Naar inhoud springen

Sturisoma

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Sturisoma
Sturisoma aureum
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Superklasse:Osteichthyes (Beenvisachtigen)
Klasse:Actinopterygii (Straalvinnigen)
Onderklasse:Neopterygii (Nieuwvinnigen)
Infraklasse:Teleostei (Beenvissen)
Superorde:Ostariophysi (Meervallen en karperachtigen)
Orde:Siluriformes (Meervalachtigen)
Familie:Loricariidae (Harnasmeervallen)
Geslacht
Sturisoma
Swainson, 1838
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Sturisoma op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Vissen

Sturisoma[1] is een geslacht van straalvinnige vissen uit de familie van de harnasmeervallen (Loricariidae).

Beschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

Het is lastig om de afzonderlijke soorten van Sturisoma met zekerheid uit elkaar te houden. Alle zijn het vissen met een zeer langgerekt lichaam, bruin van kleur met donkere (vaak zwarte) zijstrepen en vlekken. Onder de spitse steurachtige neus bevindt zich de zuigmond waarmee de vis zich vasthecht aan een ondergrond en er de algen van afgraast. De staart beslaat twee derden van de hele lichaamslengte, is zeer buigzaam en heeft een gevorkt uiteinde al dan niet met verlengde buitenste vinstralen.

Verspreiding en leefgebied[bewerken | brontekst bewerken]

Sturisoma komt voor in Panama, Columbia, Venezuela en verder naar het zuiden in het westelijke Amazonebekken. Daar bewonen ze matig tot snelstromende beken met helder en zuurstofrijk water dat een zuurtegraad heeft tussen 6 en 7,5 en een hardheid van 2 tot 11° dH. Stenen en hout kenmerken de leefomgeving. De watertemperatuur ligt tussen 24 en 28°C.

Gedrag[bewerken | brontekst bewerken]

De Sturisoma is een rustige vis die zowel overdag als tegen de schemering actief is. Het is vooral een uitstekende algeneter. Met zijn zuigmond kan hij heel goed algen van stenen en hout schrapen. In gevangenschap gaat hij zijn eigen weg in het aquarium. Bij gebrek aan algen is het noodzakelijk om hem groenvoer bij te voeren: geblancheerde slablaadjes, voedertabletten met veel plantenkost, komkommer. Levend of diepvriesvoer wordt zo nu en dan graag gegeten.

Voortplanting[bewerken | brontekst bewerken]

Met enige moeite is het verschil tussen de geslachten eenvoudig te herkennen. Volwassen mannetjes ontwikkelen op latere leeftijd namelijk rijen kleine stekelhaartjes langs de kop. De ouderdieren leggen 80 tot 100 eitjes op hout (of in een aquarium op een glasplaat). Het mannetje neemt de zorg voor de eieren op zich. Hij is daarin zeer vasthoudend en zal zich zelden laten afleiden door andere vissen. Na acht dagen komen de jongen uit. Ze hebben onmiddellijk en overvloedig voedsel nodig.

Soorten[bewerken | brontekst bewerken]