Willem Verstegen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Tokugawa Iemitsu
Stadsmuur van Edo met wachttoren (1868)
Overzicht van Fort Zeelandia in Tainan, Taiwan/ ca. 1635/ 73 x 103 cm/ Nationaal Archief, Den Haag, Nederland

Willem Verstegen (Vlissingen, 1612 - Ajmer, 1659) was een koopman in dienst van de VOC, opperhoofd in Dejima en raad van Indië.

Leven[bewerken | brontekst bewerken]

Willem Verstegen is omstreeks 1612 geboren, verder is weinig over zijn jeugd bekend. In 1629 vertrok hij naar Batavia, om in 1632 naar Japan te worden gezonden, waar hij werkzaam was op de factorij te Firando. In 1633 werd hij als factoor geplaatst te Nagasaki. Hij ontmoette daar een aantal Hollanders, die sedert 1609 in Japan verbleven en er zelfstandig handel dreven. De voornaamste onder hen was Melchior van Santvoort, die met een Japanse was "gehuwd" en bij haar een dochter had. Willem is nog nauwelijks in Nagasaki, of hij vroeg deze dochter ten huwelijk en al spoedig is er een kind opkomst. In 1635 wordt hij aangesteld tot koopman. Verstegen schreef op 7 december 1635 aan de gouverneur Antonie van Diemen dat hij in Japan had vernomen dat op sommige eilanden (op ongeveer 37° NB) bijna alles van goud en zilver was gemaakt. Het verhaal over de Goud- en Zilvereilanden hield de gemoederen zodanig bezig dat er twee expedities werden uitgerust de eilanden te vinden.[1] In 1639 moeten op bevel van de Shogun alle Japanse vrouwen die met Europeanen zijn gehuwd of samenleven, met hun kinderen het land verlaten. Willem Verstegen trouwt op Formosa.[2]

Na zijn aankomst in Batavia werd een expeditie onder Matthijs Quast uitgerust die niet slaagde uit te varen. Een tweede expeditie vertrok in 1643 onder leiding van Maarten Vries en Hendrick Cornelisz Schaep.[3] Schaep en negen bemanningsleden werden gevangengenomen na door Japanse courtisanes in Yamada van het schip te zijn gelokt. De ware toedracht is onduidelijk omdat het scheepslogboek niet bewaard is gebleven.

Willem Verstegen was de opvolger van Reynier van Tzum. Hij was opperkoopman van de factorij in Deshima van 28 oktober 1646 - 10 oktober 1647 en kwam op het eiland aan in gezelschap van Jan van Riebeeck. Hij bracht een verplicht bezoek aan de shogun Tokugawa Iemitsu in Edo. Hij had levende have bij zich zoals twee kamelen, een civetkat, een kasuaris, twee kakatoes, diverse medicijnen en een perspectiefkast, misschien van de hand van Samuel van Hoogstraten, die daarom bekendstond.[4] Verstegen’s verslag van zijn reis naar Edo is uitermate gedetailleerd; hij noemt de namen van plaatsen, beschrijft het landschap en vertelt wat hij zag en hoorde.[5] Het bewaard gebleven persoonlijk dagboek van Verstegen is een waardevolle bron ten aanzien van de geschiedenis van de laatste fase van de missie van de jezuïeten in Japan. De Zweed Frederick Coyett werd zijn opvolger.

In 1651 werd hij benoemd als commissaris in Tonkin Vietnam, en ontdekte een uitgebreid netwerk van privéhandel. Vervolgens werd hij naar Formosa gezonden en zetelde in Fort Zeelandia om onderzoek te doen naar de boekhouding. Zacharias Wagenaer was zijn klerk.

Verstegen bereikte de buitengewone positie van raad van Indië, maar werd in 1652 teruggeroepen.[6] In februari 1658 dook hij plotseling op in Suratte, vergezeld van zijn beide zonen, zijn dochter en een nichtje. Op 11 januari 1659 blijkt dat hij een paar karren bepakt, wat volk aanneemt en zich op reis begeeft naar Ahmadabad om daar dienst te nemen in het leger van Dara Shukoh. In 1661 zou zijn zoon Melchior aangekomen zijn in Batavia om bij de VOC in dienst te treden.

Voorganger:
Reynier van Tzum
Opperhoofd in Dejima
1646-1647
Opvolger:
Frederick Coyett