Kameel

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Kemel)
Zie Kameel (doorverwijspagina) voor andere betekenissen van Kameel.
Kameel[1]
Kameel
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Mammalia (Zoogdieren)
Orde:Artiodactyla (Evenhoevigen)
Familie:Camelidae (Kameelachtigen)
Geslacht:Camelus (Kamelen)
Soort
Camelus bactrianus
Linnaeus, 1758
Verspreidingsgebied
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Kameel op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Zoogdieren
Camelus ferus bactrianus
Kameel uit de Tang-dynastie

De kameel of bactrische kameel (Camelus bactrianus) is een evenhoevig zoogdier uit de familie van de kameelachtigen. In archaïsch Nederlands, bepaalde dialecten en sommige uitdrukkingen wordt hij ook kemel genoemd. De kameel verschilt van de dromedaris door het aantal bulten op de rug. De dromedaris heeft er een, de kameel twee. Vanouds kan kameel op beide soorten van het geslacht Camelus slaan. Het woord komt uit het Arabisch (جمل ǧamal) en er werd oorspronkelijk zelfs vooral de dromedaris mee bedoeld: de tweebultige kameel wordt in de Arabische wereld niet gehouden. Het woord kameel is afgeleid van de wortel ǧ-m-l, schoonheid en betekent dan ook zoveel als sierlijk beest.

Lang werd gedacht dat de bactrische kameel afstamt van de wilde kameel. Het resultaat van genetisch onderzoek, gepubliceerd in 2017, maakt dat echter zeer onwaarschijnlijk, en vermoedelijk stammen beide af van verschillende voorouders.[2] De kameel is een zeer algemene soort die veelvuldig gehouden wordt en regelmatig in dierentuinen te zien is. De wilde kameel daarentegen is ernstig in zijn bestaan bedreigd en komt alleen voor in kleine populaties in de steppen en halfwoestijnen van China en Mongolië.

Naamgeving[bewerken | brontekst bewerken]

De wetenschappelijke naam van de gedomesticeerde kameel werd als Camelus bactrianus in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus in de tiende editie van Systema naturae.[3] De naam van de wilde kameel werd in 1883 door Nikolaj Przjevalski gepubliceerd als Camelus ferus.[4] Van veruit de meeste dieren die gedomesticeerd zijn, is de wetenschappelijke naam afgeleid van de naam van de in het wild levende voorouders. In 2003 stelde de International Commission on Zoological Nomenclature in Opinion 2027 vast dat dit principe voor alle gedomesticeerde soorten gevolgd moest worden en dat de naam van de wilde soort prioriteit heeft over die van de gedomesticeerde vorm. Als de gedomesticeerde kameel wordt beschouwd als een ondersoort van de wilde kameel, dan is de soortnaam Camelus ferus en het trinomen voor de ondersoort Camelus ferus bactrianus. Als de nieuwe opvatting wordt gevolgd dat beide vormen verschillende voorouders hebben, dan is de correcte naam Camelus bactrianus.

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

Kamelen kunnen wekenlang zonder te drinken in leven blijven. Ze verliezen erg weinig water, onder andere doordat ze pas gaan zweten op het moment dat hun lichaamstemperatuur boven de 40 °C komt. De nieren zijn in staat om veel water uit de voorurine in het bloed terug te nemen. Ook kunnen ze grote uitdroging moeiteloos doorstaan. Als een kameel drinkt, drinkt hij bijzonder veel, meer dan 100 liter achter elkaar, tot 60 liter per minuut. In de bulten wordt vet opgeslagen, dat dient als energiereserve bij voedselgebrek. Als de bulten niet worden aangesproken, staan ze rechtop. Bij voedselschaarste, wanneer de kameel teert op het vet in de bult, gaan de bulten naar een kant hangen. De dikke vacht beschermt de dieren zowel tegen extreme hitte als extreme kou.

Kamelen zijn telgangers en kunnen voor korte tijd vijfentwintig kilometer per uur rennen en dertig tot veertig kilometer per dag lopen. De eeltkussens onder de poten beschermen de kamelen tegen het hete zand.

Kamelen kunnen tot twee meter hoog worden en vijfhonderd tot zevenhonderd kilogram zwaar. Dit in tegenstelling tot de dromedaris, die lichter, maar hoger wordt. Dit is een aanpassing aan de koudere woestijnen van Centraal-Azië, waar 's winters de temperatuur behoorlijk kan dalen tot ver onder het vriespunt. 's Winters hebben de dieren een dikke vacht, die in de lente wordt geruid. Hierbij vallen grote plukken haar in één keer uit. Kamelen en dromedarissen hebben afsluitbare neusgaten. Dit heeft als voordeel dat er geen zand in kan komen.

In dienst van de mens[bewerken | brontekst bewerken]

Vanwege het gebruik als rij- en lastdier door nomaden en andere reizigers door de woestijn in bijvoorbeeld karavanen wordt het dier ook wel het schip van de woestijn genoemd. De kameel kan 280 kilogram dragen. Het dier wordt ook gehouden om zijn wol, melk en vlees.

Kamelen zijn ongeveer 6000-5000 jaar geleden gedomesticeerd in Centraal-Azië. Ongeveer 4000 jaar geleden bereikten ze Mesopotamië. Tussen 1700 en 1200 v.Chr. verspreidden de huiskamelen zich vanuit Iran over Zuid-Rusland, Noord-Kazachstan en Oekraïne. In de 3e eeuw v.Chr. bereikten de kamelen China.

Nomaden slachten vaak oude kamelen voor voedsel, maar ook voor water en in het uiterste geval als schuilplaats voor bijvoorbeeld een zandstorm. Voor laatstgenoemde functie wordt de kameel opengesneden, de organen en hersenen worden verwijderd en de binnenkant wordt schoongemaakt. Men ligt in de borstholte.

De Romeinen brachten kamelen (en dromedarissen) over de Alpen, tot in België.[5] Aangezien de vondsten verspreid zijn over forten, steden en villa's, wordt vermoed dat ze gebruikt werden als civiele en militaire lastdieren.

In de cultuur[bewerken | brontekst bewerken]

De kameel is het attribuut van het gepersonifieerde Azië en in de Middeleeuwen het symbool voor gehoorzaamheid.[6]

In het Engels worden beide soorten uit het geslacht Camelus camel genoemd; op de pakjes van het sigarettenmerk Camel staat een dromedaris.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]