Leinkupal

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Leinkupal
Status: Uitgestorven, als fossiel bekend
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Superorde:Dinosauria (Dinosauriërs)
Orde:Saurischia
Onderorde:Sauropodomorpha
Familie:Diplodocidae
Onderfamilie:Diplodocinae
Geslacht
Leinkupal
Gallina et al., 2014
Typesoort
Leinkupal laticauda
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Dinosauriërs

Leinkupal is een geslacht van plantenetende sauropode dinosauriërs, behorend tot de groep van Diplodocoidea, dat tijdens het vroege Krijt leefde in het gebied van het huidige Argentinië. De enige benoemde soort is Leinkupal laticauda.

Vondst en naamgeving[bewerken | brontekst bewerken]

Bij Picún Leufu in de provincie Neuquén werden in 2010 en 2012 de resten gevonden van verschillende groepen dinosauriërs. Eén daarvan werd herkend als een nieuwe soort van de Diplodocoidea.

In 2014 werd de typesoort Leinkupal laticauda benoemd en beschreven door Pablo Gallina, Sebastián Apesteguía, Alejandro Haluza en Juan Canale. De geslachtsnaam is een combinatie van het Mapudungun lein, "verdwijnend", en kupal, "familie", een verwijzing naar het feit dat Leinkupal een van de laatste soorten vertegenwoordigt van zijn groep. De soortaanduiding is afgeleid van het Latijnse latus, "breed", en cauda, "staart". In de inleidende abstract werd per abuis ook de vorm Leikupal gebruikt. De tekst maakt echter duidelijk welke vorm bedoeld was en Leikupal is daarmee een lapsus calami.

De vindplaats

Het holotype, MMCH-Pv 63-1, is gevonden in een laag van de Bajada Coloradoformatie die dateert uit het BerriasienValanginien, ongeveer 140 miljoen jaar oud. Het bestaat uit een voorste staartwervel. Als paratypen werden aangewezen: MMCH-Pv 63-2/3: twee voorste staartwervels; MMCH-Pv 63-4: een achterste halswervel, MMCH-Pv 63-5: een voorste ruggenwervel, MMCH-Pv 63-6: een voorste staartwervel en MMCH-Pv 63-7/8: twee middelste staartwervels. Ander mogelijk materiaal is gevonden maar niet toegewezen wegens de onzekerheid aan welke soort het toebehoort.

Beschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

Grootte en onderscheidende kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

De beschrijvers gaven in het wetenschappelijke artikel geen schatting van de lengte omdat het materiaal wellicht van zowel kleinere als wat grotere dieren afkomstig is. In een persbericht werd gesproken van een lengte van negen meter. De heuphoogte zou dan slechts een anderhalve meter bedragen hebben.

Een aantal onderscheidende kenmerken kon worden vastgesteld. De voorste staartwervels hebben extreem ontwikkelde zijuitsteeksels, minstens zo lang als de breedte van het wervellichaam, naar onderen en bezijden verbreed met robuuste versterkende richels aan bovenzijde en onderzijde. De voorste staartwervels hebben zeer robuuste richels tussen het wervellichaam en de voorste gewrichtsuitsteeksels. De voorste staartwervels hebben achterste gewrichtsuitsteeksels met aan hun bases gepaarde pneumatische uithollingen, aan de andere zijde dan de facetten gelegen.

Skelet[bewerken | brontekst bewerken]

Middelste staartwervels
Prescrale wervels van hals en rug

Van het skelet zijn alleen wervels bekend. De halswervels zijn langgerekt en hebben pneumatische uithollingen aan de zijkanten. De voorste halswervels hebben geen gepaarde pneumatische groeven op de onderzijde. Bij de vermoedelijk zesde halswervel splitst de enkelvoudige, voorwaarts gelegen, uitholling op de zijkant naar achteren toe. Andere halswervels tonen ook een verwijde groeve op de zijkant. De halswervels hebben een lengtegroeve op de onderkant. De wervelbogen zijn hoog, hoger dan het centrum, met een cirkelvormige doorsnede van het ruggenmergkanaal; bij de zesde wervel heeft dit meer de vorm van een Romaanse boog. Dezelfde wervel toont een abrupte onderbreking van de richel tussen doornuitsteeksel en voorste gewrichtsuitsteeksel; en een begin van een gevorkt doornuitsteeksel. Bij de verder halswervels zijn de doornuitsteeksels duidelijk gevorkt. Tussen de vorktanden bevindt zich een klein verticaal uitsteeksel op de middenlijn, net als bij Apatosaurus. Dit is wel gezien als een verankering van een pees. De normale drie uithollingen op de bovenzijde van de wervelboog zijn goed ontwikkeld. Hetzelfde geldt voor de richel aan de achterrand van het zijuitsteeksel die een diepe uitholling aan de basis van het achterste gewrichtsuitsteeksel begrenst. Daarentegen is de richel in het midden van de onderzijde van het zijuitsteeksel laag.

De kenmerkende voorste staartwervels

De voorste ruggenwervels komen met deze morfologie overeen in de hoogte van de wervelboog, de pneumatische uithollingen en de inzinkingen op de wervelboog.

De staartwervels hebben een opvallende vorm. Vooral die van de staartbasis zijn in de lengterichting kort en overdwars breed. De staartwervels zijn licht procoel: met holle facetten van voren. De voorste hebben een cirkelvormige doorsnede; de middenstaart is meer afgeplat, een bewaarde twintigste wervel is weer wat ronder. De voorste wervels hebben een platte onderkant, de twintigste heeft daar een lengtegroeve. De twintigste heeft ook nog een ovale pleurocoel op de zijkant; dat ze zo ver naar achteren in de staart voorkomen, is een typisch diplodocide kenmerk. Bij de voorste staartwervels zijn de zijuitsteeksels dunne platen met de vorm van een vleugel. Meer naar achteren in de reeks krijgen ze de onderscheidende verbrede vorm met hoge ondersteunende richels. De voorste gewrichtsuitsteeksels zijn eivormig en plat, kort in de staartbasis, meer ontwikkeld naar achteren in de reeks. De richel tussen het voorste gewrichtsuitsteeksel en het wervellichaam is zeer robuust. In de holte midden tussen de achterste gewrichtsuitsteeksels bevindt zich links en rechts van de middenlijn een kleine ronde pneumatische groeve of opening. De richel aan de voorkant van het doornuitsteeksel beperkt zich tot het bovenste deel van dit element. De richels die van het doornuitsteeksel naar de voorste en achterste gewrichtsuitsteeksels aflopen, raken elkaar bovenaan op de middelste hoogte van het doornuitsteeksel.

Fylogenie[bewerken | brontekst bewerken]

Leinkupal werd in 2014 in de Diplodocidae geplaatst en daarbinnen in de Diplodocinae. Volgens een cladistische analyse was Leinkupal mogelijk een zustersoort van de Afrikaanse Tornieria. Aangezien die laatste veel eerder leefde in het late Jura zou zijn status als diplodocine aantonen dat de ruimere Diplodocoidea erg vroeg moeten zijn ontstaan, niet later dan het Midden-Jura. De mate van verwantschap tussen beide vormen kan dan zowel verklaard worden door een vroege splitsing van Diplodocinae als door een mogelijk laat koloniseren van Zuid-Amerika van Afrika uit. Leinkupal is de eerste eenduidige diplodocide die uit Zuid-Amerika bekend is en de enige eenduidige diplodocide uit het Krijt.

Een mogelijke positie van Leinkupal in de evolutionaire stamboom wordt getoond door het volgende kladogram:

 Diplodocidae 

Amphicoelias




 Apatosaurinae 

Nog onbenoemde soort





Apatosaurus ajax



Apatosaurus louisae





Brontosaurus excelsus




Eobrontosaurus



Elosaurus







 Diplodocinae 

Nog onbenoemde soort




Tornieria





Dinheirosaurus



Supersaurus





Leinkupal laticauda




Galeamopus





Diplodocus carnegii



Seismosaurus





Kaatedocus siberi



Barosaurus











Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Gallina P.A., Apesteguía S., Haluza A., Canale J.I., 2014, "A Diplodocid Sauropod Survivor from the Early Cretaceous of South America", PLoS ONE 9(5): e97128. doi:10.1371/journal.pone.0097128