweefsel

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dwarsdoorsnede van een bot

Botweefsel is een gespecialiseerde vorm van bindweefsel. Het is drukbestendig en kan grote trekkrachten weerstaan. Het is opgebouwd uit collagene fibrillen (30%), kalkzouten (60%) die voor de verharding van het matrix zorgen, en water (10%). In het botweefsel komen een aantal soorten cellen voor: osteoblasten, osteocyten en osteoclasten. Het harde, verkalkte deel van het bot bestaat uit botmatrix.

Ondanks de hardheid is het botweefsel (ook in volwassen toestand) sterk dynamisch. Onder invloed van druk en trekkrachten wordt het bot voortdurend geremodelleerd, door opbouw en afbraak van het botweefsel. Na een botbreuk weet het zich effectief te herstellen en tijdens de groei van het lichaam ondergaan de botten grote veranderingen in vorm.

Botmatrix is hard doordat het gemineraliseerd is, dat wil zeggen dat er in grote hoeveelheden zouten van calcium en fosfor (hydroxyapatiet) zijn afgezet. Ook bevat botmatrix grote hoeveelheden collagene vezels. Zonder deze zeer trekvaste elementen zouden onze botten wel heel hard zijn, maar ook uiterst bros en breekbaar.

De osteocyten liggen in kleine kamertjes (lacunae) in de matrix. Net als vele andere bindweefselcellen staan ze via dunne uitlopertjes in contact met naburige osteocyten. Deze uitlopers verlopen in fijne kanaaltjes (canaliculi) in de matrix. Via de canaliculi staan de lacunae met elkaar in verbinding.

In het bot komt ook het systeem van Havers voor. Deze kanaaltjes zorgen voor de voedselvoorziening van de cellen in het botweefsel.

Botweefsel komt in twee vormen in de botten voor:

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]