Gebruiker:Ikkenickdanniet/Kladblok 3
Helmond[bewerken | brontekst bewerken]
Geografie[bewerken | brontekst bewerken]
Ligging[bewerken | brontekst bewerken]
Helmond ligt in het zuidoosten van de provincie Noord-Brabant. Het bevindt zich ten oosten van Eindhoven, de grootste stad in de omgeving waarmee het samen een agglomeratie vormt. Verder ligt de stad aan de Zuid-Willemsvaart, die van Maastricht naar Den Bosch loopt. Ten zuiden van de stad, maar nog wel binnen de gemeentegrenzen splitst het kanaal zich in het zogenaamde "Oude Kanaal", dat ten westen van het centrum ligt, en het "Nieuwe Kanaal", dat te oosten van het centrum ligt. Het "Nieuwe Kanaal" is een omleiding van het "Oude Kanaal" en is in de jaren 90 van de vorige eeuw aangelegd. De omleiding komt in de gemeente Laarbeek weer samen met het kanaal bij de kruising met het Wilhelminakanaal. In en om Helmond stromen ook zijbeken van de Aa, al dan niet gekanaliseerd, waaronder de Astense Aa in het zuiden, de Bakelse Aa en Oude Aa in het oosten, de Nieuwe Aa in het centrum en de Goorloop in het westen.
De gemeente heeft een oppervlakte van 54,75 km², waarvan zo'n 97% uit land bestaat en met een inwoneraantal 89.256 in 2014 bedraagt de bevolkingsdichtheid 1630 inwoners per vierkante kilometer.[1] 37% van de grond is bebouwd, 28% wordt gebruikt voor de landbouw en ongeveer 23% bestaat uit bos, natuur of recreatieve doeleinden.[2]
Helmond grenst aan zeven andere gemeenten, namelijk Deurne, Asten, Someren, Geldrop-Mierlo, Nuenen, Gerwen en Nederwetten, Laarbeek en Gemert-Bakel. De grens met Deurne in het oosten wordt ten noorden van de N270 gevormd door de Oude Aa en ten zuiden daarvan grofweg door de N279. De Zuid-Willemsvaart vormt samen met de Astense Aa en het Eindhovens Kanaal de zuidgrens met Asten, Someren en Geldrop-Mierlo. In het noordwesten loopt de grens met Nuenen en Laarbeek bij de Stiphoutse Bossen deels verder via de Goorloop naar het "Oude Kanaal" om net langs Helmond-Noord af te gaan. De grens met Gemert-Bakel in het noordoosten wordt gevormd door de Bakelse Beemden en de Bakels Aa.
Aangrenzende gemeenten | ||||
---|---|---|---|---|
Laarbeek | Gemert-Bakel | |||
Nuenen c.a. | Deurne | |||
Geldrop-Mierlo | Someren | Asten |
Wijken[bewerken | brontekst bewerken]
De gemeente Helmond is opgedeeld in 12 wijken, waarvan er elf voornamelijk woonwijk zijn en één voornamelijk industriegebied.[3]
- Binnenstad: De binnenstad ligt in het midden van Helmond en bestaat uit 7 buurten volgens het CBS, waaronder Helmond Centrum en Suytkade. Het bevindt zich ten oosten van het "Oude Kanaal" op het gebied rondom de Steenweg na, dat ligt namelijk aan de westkant van het kanaal. De binnenstad is het oudste deel van Helmond met gebouwen als het kasteel en het Huis met de Luts.
- Brandevoort: Brandevoort is een vinex-wijk in het zuidwesten van Helmond.
- Brouwhuis: Brouwhuis is een wijk in het in zuidoosten van de stad
- Dierdonk: Dierdonk is een vinex-wijk en ligt in het noordoosten van de stad.
- Helmond-Noord:
- Helmond-Oost
- Helmond-West
- Industriegebied Zuid
- Rijpelberg
- Stiphout
- 't Hout
- Warande
Annexaties[bewerken | brontekst bewerken]
De gemeente Helmond heeft al verschillende keren buurgemeenten proberen te annexeren. In 1968 lukte dit nog met de gemeente Stiphout en delen van de gemeenten Mierlo (de kern Mierlo-Hout, later 't Hout en nu weer Mierlo-Hout), Deurne (deel van Brouwhuis) en Bakel en Milheeze (de kern van Brouwhuis en de Rijpelberg). In de jaren negentig wilde de gemeente de noordelijke buurgemeente Aarle-Rixtel annexeren. Dit leidde tot hevig verzet in het landelijke kerkdorp. Met de slogan 'Ale blie!' ('Aarle-Rixtel blijft!') wilden zij hun zelfstandigheid behouden. Uiteindelijk is het kerkdorp opgegaan in de nieuwe gemeente Laarbeek en werd dus geen onderdeel van Helmond. De gemeente Helmond richtte nu haar ogen opnieuw op de zuidwestelijke buurgemeente Mierlo. Maar ook de Mierlonaren waren de Helmonders dit keer te snel af. In 1995 werd een klein deel van Mierlo geannexeerd door Helmond voor de bouw van de nieuwe wijk Brandevoort. Het andere deel van Mierlo, dat de gehele kern Mierlo omvatte met ruim 10.000 inwoners, ging in 2004 samen met Geldrop op in de nieuwe gemeente Geldrop-Mierlo.
Bronnen voor Helmond?[bewerken | brontekst bewerken]
- Jong, T. de, Peters, S., Vossen, I.; Verwerkt Verleden: Helmond vanaf prehistorie tot nieuwe tijd. Sidestone Press, Leiden, 2015, ISBN 9789088903298.
- Roosenboom, H.; Het Helmond Boek. Uitgeverij W Books B.V., 2008, ISBN 9040085277.
Bronnen, noten en/of referenties
|
Monterey Bay Aquarium[bewerken | brontekst bewerken]
Monterey Bay Aquarium | ||
---|---|---|
De hoofdingang aan Canary Row (2016)
| ||
Geopend | 1984 | |
Locatie | Monterey | |
Coördinaten | 36° 37′ NB, 121° 54′ WL | |
Lid van | AZA |
Monterey Bay Aquarium is een openbaar aquarium in Monterey in de Amerikaanse staat Californië. Het aquarium richt zich voornamelijk op de ecologie uit de aanliggende baai van Monterey; zo is het het eerste aquarium met een levend kelpwoud in een verblijf bij de opening in 1984.
Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]
In 1914, 1925 en 1944 werden afzonderlijk drie voorstellen gedaan om een aquarium in Monterey County te realiseren, maar zowel voldoende financiële als publieke steun ontbraken. Eind jaren 1970 overlegde een viertal marien biologen van San José State University en het aan Stanford verbonden Hopkins Marine Station om een 1,3 hectare groot aquarium te openen op het terrein van de voormalige Hovden Cannery aan Cannery Row.[noot 1] David Packard – mede-oprichter van Hewlett-Packard en tevens de vader van een van de vier biologen – liet een haalbaarheidsstudie uitvoeren. Het aquarium zou zo'n 350 duizend bezoekers per jaar trekken, waarna Packard zeven miljoen dollar schonk voor de bouw. Vervolgens investeerde Packard tijdens de zeven jaar dat het aquarium gebouwd werd nog eens 47 miljoen dollar. Op 20 oktober 1984 opende het Monterey Bay Aquarium als het destijds grootste openbare aquarium van de Verenigde Staten; in het daaropvolgende jaar trok het aquarium ongeveer 2,4 miljoen bezoekers.
Het aquarium toont voornamelijk het leven uit de aanliggende baai van Monterey, waarbij de nadruk ligt op de mariene levensgemeenschappen en niet zozeer op de individuele soorten. De ecologische aanpak, naar het idee van marien bioloog Ed Ricketts, was nieuw voor aquaria in die tijd. In 1996 werd een tweede vleugel geopend gewijd aan de pelagische zone op open zee, een kleine honderd kilometer van de kust vandaan. De bouw kostte 57 miljoen dollar en duurde zeven jaar, terwijl het oppervlak van het park nagenoeg verdubbeld werd. Deze vleugel werd in 2011 gerenoveerd voor een bedrag van 19 miljoen dollar.
Collectie[bewerken | brontekst bewerken]
Het aquarium huisvest zo'n 35.000 planten en dieren behorend tot meer dan 550 verschillende soorten, uit zowel de baai van Monterey als elders op de wereld.
In media[bewerken | brontekst bewerken]
Monterey Bay Aquarium komt aan bod in twee documentaires van het programma Nature; in 2006 mochten de filmmakers achter de schermen kijken en in 2013 werd het rehabilitatieprogramma voor zeeotters gevolgd. Daarnaast was het aquarium de filmlocatie voor het fictieve "Cetacean Institute of Biology" in de film Star Trek IV: The Voyage Home uit 1986 en diende het als inspiratiebron voor het aquarium en mariene instituut in de film Finding Dory uit 2016.
Externe link[bewerken | brontekst bewerken]
- (en) Officiële website
Noten
BronvermeldingBronnen
Verwijzingen |
Mujinga Kambundji[bewerken | brontekst bewerken]
Ikkenickdanniet/Kladblok 3 | ||||
---|---|---|---|---|
Kambundji na het behalen van de bronzen medaille bij de EK 2016 in Amsterdam
| ||||
Volledige naam | Mujinga Kambundji | |||
Geboortedatum | 17 juni 1992 | |||
Geboorteplaats | Uetendorf | |||
Nationaliteit | Zwitserland | |||
Sportieve informatie | ||||
Discipline | sprint | |||
OS | 2012, 2016 | |||
|
Mujinga Kambundji (Uetendorf, 17 juni 1992) is een Zwitsers atlete die zich heeft toegelegd op de sprint. Ze is meervoudig nationaal kampioen op zowel de 100 als 200 meter.
Biografie[bewerken | brontekst bewerken]
Carrière[bewerken | brontekst bewerken]
Persoonlijke records[bewerken | brontekst bewerken]
- Outdoor
Onderdeel | Prestatie | Datum | Plaats |
---|---|---|---|
100 m | 11,07 s (NR) | 24 augustus 2015 | Peking |
200 m | 22,42 s | 22 juli 2017 | Zürich |
Verspringen | 5,50 m | 28 april 2007 | Bern |
4 x 100 m | 42,50 | 12 augustus 2017 | Londen |
4 x 200 m | 1.31,75 | 25 mei 2014 | Nassau |
- Indoor
Onderdeel | Prestatie | Datum | Plaats |
---|---|---|---|
50 m | 6,63 s | 15 januari 2011 | Aigle |
60 m | 7,03 s (NR) | 17 februari 2018 | Magglingen |
200 m | 23,96 s | 16 februari 2014 | Magglingen |
Palmares[bewerken | brontekst bewerken]
60 m[bewerken | brontekst bewerken]
- Kampioenschappen
100 m[bewerken | brontekst bewerken]
- Kampioenschappen
- 2009: NK - 11,66 s
- 2011: NK - 11,80 s
- 2012: NK - 11,65 s
- 2013: NK - 11,66 s
- 2014: NK - 11,33 s
- 2014: 4e EK - 11,30 s
- 2015: NK - 11,19 s
- 2015: 5e in ½ fin. WK - 11,07 s (NR)
- 2016: NK - 11,38 s
- 2016: EK - 11,25 s
- 2016: 6e in ½ fin. OS - 11,16 s
- 2017: NK - 11,08 s
- 2017: 3e in ½ WK - 11,11 s
- Diamond League-podiumplekken
200 m[bewerken | brontekst bewerken]
- Kampioenschappen
- 2009: NK - 23,87 s
- 2012: NK - 23,26 s
- 2013: NK - 23,29 s
- 2013: 6e in serie WK - 23,24 s
- 2014: NK - 23,26 s
- 2014: 5e EK - 22,83 s
- 2015: NK - 22,80 s
- 2015: 4e in ½ fin. WK - 22,64
- 2016: 6e in ½ fin. OS - 22,83 s
- 2017: NK - 22,42 s
- 2017: 3e in ½ fin. WK - 23,00 s
- Diamond League-podiumplekken
4 x 100 m[bewerken | brontekst bewerken]
- Kampioenschappen
- 2012: 7e in serie OS - 43,54 s
- 2013: 4e in serie WK - 43,21 s
- 2015: 6e in serie WK - 43,38 s
- 2017: 5e WK - 42,51 s
- Diamond League-podiumplekken
Externe links[bewerken | brontekst bewerken]
- (en) World Athletics-profiel voor Ikkenickdanniet/Kladblok 3
- (en) Profiel van Ikkenickdanniet/Kladblok 3 op sports-reference.com (gearchiveerd)
NotenBronvermeldingBronnenVerwijzingen |
{{DEFAULTSORT:Kambundji, Mujinga}
Yayoiperiode[bewerken | brontekst bewerken]
Geschiedenis van Japan |
---|
|
Naar periode
|
Naar gebied
|
Naar onderwerp
|
|
Portaal Japan Portaal Geschiedenis |
De Yayoiperiode is een tijdvak in de Japanse geschiedenis van ongeveer 300 v.Chr. tot 300 n.Chr. waarin met de komst van natte rijstteelt voor het eerst volwaardige landbouw werd bedreven in Japan. In de voorgaande Jomonperiode (10.500 tot 300 v.Chr.) was er sinds 3000 v.Chr ook al sprake van kleinschalige landbouw, maar de bewoners uit die tijd – hoewel in het bezit van aardewerken potten – leefden hoofdzakelijk als jagers en verzamelaars. De Yayoiperiode is genoemd naar het voor de periode typerende Yayoi-aardewerk. Dit aardewerk dankt zijn naam aan de gelijknamige wijk in Tokio waar in 1884 de eerste potscherven werden gevonden.
Het aardewerk uit de Yayoiperiode onderscheidt zich van het aardewerk uit de Jomonperiode doordat het op een wiel werd gekleid en op een hogere temperatuur werd gebakken.
VerwijzingenBronnen
|
Tone[bewerken | brontekst bewerken]
Tone 利根川 | ||||
---|---|---|---|---|
Lengte | 322 km | |||
Hoogte (bron) | 1831 m | |||
Hoogte (monding) | 0 m | |||
Verhang | 5,69 m/km | |||
Debiet | 256 m³/s | |||
Stroomgebied | 16.840 km² | |||
Stroomt door | Japan | |||
|
De Tone (Japans: 利根川, Tone-gawa) is een rivier in het oosten van het Japanse eiland Honshu. De rivier ontspringt bij de Ominakamiyama , stroomt vervolgens door de Kantovlakte en mondt uit in de Grote Oceaan. Met een lengte van 322 kilometer is het de op een na langste rivier van Japan; enkel de Shinano is langer.
Hoogland van Nieuw-Guinea[bewerken | brontekst bewerken]
Mogelijke bronnen[bewerken | brontekst bewerken]
Marunouchi[bewerken | brontekst bewerken]
Marunouchi (Japans: 丸の内) is een zakenwijk in het centrum van de Japanse hoofdstad Tokio. De wijk is gelegen tussen het keizerlijk paleis en station Tokio en maakt bestuurlijk gezien deel uit van het stadsdeel Chiyoda. Zijn naam (letterlijk: 'binnen de ring') dankt de wijk aan zijn ligging binnen de voormalige buitenste slotgracht van het Edokasteel. Marunouchi is het financiële centrum van Japan. De drie grootste banken van het land hebben hun hoofdkantoor er gevestigd, evenals verschillende takken van de Mitsubishi Group.
Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]
Voordat Tokugawa Ieyasu in 1590 het kasteel van Edo betrok, was de omgeving van het huidige Marunouchi een zeearm van de baai van Edo bekend onder de naam Hibiya. Na zijn komst werd er met de uitbreiding van het kasteel en de ontwikkeling van Edo tot het machtscentrum van Japan stapsgewijs nieuw land gewonnen.[1]
De grond werd in 1890 verworven door de zaibatsu Mitsubishi die Marunouchi ontwikkelde tot een zakencentrum met bakstenen gebouwen.[1]
Tot 1991 zetelde de prefecturale overheid in de wijk.[1]
Economie en voorzieningen[bewerken | brontekst bewerken]
Bedrijven[bewerken | brontekst bewerken]
Transport en infrastructuur[bewerken | brontekst bewerken]
Marunouchi ligt ten westen van station Tokio waar zowel langeafstandstreinen, regionale treinen als de metro samenkomen. Daarnaast liggen de metrostations Otemachi en Nijubashimae (gedeeltelijk) in de wijk .
VerwijzingenBronnen
|
Taxila[bewerken | brontekst bewerken]
Taxila | ||
---|---|---|
Werelderfgoed cultuur | ||
Land | Pakistan | |
Coördinaten | 33° 46′ NB, 72° 50′ OL | |
UNESCO-regio | Azië en de Grote Oceaan | |
Criteria | iii, vi | |
Inschrijvingsverloop | ||
UNESCO-volgnr. | 139 | |
Inschrijving | 1980 (4e sessie) | |
Kaart | ||
UNESCO-werelderfgoedlijst |
Taxila (Sanskriet: तक्षशिला, Takṣaśilā, Takshashila) was de hoofdstad van de historische regio Gandhara in het noordwesten van het Indisch subcontinent. De stad beleefde haar hoogtepunt tussen 100 en 500 n. Chr. en dankte haar welvaart aan de handelswegen uit Zuid-, West- en Centraal-Azië die er samen kwamen. Naarmate de handel via deze wegen afnam, leverde Taxila aan belang in. De stad werd in de vijfde eeuw n. Chr. definitief vernietigd door de "Witte Hunnen" toen zij Noord-India vanuit Centraal-Azië binnenvielen. De ruïnes liggen zo'n 35 km ten noordwesten van Rawalpindi in het huidige Pakistan en zijn in 1980 toegevoegd aan de Werelderfgoedlijst van UNESCO.
Geografie[bewerken | brontekst bewerken]
Topografie[bewerken | brontekst bewerken]
Geologie[bewerken | brontekst bewerken]
Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]
Gandhara wordt op inscripties van Darius de Grote uit de 5e eeuw v.Chr. vermeld als satrapie van het Perzische Rijk der Achaemeniden, nadat de regio mogelijk in de 6e eeuw v.Chr. al door Cyrus de Grote werd veroverd.[1] Zowel de satrapie als de hoofdstad Taxila waren bijzonder welvarend; volgens de Griekse geschiedschrijver Herodotus leverde Gandhara bijvoorbeeld vijf en zeven maal zoveel tribuut aan de vorst als respectievelijk Babylon en Egypte. Taxila dankte deze welvaart aan de strategische ligging bij de bergpassen die Centraal- en West-Azië met India verbinden, zoals de Khyberpas. De handel [2]
Volgens de Ramayana is Takshashila (door de Griekse geschiedschrijvers overgenomen als 'Taxila') gesticht door Rama's broer Bharata. Ook in de Mahabharata en in de boeddhistische Jataka's wordt melding gemaakt van de stad. De naam 'Takshashila' is afgeleid van Taksha, de oudste zoon van Bharata en de eerste heerser van de stad, en betekent iets als de "Rots van Taksha".
centrum van boeddhistische studie in de oudheid. De stad lag op de zijderoute en trok boeddhistische studenten van heinde en ver aan om hoger onderwijs te genieten. In de Jataka verhalen werd deze stad steeds vermeld als 'studiecentrum'. Panini, de geniale Indische taalkundige, en Kautilya, de Indische Machiavelli, waren producten van Taxila universiteiten. Later, in de tweede eeuw AD, zou Atraja een grootmeester van Indische geneeskunst hier zijn school vestigen. De bloeiperiode ligt tussen de eerste en vijfde eeuw na Christus. Ptolemeus schrijft over Takasoma; dit zou mogelijk Taxila zijn. Taxila was samen met Pesjawar één van de twee belangrijkste steden van Gandhara.
Tegenwoordig is Taxila een oudheidkundige site in de Punjab provincie van Pakistan op een klein uur rijden ten noordwesten van Islamabad. Er is in de Britse koloniale periode en daarna op verschillende plaatsen in het gebied gegraven, waarbij onder meer een drietal stedelijke nederzettingen en een groot aantal kloosters met stupa's zijn blootgelegd. Taxila herbergt ook een archeologisch museum.
Beschrijving[bewerken | brontekst bewerken]
Verwijzingen[bewerken | brontekst bewerken]
Bronnen[bewerken | brontekst bewerken]
- (en) Puri, B. N.. Taxila: ancient city, Pakistan. Encyclopædia Britannica.
- (en) Keay, J. (2010). India. A History. Londen: HarperCollins. ISBN 9780007307753
- (en) Lendering, J. (2019). Taxila. Livius.org.
- (en) UNESCO, Taxila.
{{Coor title dms|33|45|36|N|72|50|24|E|type:landmark_region:PK}
[[Categorie:Punjab (Pakistan)] [[Categorie:Stad in Pakistan] [[Categorie:Werelderfgoed in Pakistan]
Kanovaren[bewerken | brontekst bewerken]
Kanovaren op de Olympische Zomerspelen 2020 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Gehouden in | Tokio | ||||||
Jaar | 2020 | ||||||
Data | 26 juli – 8 augustus | ||||||
Sport | kanovaren | ||||||
Accommodatie(s) | Kasai Canoe Slalom Centre, Sea Forest Waterway | ||||||
Deelnemers | 328 | ||||||
Evenementen | 16 | ||||||
| |||||||
|
Kanovaren op de Olympische Zomerspelen 2020 | ||
---|---|---|
Slalom | ||
C-1 | mannen | vrouwen |
K-1 | mannen | vrouwen |
Vlakwater | ||
C-1 | 200mvrouwen | |
C-1 1000m | mannen | |
C-2 | 500mvrouwen | |
C-2 1000m | mannen | |
K-1 | 200mmannen | vrouwen |
K-1 | 500mvrouwen | |
K-1 1000m | mannen | |
K-2 | 500mvrouwen | |
K-2 1000m | mannen | |
K-4 | 500mmannen | vrouwen |
Kanovaren is een van de sporten die zal worden beoefend tijdens de Olympische Zomerspelen 2020 in Tokio. Het deelnemersveld bestaat uit 326 atleten met een gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen.[1] Het toernooi telt in totaal zestien evenementen die verspreid zijn over twee disciplines: de wildwaterslalom en vlakwatersprint. In tegenstelling tot voorgaande edities is het aantal evenementen voor mannen en vrouwen gelijk. Het kanovaren vindt plaats op twee locaties; de slalomwedstrijden worden gehouden in het Kasai Canoe Slalom Centre en de sprintwedstrijden op de Sea Forest Waterway, beide aan en in de baai van Tokio.
Kwalificatie[bewerken | brontekst bewerken]
Slalom[bewerken | brontekst bewerken]
In totaal kunnen zich 206 boten en 526 atleten kwalificeren voor het olympisch toernooi. Het aantal boten en atleten is gelijk voor beide geslachten. Elk Nationaal Olympisch Comité (NOC) kan maximaal één boot per evenement en daarmee maximaal 24 atleten per geslacht afvaardigen. Een quotaplaats wordt vergeven aan een NOC en niet aan de atleet. Voor het onderdeel skiff kwalificeren zich per geslacht 32 boten, voor de lichte dubbel-twee achttien, voor de dubbel-twee en vier-zonder dertien, voor de dubbel-vier en vier-zonder tien en voor de acht zeven.
Het kwalificatieproces voor mannen en vrouwen is gelijk. Gastland Japan is verzekerd van een quotaplaats bij de skiff en bij hetzelfde onderdeel worden twee plaatsen toegekend door de olympische tripartitecommissie. De overige plaatsen zijn te verdienen bij de wereldkampioenschappen van 2019 en het afsluitende olympisch kwalificatietoernooi in 2020. Voor de skiff en de lichte dubbel-twee worden daarnaast plaatsen behaald via continentale kwalificatietoernooien.
Vlakwater[bewerken | brontekst bewerken]
Mannen[bewerken | brontekst bewerken]
Toernooi | Datum | Locatie | Plaatsen[a] | Gekwalificeerd |
---|---|---|---|---|
C-1 1000m | ||||
Gastland | – | – | 1 | Japan |
Wereldkampioenschappen 2019 | 21 – 25 augustus 2019 | Szeged | 5 | Brazilië[b] Polen Frankrijk Duitsland Tsjechië[b] |
Afrikaanse Spelen 2019 | 28 – 30 augustus 2019 | Salé | 1 | Tunesië |
Amerikaans olympisch kwalificatietoernooi | 7 – 10 mei 2020 | Valparaíso | 1 | |
Aziatisch kampioenschappen 2020 | 26 – 29 maart 2020 | Pattaya | 1 | |
Europees olympisch kwalificatietoernooi | 6 – 7 mei 2020 | Račice | 1 | |
Oceanisch olympisch kwalificatietoernooi | 14 – 16 februari 2020 | Penrith | 1 | |
World Cup 2 2020 | 23 – 25 mei 2020 | Duisburg | 1 | |
C-2 1000m | ||||
Wereldkampioenschappen 2019 | 21 – 25 augustus 2019 | Szeged | 8 | China Cuba Brazilië Duitsland Roemenië Polen Russische ploeg Oekraïne Tsjechië |
Afrikaanse Spelen 2019 | 28 – 30 augustus 2019 | Salé | 1 | Sao Tomé en Principe |
Amerikaans olympisch kwalificatietoernooi | 7 – 10 mei 2020 | Valparaíso | 1 | |
Aziatisch kampioenschappen 2020 | 26 – 29 maart 2020 | Pattaya | 1 | |
Europees olympisch kwalificatietoernooi | 6 – 7 mei 2020 | Račice | 2 | |
K-1 200m | ||||
Wereldkampioenschappen 2019 | 21 – 25 augustus 2019 | Szeged | 5 | Groot-Brittannië Servië Frankrijk Italië |
Afrikaanse Spelen 2019 | 28 – 30 augustus 2019 | Salé | 1 | Egypte |
Amerikaans olympisch kwalificatietoernooi | 7 – 10 mei 2020 | Valparaíso | 1 | |
Aziatisch kampioenschappen 2020 | 26 – 29 maart 2020 | Pattaya | 1 | |
Europees olympisch kwalificatietoernooi | 6 – 7 mei 2020 | Račice | 2 | |
Oceanisch olympisch kwalificatietoernooi | 14 – 16 februari 2020 | Penrith | 1 | |
World Cup 2 2020 | 23 – 25 mei 2020 | Duisburg | 1 | |
K-1 1000m | ||||
Gastland | – | – | 1 | Japan |
Wereldkampioenschappen 2019 | 21 – 25 augustus 2019 | Szeged | 5 | Hongarije Tsjechië[b] Portugal Slowakije Russische ploeg[b] Wit-Rusland Argentinië |
Afrikaanse Spelen 2019 | 28 – 30 augustus 2019 | Salé | 1 | Tunesië |
Amerikaans olympisch kwalificatietoernooi | 7 – 10 mei 2020 | Valparaíso | 1 | |
Aziatisch kampioenschappen 2020 | 26 – 29 maart 2020 | Pattaya | 1 | |
Europees olympisch kwalificatietoernooi | 6 – 7 mei 2020 | Račice | 2 | |
Oceanisch olympisch kwalificatietoernooi | 14 – 16 februari 2020 | Penrith | 1 | |
World Cup 2 2020 | 23 – 25 mei 2020 | Duisburg | 1 | |
K-2 1000m | ||||
Wereldkampioenschappen 2019 | 21 – 25 augustus 2019 | Szeged | 6 | Duitsland Spanje Frankrijk Tsjechië Australië Italië Russische ploeg |
Amerikaans olympisch kwalificatietoernooi | 7 – 10 mei 2020 | Valparaíso | 1 | |
Aziatisch kampioenschappen 2020 | 26 – 29 maart 2020 | Pattaya | 1 | |
Europees olympisch kwalificatietoernooi | 6 – 7 mei 2020 | Račice | 1 | |
Oceanisch olympisch kwalificatietoernooi | 14 – 16 februari 2020 | Penrith | 1 | |
K-4 500m | ||||
Wereldkampioenschappen 2019 | 21 – 25 augustus 2019 | Szeged | 10 | Duitsland Spanje Slowakije Russische ploeg Hongarije Portugal Wit-Rusland Australië Japan Canada |
Totaal | 70 |
Vrouwen[bewerken | brontekst bewerken]
Toernooi | Datum | Locatie | Plaatsen[a] | Gekwalificeerd |
---|---|---|---|---|
C-1 200m | ||||
Gastland | – | – | 1 | Japan |
Wereldkampioenschappen 2019 | 21 – 25 augustus 2019 | Szeged | 5 | Verenigde Staten Russische ploeg Wit-Rusland Chili[b] Canada Polen |
Afrikaanse Spelen 2019 | 28 – 30 augustus 2019 | Salé | 1 | Nigeria |
Amerikaans olympisch kwalificatietoernooi | 7 – 10 mei 2020 | Valparaíso | 1 | |
Aziatisch kampioenschappen 2020 | 26 – 29 maart 2020 | Pattaya | 1 | |
Europees olympisch kwalificatietoernooi | 6 – 7 mei 2020 | Račice | 1 | |
Oceanisch olympisch kwalificatietoernooi | 14 – 16 februari 2020 | Penrith | 1 | |
World Cup 2 2020 | 23 – 25 mei 2020 | Duisburg | 1 | |
C-2 500m | ||||
Wereldkampioenschappen 2019 | 21 – 25 augustus 2019 | Szeged | 8 | China Hongarije Wit-Rusland Duitsland Oezbekistan Cuba Oekraïne Chili |
Amerikaans olympisch kwalificatietoernooi | 7 – 10 mei 2020 | Valparaíso | 1 | |
Aziatisch kampioenschappen 2020 | 26 – 29 maart 2020 | Pattaya | 1 | |
Europees olympisch kwalificatietoernooi | 6 – 7 mei 2020 | Račice | 2 | |
Oceanisch olympisch kwalificatietoernooi | 14 – 16 februari 2020 | Penrith | 1 | |
K-1 200m | ||||
Wereldkampioenschappen 2019 | 21 – 25 augustus 2019 | Szeged | 5 | Nieuw-Zeeland[b] Polen Denemarken[b] Spanje Oekraïne[b] Hongarije Servië[b] Portugal |
Afrikaanse Spelen 2019 | 28 – 30 augustus 2019 | Salé | 1 | Algerije |
Amerikaans olympisch kwalificatietoernooi | 7 – 10 mei 2020 | Valparaíso | 1 | |
Aziatisch kampioenschappen 2020 | 26 – 29 maart 2020 | Pattaya | 1 | |
Europees olympisch kwalificatietoernooi | 6 – 7 mei 2020 | Račice | 2 | |
Oceanisch olympisch kwalificatietoernooi | 14 – 16 februari 2020 | Penrith | 1 | |
World Cup 2 2020 | 23 – 25 mei 2020 | Duisburg | 1 | |
K-1 500m | ||||
Gastland | – | – | 1 | Japan |
Wereldkampioenschappen 2019 | 21 – 25 augustus 2019 | Szeged | 5 | Nieuw-Zeeland Wit-Rusland[b] Hongarije Servië Denemarken[b] Zweden |
Afrikaanse Spelen 2019 | 28 – 30 augustus 2019 | Salé | 1 | Egypte |
Amerikaans olympisch kwalificatietoernooi | 7 – 10 mei 2020 | Valparaíso | 1 | |
Aziatisch kampioenschappen 2020 | 26 – 29 maart 2020 | Pattaya | 1 | |
Europees olympisch kwalificatietoernooi | 6 – 7 mei 2020 | Račice | 2 | |
Oceanisch olympisch kwalificatietoernooi | 14 – 16 februari 2020 | Penrith | 1 | |
World Cup 2 2020 | 23 – 25 mei 2020 | Duisburg | 1 | |
K-2 500m | ||||
Wereldkampioenschappen 2019 | 21 – 25 augustus 2019 | Szeged | 6 | Wit-Rusland[b] Polen[b] Slovenië België Frankrijk[b] Oekraïne[b] China |
Afrikaanse Spelen 2019 | 28 – 30 augustus 2019 | Salé | 1 | Tunesië |
Amerikaans olympisch kwalificatietoernooi | 7 – 10 mei 2020 | Valparaíso | 1 | |
Europees olympisch kwalificatietoernooi | 6 – 7 mei 2020 | Račice | 1 | |
Oceanisch olympisch kwalificatietoernooi | 14 – 16 februari 2020 | Penrith | 1 | |
K-4 500m | ||||
Wereldkampioenschappen 2019 | 21 – 25 augustus 2019 | Szeged | 10 | Hongarije Wit-Rusland Polen Nieuw-Zeeland Frankrijk Duitsland Australië Oekraïne China Canada Russische ploeg Denemarken |
Totaal | 70 |
Competitieschema[bewerken | brontekst bewerken]
Hieronder volgt het voorlopige competitieschema van het kanovaren op de Olympische Zomerspelen 2020.[3] Het slalomtoernooi wordt gehouden van 26 tot en met 31 juli en het vlakwatertoernooi van 3 tot en met 8 augustus.
S | Series | ¼ | Kwartfinale | ½ | Halve finale | F | Finale |
Datum → | 26 | 27 | 28 | 29 | 30 | 31 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Onderdeel ↓ | |||||||||||||||||||||||
Slalom | |||||||||||||||||||||||
C-1 (m) | S | ½ | F | ||||||||||||||||||||
C-1 (v) | S | ½ | F | ||||||||||||||||||||
K-1 (m) | S | ½ | F | ||||||||||||||||||||
K-1 (v) | S | ½ | F | ||||||||||||||||||||
Vlakwater | |||||||||||||||||||||||
C-1 200m (v) | S | ¼ | ½ | F | |||||||||||||||||||
C-1 1000m (m) | S | ¼ | ½ | F | |||||||||||||||||||
C-2 500m (v) | S | ¼ | ½ | F | |||||||||||||||||||
C-2 1000m (m) | S | ¼ | ½ | F | |||||||||||||||||||
K-1 200m (m) | S | ¼ | ½ | F | |||||||||||||||||||
K-1 200m (v) | S | ¼ | ½ | F | |||||||||||||||||||
K-1 500m (v) | S | ¼ | ½ | F | |||||||||||||||||||
K-1 1000m (m) | S | ¼ | ½ | F | |||||||||||||||||||
K-2 500m (v) | S | ¼ | ½ | F | |||||||||||||||||||
K-2 1000m (m) | S | ¼ | ½ | F | |||||||||||||||||||
K-4 500m (m) | S | ½ | F | ||||||||||||||||||||
K-4 500m (v) | S | ½ | F |
Externe link[bewerken | brontekst bewerken]
- (en) Kanovaren op de officiële website van de Olympische Zomerspelen 2020
|
Categorie:Olympische Zomerspelen 2020 2020
Jade Jones[bewerken | brontekst bewerken]
Jade Jones | ||||
---|---|---|---|---|
Jones met haar gouden medaille bij de OS in Rio de Janeiro (2016)
| ||||
Persoonlijke informatie | ||||
Volledige naam | Jade Louise Jones | |||
Geboortedatum | 21 maart 1993 | |||
Overlijdensplaats | Bodelwyddan | |||
Nationaliteit | Verenigd Koninkrijk | |||
Lengte | 167 cm | |||
Sportieve informatie | ||||
Discipline | taekwondo | |||
|
Jade Louise Jones (Bodelwyddan, 21 maart 1993) is een Brits taekwondoka die uitkomt in de gewichtsklasse tot 57 kg. Ze werd tweemaal op rij olympisch kampioen (2012 en 2016) en won in 2019 de wereldtitel. Daarnaast werd ze tweemaal Europees kampioen.
Biografie[bewerken | brontekst bewerken]
Jones werd geboren in Wales en
2009 tot en met …[bewerken | brontekst bewerken]
… tot en met …[bewerken | brontekst bewerken]
Palmares[bewerken | brontekst bewerken]
- 2010: WK voor junioren (tot 55 kg)
- 2010: EK (tot 53 kg)
- 2010: Olympische Jeugdspelen (tot 55 kg)
- 2011: WK
- 2012: EK
- 2012: OS
- 2014: EK
- 2015: Europese Spelen
- 2016: EK
- 2016: OS
- 2017: WK
- 2018: EK
- 2019: WK
Externe link[bewerken | brontekst bewerken]
- (en) Profiel op TaekwondoData.com
- (en) Profiel van Ikkenickdanniet/Kladblok 3 op sports-reference.com (gearchiveerd)
Categorie:Brits olympisch kampioen
Categorie:Brits taekwondoka
Jagir[bewerken | brontekst bewerken]
Een jagir (van het Perzisch: jāgīr, 'bezitten van land') was in het Mogolrijk het recht dat door de keizer aan een jagirdar (dār, houder) werd vergeven om belasting te innen in een aangewezen gebied.
In tegenstelling tot het feodale leenstelsel van Europa betrof de leen geen grond maar
De jagirdar verkreeg het recht als beloning voor zijn militaire verdienste en jagirs kwamen enkel toe aan de houders van een militaire rang (de mansab).[1]
Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]
.Hij vertegenwoordigde plaatselijk het gezag van de keizer en inde er belastingen.
Een jagir: recht om belastingen te innen in een gebied, variërend in grote van een dorp tot regio[2]
Daarnaast was hij in ruil voor het stuk land verantwoordelijk voor het rekruteren en mobiliseren van troepen voor de keizer. De toekenning van een jagir gebeurde doorgaans voor het leven en na het overlijden van de jagirdar kwam het gebied weer terug aan de staat.
In feite was de functie van jagirdar vaak erfelijk? en was het voor de opvolger van de overleden leenheer mogelijk om de jagir tegen betaling te behouden.
Jagirdars konden op elk moment door de keizer uit hun ambt ontheft worden en hadden daardoor weinig lokale banden.[3]
Op den duur gedroegen de jagirdars zich daardoor steeds onafhankelijker, waarmee het centrale bestuur en het gezag van de keizer afbrokkelde.
Het toekennen van jagirs onder de Mogols was een voortzetting van het verstrekken van iqta's aan militaire leenheren door de sultans van Delhi.[4] Het uitgeven van iqta's werd door sultan Alauddin Khalji (1296-1316) afschaft, maar later door sultan Firuz Shah Tughluq (1351-1388) opnieuw ingevoerd.
Onder Akbar werden de jagirs aan zijn belangrijkste officieren gegeven, waardoor de positie van jagirdar met mansabdar overlapte.[5]
Landopbrengst vergroten onder Akbar. Todar Mal —> herschikking van alle jagirs gedurende een periode van vijf jaar.[6]
Aan het eind van Aurangzebs heerschappij waren er te weinig geschikte jagirs om de militairen mee te betalen. —> Jagirdars gingen zich onafhankelijker gedragen en zagen de jagirs als hun eigendom [7]
De Britse Oost-Indische Compagnie verkreeg van de nawab van Arcot een jagir
- Iqta (onder de sultans) —> jagir (onder de Mogols) (Stein, 2010, p. 164; Keay, 2010, p. )
- Als beloning voor de diensten van een militair (amir)
- Overlap positie jagirdar met mansabdar (Kulke & Rothermund, 2004, p. 375; Stein, 2010, p. 169)
Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]
Bron[bewerken | brontekst bewerken]
|
Een jagir (uit het Perzisch: jāgīr, land bezitten) was in de tijd van de Mogols in India het recht dat door de keizer aan een jagirdar (dār, houder) werd vergeven om belasting te innen in een bepaald gebied. De jagirdar verkreeg het recht als beloning voor zijn militaire verdienste en jagirs kwamen enkel toe aan de houders van een militaire rang (de mansab).[1]
Een jagirdar (van het Perzisch: jāgīr, land bezitten; dār, houder) was in de tijd van de Mogols in India een leenheer die van de staat een gebied (de jagir) in leen had gekregen als beloning voor zijn militaire verdienste. Hij vertegenwoordigde plaatselijk het gezag van de keizer en inde er belastingen.
Een jagir: recht om belastingen te innen in een gebied, variërend in grote van een dorp tot regio[2]
Daarnaast was hij in ruil voor het stuk land verantwoordelijk voor het rekruteren en mobiliseren van troepen voor de keizer. De toekenning van een jagir gebeurde doorgaans voor het leven en na het overlijden van de jagirdar kwam het gebied weer terug aan de staat.
In feite was de functie van jagirdar vaak erfelijk en was het voor de opvolger van de overleden leenheer mogelijk om de jagir tegen betaling te behouden. Jagirdars konden op elk moment door de keizer uit hun ambt ontheft worden en hadden daardoor weinig lokale banden.[3]
Op den duur gedroegen de jagirdars zich daardoor steeds onafhankelijker, waarmee het centrale bestuur en het gezag van de keizer afbrokkelde.
Het toekennen van jagirs onder de Mogols was een voortzetting van het verstrekken van iqta's aan militaire leenheren door de sultans van Delhi.[4] Het uitgeven van iqta's werd door sultan Alauddin Khalji (1296-1316) afschaft, maar later door sultan Firuz Shah Tughluq (1351-1388) opnieuw ingevoerd.
Onder Akbar werden de jagirs aan zijn belangrijkste officieren gegeven, waardoor de positie van jagirdar met mansabdar overlapte.[5]
Landopbrengst vergroten onder Akbar. Todar Mal —> herschikking van alle jagirs gedurende een periode van vijf jaar.[6]
Aan het eind van Aurangzebs heerschappij waren er te weinig geschikte jagirs om de militairen mee te betalen. —> Jagirdars gingen zich onafhankelijker gedragen en zagen de jagirs als hun eigendom [7]
De Britse Oost-Indische Compagnie verkreeg van de nawab van Arcot een jagir
- Iqta (onder de sultans) —> jagir (onder de Mogols) (Stein, 2010, p. 164; Keay, 2010, p. )
- Als beloning voor de diensten van een militair (amir)
- Overlap positie jagirdar met mansabdar (Kulke & Rothermund, 2004, p. 375; Stein, 2010, p. 169)
Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]
Bron[bewerken | brontekst bewerken]
|
Zamindar[bewerken | brontekst bewerken]
Een zamindar was
Bron[bewerken | brontekst bewerken]
- (en) Encyclopædia Britannica (2009). Zamindar.
Tokyo Rinkai-fukutoshin[bewerken | brontekst bewerken]
Tokyo Rinkai-fukutoshin (kanji: 東京臨海副都心; hiragana: とうきょうりんかいふくとしん; Engels: Tokyo Waterfront Subcenter) is een stedelijk subcentrum (fukutoshin) van de Japanse hoofdstad Tokio. Het waterfront is gelegen aan de baai van Tokio op twee kunstmatige eilanden, zo'n zes kilometer ten zuidoosten van de binnenstad. Rinkai-fukutoshin is vanaf de jaren 1990 ontwikkeld op de landaanwinningen van voormalige vuilnisbelten. Het omvat de stadsdelen Odaiba (behorend tot Minato), Higashi-Yashio (behorend tot Shinagawa), Aomi en Ariake (beide behorend tot Koto). Het centrum is geen bestuurlijke maar een functionele eenheid, gepland om de druk op het centrale zakendistrict van Marunouchi en Ginza te verlichten.[1]
Naam[bewerken | brontekst bewerken]
De officiële Engelse naam die door de Tokiose overheid wordt gehanteerd is Tokyo Waterfront City.[2] In de volksmond staat het gebied ook bekend als Odaiba, hoewel dat slechts een van de twee eilanden of een van de vier stadsdelen is waaruit Rinkai-fukutoshin bestaat.[3]
Topografie[bewerken | brontekst bewerken]
Rinkai-fukutoshin is gelegen op twee kunstmatige eilanden in de baai van Tokio en beslaat in totaal een oppervlakte van 442 hectare. Het ligt in het zuidwesten van Koto, zo'n zes kilometer ten zuiden van het centrum van Tokio. Het gebied telt vier stadsdelen; Odaiba, Higashi-Yashio en Aomi liggen op het eiland Odaiba, terwijl Ariake het westelijk deel vormt van een eiland met Shinonome. Rinkai-fukutoshin bevindt zich op de noordelijke delen van beide eilanden. De zuidelijke delen bestaan uit haventerrein. Het gebied wordt verder door het water van omliggende wijken en landaanwinningen gescheiden. Ten noorden en oosten van Ariake liggen de stadsdelen Toyosu en Tatsumi die eveneens op landaanwinningen gebouwd zijn. Verder zuidoostwaarts bevindt zich Chuobohatei dat als golfbreker is aangelegd. De wijken Shinagawa en Minato liggen ten westen van Odaiba.
Economie en voorzieningen[bewerken | brontekst bewerken]
Recreatie en toerisme[bewerken | brontekst bewerken]
Rinkai-fukutoshin is een belangrijk recreatiegebied voor de bewoners van Tokio en het gebied heeft zich daarnaast als een voorname toeristische attractie ontwikkeld. Zo trok het in 2004 meer dan 40 miljoen bezoekers. In vergelijking met de rest van Tokio is de grootschalige bebouwing van Odaiba en Ariake ruim opgezet. Parken en ander openbaar groen beslaan in totaal 93 hectare en daarmee 21 procent van het totale oppervlak. Het open gebied vormt zodoende een afwisseling van de dichtbebouwde omliggende stad. De in 1993 geopende Rainbow Bridge evenals de opvallend vormgegeven gebouwen (zoals het hoofdkantoor van Fuji Television) en vele voorzieningen zijn voor bezoekers een trekpleister.[4]
Voorzieningen omvatten naast de eerder genoemde parken onder andere een strand, hotels, winkel- en conventiecentra, sportfaciliteiten en musea (zoals het Miraikan). Odaiba telt vier grote winkelcentra: Decks Tokyo Bay (18.700 m²), Aqua City (25.000 m²), DiverCity Tokyo Plaza (32.000 m²)[5] en Pallet Town (72.800 m²). De centra huisvesten naast winkels en restaurants voorzieningen als een bioscoop, een overdekt amusementspark en een reuzenrad.[6] In het zuiden van Ariake ligt het evenementencomplex van de Tokyo Big Sight waar evenementen als Comiket en de Tokyo Motor Show grote aantallen bezoekers trekken. In het noorden bevindt zich het Ariake Colosseum, een overdekt sportstadion, waar jaarlijks het tennistoernooi van Tokio wordt gehouden. In verband met de Olympische Spelen in 2020 worden er in het stadsdeel nog meer sportaccommodaties ontwikkeld zoals de Ariake Arena die naderhand eveneens dienst zal doen als evenementenhal.
Onderwijs[bewerken | brontekst bewerken]
Transport en infrastructuur[bewerken | brontekst bewerken]
Rinkai-fukutoshin is met de rest van Tokio verbonden middels auto-, spoor- en waterwegen. Het centrum wordt doorsneden door drie lijnen van de Shuto-autosnelweg. De Wanganlijn is de voornaamste oost-westverbinding voor autoverkeer die zowel dwars door Odaiba als Ariake loopt. De weg vormt een verbinding met Shinagawa, Luchthaven Haneda en Yokohama in het westen en met de rest van Koto, Edogawa en de prefectuur Chiba in het oosten. De Daibalijn verbindt het gebied via de Rainbow Bridge met Minato. De Harumilijn loopt oostelijk van Ariake via Toyosu naar Harumi in Chuo.
Het openbaar vervoer in het gebied wordt verzorgd via (water)bussen en twee metrolijnen. De Rinkailijn ligt ondergronds, parallel aan de Wanganlijn en vormt een verbinding met station Osaki in het westen en Shinkiba in het oosten. Odaiba is middels station Tokyo Teleport op de lijn aangesloten en Ariake middels station Kokusai-Tenjijo. De volledig geautomatiseerde Yurikamome loopt van station Shimbashi in Minato via de Rainbow Bridge naar station Toyosu in Koto en slingert daarbij door Rinkai-fukutoshin. Odaiba en Ariake tellen respectievelijk vijf en drie stations op de lijn. Daarnaast varen er watertaxi's tussen Odaiba, Ariake en omliggende stadsdelen.
Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]
Achtergrond[bewerken | brontekst bewerken]
Vanaf halverwege de jaren 1980 tot aan het begin van de jaren 1990 vonden er in Tokio veel grootschalige stedelijke (her)ontwikkelingen plaats. De ontwikkelingen werden gedreven door vier onderling verbonden factoren. In de eerste plaats veranderde op nationaal schaalniveau de ruimtelijke verdeling van economische activiteiten. Fabrieken sloten en vestigden zich op een andere locatie, de dienstensector breidde zich uit in de steden en de globaliserende economie concentreerde zich in Tokio. Deze ontwikkelingen werden gesterkt door het beleid van de nationale overheid dat verschoof van een gelijke ruimtelijk-economische verdeling in het land naar clustering in de agglomeratie van Tokio. Binnen de stad zelf streefde de prefecturale overheid een polycentrische structuur na, waarbij de economische functies gerelateerd aan globalisering zich in de verschillende subcentra vestigden. Beleid was er in de tweede plaats op gericht om – in lijn met de neoliberale reactie op de lage economische groei na de oliecrisis in 1973 – meer private investeringen in publieke werken te realiseren. Bovendien werden de omstandigheden voor projectontwikkelaars aantrekkelijker gemaakt. Het gevolg was een toename in kantooroppervlak, maar ook een sterke stijging van de grondprijzen en het verdwijnen van bewoners uit de centrale delen van Tokio.[7]
Verder speelde de opkomst van de informatiemaatschappij mee; een continue kennisstroom via telecommunicatie werd nodig geacht voor stabiele economische groei. Een nationaal netwerk voor informatiestromen werd voorzien tussen de steden, waarbij Tokio een centrale positie innam om haar rol als belangrijk economisch en financieel centrum in de wereldeconomie te waarborgen. De bouw van de daarvoor benodigde infrastructuur als grondstations en gebouwen uitgerust met hightechtechnologie werd daarom aangemoedigd. Tot slot leidde het Japanse handelsoverschot tot frictie met het Westen en in het bijzonder met de Verenigde Staten – waarvan Japan voor haar defensie afhankelijk was. Daar het Plaza-akkoord van 1985 – ondanks de appreciatie van de yen ten opzichte van de dollar – het Japanse overschot op de Amerikaanse markt niet terug kon brengen, kwam de Japanse overheid met een pakket van maatregelen om de relatie met de Verenigde Staten te verbeteren. De maatregelen waren erop gericht om een meer zelfvoorzienende economie te creëren en dienden onder andere de binnenlandse consumptie te stimuleren. Grootschalige stedelijke ontwikkelingsprojecten zorgden voor een economische impuls, doordat de bouw en gerelateerde sectoren werkgelegenheid creëerden.[8]
Eind jaren 1970 verouderde de industrie in de havengebieden dichter bij het centrum van Tokio en raakten fabrieken in onbruik. Daarnaast verplaatsten veel havenactiviteiten – zoals de overslag van containers – zich naar de buitenste delen van de haven. Tegelijkertijd nam de vraag naar kantoorruimte door de groeiende dienstensector in de stad toe. Als gevolg hiervan kwam er land in de oude havengebieden van Tokio vrij voor stedelijke ontwikkeling. De havenautoriteit van Tokio voorzag ruimte voor kantoren, huisvesting en recreatie naast de resterende havenactiviteiten in de vrijgekomen gebieden.[9]
Eerste plannen[bewerken | brontekst bewerken]
In april 1986 kwam de toenmalig gouverneur van Tokio, Shunichi Suzuki, met het idee voor de ontwikkeling van een teleport op landaanwinning no. 13 – het huidige eiland Odaiba. De Tokyo Metropolitan Government (TMG) zette vervolgens een adviescommissie op bestaande uit telecomexperts en planologen voor de ontwikkeling van een voorlopig plan dat in augustus 1986 gepresenteerd werd. Daarin werd de ontwikkeling van 98,3 ha grond met een totale vloeroppervlakte van 340 ha voorzien. Naast telecomvoorzieningen kwam er ook ruimte voor bedrijven, woningen en conventiecentra, waarmee het initiële idee van een teleport werd verlaten voor de ontwikkeling van een zakencentrum.[10]
In datzelfde jaar publiceerden beleidsonderzoekers van de regeringspartij LDP een beleidsinitiatief voor de verdere stedelijke ontwikkeling van Tokio. Om zowel de vraag naar kantooroppervlakte te beantwoorden als de binnenlandse consumptie te stimuleren, stelden zij grootschalige stadsvernieuwingsprojecten voor bij onder andere het waterfront van Tokio. De toenmalige vice-premier Shin Kanemaru bracht twintig industriëlen, academici, journalisten en ambtenaren samen om na te denken over de financiering van deze projecten door private partijen. De groep stelde algemene richtlijnen op qua projectbeheer, inclusief publiek-private samenwerkingen tussen nationale en lokale overheden, andere relevante overheidsorganisaties en private bedrijven. Daaropvolgend richtten zes ministeries en de TMG in november 1986 een commissie op om verdere richting aan het waterfrontproject te geven. Ze spraken in januari 1987 af dat de TMG de leiding zou nemen binnen het project omdat deze de meeste grond in bezit had. Ruim een jaar later werd het plan gepresenteerd met een vloeroppervlakte van 448 ha, een beoogde bevolking van 60 duizend personen en 110 duizend arbeidsplaatsen.[11]
Realisatie en vertraging[bewerken | brontekst bewerken]
Voor de realisatie van het plan werd afgesproken dat een publiek-private samenwerking verantwoordelijk was voor de infrastructuur, terwijl private partijen de gebouwen op de percelen ontwikkelen. Het land bleef eigendom van de TMG en werd verpacht aan particuliere projectontwikkelaars. De kosten voor het aanleggen van de infrastructuur werden in 1990 geraamd op 3960 miljard yen. Het project zou voornamelijk gefinancierd worden uit de pachtopbrengsten van de TMG. De eerste bouwfase betrof twintig percelen met een gezamenlijke oppervlakte van 23 ha die werden uitgegeven aan vijftien ontwikkelaars. Tegelijkertijd wilde de TMG een grote openluchttentoonstelling organiseren over hoe het nieuwe stadsdeel gebouwd werd met behulp van technologische innovaties om de kwaliteit van het leven te verbeteren, maar vanwege gebrek aan financiering werd dat plan achtereenvolgens uitgesteld, afgeschaald en geschrapt.[12]
De herontwikkeling van het gebied liep vertraging op door de recessie die volgde op het knappen van de Japanse zeepbeleconomie in begin 1992. Terwijl de overheid doorging met het aanleggen van infrastructuur, trokken particuliere projectontwikkelaars zich terug omdat ze de kosten niet op konden brengen. Het bleef daardoor lastig vol te houden dat de publieke investering zich terug zou verdienen met privaat geld, wat leidde tot onvrede bij de bevolking. In 1995 werd Yukio Aoshima verkozen tot de nieuwe gouverneur van Tokio op de belofte dat het project herzien zou worden. Hij was verantwoordelijk voor het schrappen van de openluchttentoonstelling en zette een adviescommissie op voor de herziening. Deze commissie wist echter niet tot een overeenkomst te komen; tegenstanders van het project stelden afschaling voor om de kosten te drukken, terwijl voorstanders van het project juist beargumenteerden dat afschaling duurder uit zou pakken omdat de herontwikkeling zo sterk afhankelijk was van private investeringen. Uiteindelijk bleef het plan in grote lijnen ongewijzigd; vanwege de substantiële publieke investeringen die al gedaan waren, was de ontwikkeling van winkelcentra en kantoren noodzakelijk om de kosten terug te verdienen.[13]
Ondanks de vertraging sloeg de ontwikkeling van Rinkai-fukutoshin als recreatie- en winkelgebied aan bij de Tokiose bevolking en in het bijzonder bij de jongeren. Volgens schattingen van de TMG telde het gebied in 1999 zo'n 31 miljoen bezoekers.[13]
Verwijzingen
Bronnen
|
Interessante, maar niet per se nuttige bronnen[bewerken | brontekst bewerken]
- (en) Cybriwsky, R. (1997), From Castle Town to Manhattan Town with Suburbs. A geographical account of Tokyo’s Changing Landmarks and symbolic Landscapes. In P.P. Karan (red.) Nihon No Toshi. University Press of Kentucky, 56-78.
Quercus virginiana[bewerken | brontekst bewerken]
Quercus virginiana | |||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||||||
Quercus virginiana | |||||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||||||
Quercus virginiana op Wikispecies | |||||||||||||||||||
|
Quercus virginiana is een groenblijvende eik uit de napjesdragersfamilie (Fagaceae). De boom komt van oorsprong voor in het zuidenoosten van de Verenigde Staten, alsook in het noordoosten van Mexico en op Cuba.[1]
Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]
De grootte van de boom varieert van struikformaat tot losstaande exemplaren met een hoogte van 20 meter en een breedte van 27 meter, afhankelijk van de groeiomstandigheden.
Verspreiding[bewerken | brontekst bewerken]
De eik groeit van nature op de kustvlaktes aan de Golf van Mexico en de Atlantische Oceaan in het zuidoosten van de Verenigde Staten. Het verspreidingsgebied strekt zich uit van zuidoostelijk Virginia in het noorden tot Texas en Florida in het zuiden. Van Virginia tot en met South Carolina komt Q. virginiana voor in een smalle strook langs de kust, waarna de boom ook verder landinwaarts groeit. Het verspreidingsgebied omvat zuidelijk Georgia, geheel Florida, de zuidelijkste delen van Alabama en Mississippi, het zuiden van Louisiana en centraal Texas. Daarnaast komen er populaties voor in het zuidwesten van Oklahoma, in het noordoosten van Mexico en in het westen van Cuba.
Bronnen, noten en/of referenties
|
Brabant[bewerken | brontekst bewerken]
Geografie[bewerken | brontekst bewerken]
Topografie[bewerken | brontekst bewerken]
Noord-Brabant ligt in het zuiden van Nederland. De provincie grenst in het noorden aan de provincies Zuid-Holland en Gelderland, in het westen aan Zeeland, in het oosten aan Limburg, en in het zuiden aan de Belgische provincies Antwerpen en Limburg.
De noordgrens wordt gevormd door de rivier de Maas die ter hoogte van de Biesbosch overgaat in het Hollandsch Diep, dat vervolgens in het Volkerak stroomt. De Bergsche Maas die begin 20e eeuw werd gegraven scheidt Altena van de rest van de provincie.
Noord-Brabant heeft een landoppervlak van 5.081 km² en is daarmee na Gelderland de grootste provincie van Nederland. De afstand van oost naar weest meet maximaal ruim 120 kilometer, van noord naar zuid rui 60 km.
Landschap[bewerken | brontekst bewerken]
Noord-Brabant is relatief vlak en bestaat voor het overgrote deel uit dekzandgebieden, doorsneden door beekdalen. Het riviergebied aan de noord- en de westgrens heeft rivierklei en in het noordwesten zijn restanten te vinden van het vroegere Hollandveen. Net als in de oostelijke provincies het geval is, ligt het grootste deel van Noord-Brabant boven zeeniveau. De grote hoeveelheden woeste gronden uit het verleden zijn grotendeels in cultuur gebracht, voornamelijk als bos en landbouwgrond.
Enkele stuifzand- en heidegebieden zijn bewaard gebleven, zoals in de Loonse en Drunense Duinen, de Strabrechtse Heide en de Kampina. In het oosten van de provincie bevinden zich enkele hoogveenrestanten in de verschillende reservaten van de Peel. Verder zijn er diverse boswachterijen in Noord-Brabant.
Noord-Brabant is de provincie met de meeste nationale parken van Nederland. De vier parken bevinden zich verspreid over de provincie. Naast de nationale parken worden er in de provincie 21 gebieden beheerd als Natura 2000 biotoop.[1] Tevens heeft de provincie het enige Nederlandse UNESCO biosfeergebied, Maasheggen bij Vierlingsbeek.[2]
Landstreken[bewerken | brontekst bewerken]
Noord-Brabant kent een aantal aaneengesloten geografisch gebieden met een bepaald taalkundig, cultureel, demografisch en/of institutioneel karakter, al dan niet erkend door de officiële instanties. Sommige van deze zogenaamde streken vallen samen met bestuurlijke regio's of gemeenten. Ook hebben in het verleden sommige streken een bestuurlijke status gehad. Vaak is er overlap tussen streken en kunnen kleinere streken in grotere vervat zitten. Enkele streken liggen niet alleen in Noord-Brabant, maar strekken zich ook uit over naastgelegen provincies of België. De bekendste streken van Noord-Brabant zijn:
- Baronie van Breda
- Brabantse Biesbosch
- Brabantse Stedenrij
- Brabantse Wal
- Kempen (overlap met België)
- Land van Cuijk
- Land van Heusden en Altena
- Langstraat
- Maasland
- Meierij
- Peel (overlap met Limburg)
- Rivierengebied (overlap met Gelderland, Utrecht en Zuid-Holland)
- Westhoek
Mogelijke bronnen[bewerken | brontekst bewerken]
- Online
- Brabant InZicht (z.d.). 'De ondergrond en bodem van Brabant'.
- Brabants Erfgoed (z.d.). 'Brabantse landschappen'.
- Geologie van Nederland (z.d.). 'Zandlandschap'.
Algemene 'bronnen'[bewerken | brontekst bewerken]
- [1] over wegen in Nicaragua.
- [2] filmpje over de ontwikkeling van het stadscentrum van Fresno, ook handig voor andere Amerikaanse steden.
- [3] over Hmong in de Verenigde Staten.
Bronnen, noten en/of referenties
|