Naar inhoud springen

Gebruiker:TheDragonhunter/Zandbak2

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Voorlopers[bewerken | brontekst bewerken]

Vanaf het einde van de 16de eeuw werden vooral in Antwerpen devotieprenten gedrukt. Dit waren goedkope prenten met afbeeldingen van heiligen.[1]

Rond 1650 ontstond de profane kinderprenten in Amsterdam. Dit waren een aantal afbeeldingen met een korte tekst eronder gerangschikt in rijen en kolommen en vooral bedoeld voor kinderen.[1][2] Deze prenten beelden amper heiligen af door het dominante Protestantisme in de Noordelijke Nederlanden waardoor de drukkers daar meer vrijheid kregen.[1]

Tot de 18de eeuw waren prenten in België voornamelijk religieus.[1] Na de Franse Revolutie werden veel gilden met hun beperkende voorschriften afgeschaft. Ook de invloed van de Katholieke kerk op de prentproductie verminderd waardoor in andere Europese landen zoals België de drukkers nu meer vrijheden kregen.[1] Vooral Turnhout met drukkerij Brepols gold als het centrum van de kinderprenten[* 1].[1][2] In de 19de eeuw werd er overgeschakeld van drukken met houtblokken naar drukken in steen.[1] Onder invloed van de Franse kinderprenten veranderde de klassieke indeling van de rijen en kolommen naar een vrijere indeling waarbij het veranderde in een vroege vorm van de strip.[1]

In 1911 verscheen het blad Het Mannekensblad waar de eerste Nederlandstalige gags en tekststrips verschenen van de Antwerpenaar W. Seghers. Tevens verscheen vanaf datzelfde jaar ook Kindervriend met Franse en Engelse tekststrips.[1][3] Vanaf 1922 verscheen de tekststrip Bulletje en Bonestaak van de Vlaming George Van Raemdonck in de Nederlandse krant Het Volk.[3][4] Van Raemdonck werkte in Nederland, maar wordt beschouwd als de eerste Vlaamse striptekenaar. Hoewel dat er nog altijd discussie is over de eerste Vlaamse, Belgische en Franse strip.[3] Zo publiceerde de Brusselaar Fernand Wicheler in de jaren 20 jarenlang een tekststrip genaamd Le Dernier Film in de krant Le Soir.[3][5]

Onstaan en Amerikaanse invloed (1926-1940)[bewerken | brontekst bewerken]

Tussen 1926 en 1929 tekende een zekere Georges Remi of Hergé voor het Katholieke blad Le Boy Scout een tekststrip rond het figuurtje Totor, maar af en toe doken er al tekstballonnen op.[6] Vanaf 1929 tekende Hergé De avonturen van Kuifje in de wekelijkse jeugdbijlage Le Petit Vingtième van het Katholieke dagblad Le Vingtième Siècle.[6] De stijl van Hergé zou later omschrijven worden als de Klare Lijn en Hergé zal de grondlegger worden van de Brusselse school.[7] In het spoor van Hergé komen talrijke striptekenaars op.

Eind de jaren 20 richtte Paul Winkler het persagentschap Opera Mundi op om de strips van het Amerikaanse King Features Syndicate in Europa te verkopen.[7] Winkler kon de Amerikaanse strips goedkoop publiceren waardoor lokale striptekenaars duurder waren. Hierdoor domineerde de Amerikaanse strips jarenlang de enkele stripbladen die er al waren.[7] In Vlaanderen werd het stripblad Bravo! in 1936 opgericht en vanaf 1940 verscheen het ook in het Frans.[7] Het publiceerde in de beginjaren zowat uitsluitend Amerikaanse strips zoals Flash Gordon en The Katzenjammer Kids. Ook andere stripbladen zoals Spirou/Robbedoes opgericht in 1938, publiceerden aanvankelijk zowat alleen Amerikaanse strips.[7] Ook de bladen Ons Volkske, Ons Kinderland en Wonderland verschenen in die periode.[8]

Onder invloed van de Katholieke Kuifje-strip van Hergé en andere jeugdbladen zoals Ons Volkske en Ons Kinderland, publiceren de paters van Averbode in de jaren 30 steeds meer strips in hun blad Zonneland of in de Franstalige versie van Zonneland Petits Belges. In 1934 verscheen er in Zonneland voor het eerst een beeldverhaal dat verspreid werd over meerdere uitgaves.[8][9] De pater Daniël Nonkel Fons de Kesel zou nog jaren een voorstander zijn van strips met educatieve doeleinden.[9][10] Opvallende stripreeksen uit die tijd waren Rommelzak en Fokkie, Kinderlijke heldenmoed en De avonturen van Profje en Struisje. Opvallende tekenaars uit die tijd waren Jijé, Jan Waterschoot en Gervy.[8][9]

In 1936 debuteerde Joseph Gillain of Jijé met Le dévoument de Jojo in het Katholieke blad Le Croise. In 1939 tekende hij voor het blad Petits Belges de strip Blondin et Cirage.[8][9] In het begin heeft Jijé een zeer gelijkaardige stijl als Hergé, maar stilaan ontwikkelt hij een eigen dynamische stijl.[9] Vanaf 1939 tekent Jijé ook voor het blad Spirou/Robbedoes.[11] Later zou hij definitief naar Spirou/Robbedoes overstappen en neemt hij Blondin et Cirage mee. Daar worden ze vertaald als Blondie en Blinkie in het Nederlands terwijl de strip onder de naam Wietje en Knol bij Averbode verscheen.[9] Jijé zal uitgroeien tot de grondlegger van de school van Marcinelle.

Opkomst stripbladen Robbedoes en Kuifje (1940-[bewerken | brontekst bewerken]

Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, mochten de Amerikaanse strips niet meer geïmporteerd worden waardoor meer lokale tekenaars de kans kregen om strips te tekenen.[11] Opvallende namen uit die tijd waren Edgar P. Jacobs, Jijé, Sirius en Jacques Laudy.[11]

Het stripblad Spirou/Robbedoes werd al in 1938 opgericht door Jean Dupuis, maar wegens problemen met de Duitse bezetter werd het blad van 1943 tot de bevrijding in 1944 niet uitgegeven.[12] Het blad probeerde namelijk op een subtiele manier de jeugd anti-fascistisch te laten blijven. De toenmalige hoofdredacteur Jean Doisy was namelijk een actief lid van het onafhankelijkheidsfront dat het verzet in België coördineerde.[13] In 1938 richtte het blad de jeugdbeweging Les Amis de Spirou (Nederlands: Robbedoes Club) op zodat hun lezers geregeld samenkomen.[13]

Het stripblad kreeg een mascotte getekend door Rob-Vel die al snel een eigen stripreeks Robbedoes kreeg. Tijdens de oorlogjaren had Rob-Vel steeds meer problemen om zijn platen op te sturen naar de redactie waarna Dupuis de reeks in 1943 overkocht en het liet verder zetten door Jijé.[14][* 2] Tot 1946 waren de voornaamste tekenaars Jijé, Rob-Vel, Fernand Dineur en Sirius.[14]