Briet mila

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Besnijdenisset uit de 19e eeuw

De briet mila (Hebreeuws: בְּרִית מִילָה, "verbond van besnijdenis"), bries miele of bries hamiele (Nederlands-Jiddisch/Asjkenazische uitspraak) is de rituele besnijdenis van jongens in het jodendom.

Methode[bewerken | brontekst bewerken]

De besnijdenis wordt uitgevoerd op pasgeboren jongetjes op de achtste dag na hun geboorte. Dit is een belangrijke plicht waar alleen van afgeweken kan worden indien er medische redenen voor zijn. De briet of bris (korte naam) wordt uitgevoerd door een religieuze deskundige, de moheel. In het geval van bekering tot het Jodendom wordt besnijdenis op hogere leeftijd van de man uitgevoerd. Meisjes worden in het jodendom niet besneden. In sommige joodse kringen is wel het gebruikelijk om ook de naamgeving van een meisje feestelijk te vieren.[1] De voorhuid wordt begraven, omdat het een onderdeel vormt van het heilige lichaam dat door God verkregen is.[2]

De besnijdenis wordt naast weekdagen ook op de sjabbat uitgevoerd.[1]

Religieuze betekenis[bewerken | brontekst bewerken]

De letterlijke betekenis van briet miela geeft ook aan waarom de besnijdenis wordt uitgevoerd, het zou een door God voorgeschreven teken zijn (Genesis 17:9-12[3]) dat een man is opgenomen in het verbond dat God sloot met aartsvader Abraham. Dat verbond hield in dat Abraham bij zijn vrouw Sara, die al oud was, nageslacht zou krijgen, dat het door Gods gekozen volk zou zijn om zijn wetten te volgen (Genesis 17:7[4]). Tevens beloofde God dat dit volk zich zou vestigen in het beloofde land, Kanaän (Genesis 15:18).

De halacha (joodse wet) sluit onbesneden mannen gedeeltelijk buiten uit het jodendom. Een jongen die op zijn 13e verjaardag (bar mitzvah) nog niet besneden is moet dit zelf laten doen. Weigert een onbesneden man zich te laten besnijden, dan kan hij ook niet worden opgeroepen voor de Thoralezing, kan hij volgens sommige rabbinale geleerden niet deelnemen aan een Pesach-seder, en wordt hij ook in verschillende andere zaken als een niet-jood beschouwd.

Controverse[bewerken | brontekst bewerken]

Er is commotie over het besnijdenisritueel bij sommige ultraorthodoxe joden. In het Charedisch Jodendom komt voor dat de mohel, doorgaans de rabbi, het bloed van de besneden penis met de mond wegzuigt, het zogenaamde metzitzah b'peh.[5] Omdat dit de kans op infecties duidelijk vergroot, is het zeer omstreden. De Israëlische Vereniging voor Kindergeneeskunde verklaarde het bloedzuigritueel na de besnijdenis te willen beëindigen. In Israël zijn veel besnijders al overgestapt op een steriel pompje. Daarmee kan worden uitgesloten dat de kinderen worden besmet via de mond, die bron van bacteriën en virussen is. Uit onderzoek bleek dat tussen 2000 en 2011 in New York zeker elf besneden jongens met herpes waren geïnfecteerd; twee overleden eraan. Israël zou drie à vier besmettingen per jaar kennen, op een totaal van 60.000 tot 70.000 besnijdenissen. Ultraorthodoxe moheels weigeren de orale traditie echter op te geven en beperken zich tot een mondspoeling voor het zuigen.[6]

De rituele besnijdenis is zo belangrijk voor joden dat zelfs diegenen onder hen die zich niet of nauwelijks aan tradities houden meestal toch hun pasgeboren zonen laten besnijden. Er is echter ook een joodse beweging tegen de besnijdenis. De eigen kinderen laat men niet besnijden en er wordt gepleit voor een algeheel verbod. Hoewel deze beweging vrij marginaal is, neemt de sociale acceptatie voor niet besneden zijn onder joodse mannen toe.[bron?] De Israëlische Jood Eran Sadeh richtte de organisatie Gonnen Al Hayeled (Bescherm Het Kind) op en betoogde dat het in 2012 in Duitsland gedane voorstel om circumcisie te verbieden "niet antisemitisch" was.[7][8]

Zie de categorie Brit milah van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.