Op 29 mei 1418 deden de Parijzenaren de poorten open voor de Bourguignons, die nadien de Armagnacs uit de stad verdreven en hun leiders vermoordden. Na het Verdrag van Troyes deed koning Hendrik V van Engeland op 1 december 1420 zijn plechtige intrede in de stad. De nieuwe Franse koning Karel VII had geen macht tot de komst van Jeanne d'Arc in 1428. Na het Beleg van Orléans volgden er tien maanden van militair succes.
Begin september stonden de Franse troepen voor de poorten van Parijs. Na enkele dagen van verkenning ging Jeanne d'Arc bidden in de Église Saint-Denys de la Chapelle. Op de ochtend van donderdag 8 september 1429 vielen de Fransen Porte Saint-Honoré aan; veldslagen op de Butte de Saint-Roch ondersteunden de aanval. Toen Jeanne d'Arc de slotgracht wou oversteken werd ze getroffen door een kruisboogbout in haar dij. Jeanne werd vervolgens van het slagveld weggesleept en teruggebracht naar haar huis in La Chapelle. Hoewel ze de aanval op Parijs wilde hervatten, beval koning Karel VII haar overbrenging naar de abdij van Saint-Denis. Na vier uur van belegering, blies Karel VII de terugtocht, omdat er geen vooruitgang werd geboekt.