Naar inhoud springen

Gebruiker:Cnemo99/Kladblok/AvdM

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Embleem Afdeling van de Meestergraad

De Afdeling van de Meestergraad is een Nederlandse obediëntie, oftwel een koepel van vrijmetselaarsloges, welke is opgericht in 1819 en werkt volgens een eigen ritus. De loges worden binnen de Orde aangeduid als Bouwhutten. Lidmaatschap van een Bouwhut is een van de mogelijke vervolgpaden voor vrijmetselaren in Nederland vanuit de symbolieke – of 'blauwe' - loges van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden, waar de basisgraden van leerling, gezel en meester worden verleend.

De ritus van de Meestergraad wordt uitsluitend beoefend in Nederland en bestaat uit slechts één graad, die van Uitverkoren Meester. Leden van een Bouwhut zijn automatisch ook lid van de Afdeling van de Meestergraad. Om lid te kunnen worden van een Bouwhut moet men minstens een jaar Meester vrijmetselaar in een symbolieke loge zijn. Het lidmaatschap is alleen op uitnodiging, ook kunnen minimaal zeven vrijmetselaren - in samenspraak met de Afdeling van de Meestergraad - zelf een nieuwe Bouwhut starten.

Vervolgpaden Grootoosten der Nederlanden 2024

In haar huidige vorm heeft de Afdeling van de Meestergraad vooral tot doel het stimuleren van de idealen van de Vrijmetselarij en het in kleine intieme kring rekenschap geven van dat wat het meesterschap in praktijk betekent. Dit wordt gerealiseerd door het werken aan persoonlijke vorming met het doel bij te dragen aan een betere samenleving. Het eigen gedrag en handelen in de praktijk legt hiervoor de basis. Centraal staat de verdieping waarbij alle thema’s aan de orde kunnen komen die van belang zijn in ieders persoonlijke leven en bij het werken in de wereld. Deze verdieping kan in een Bouwhut in een kleine groep makkelijker tot stand komen dan bijvoorbeeld in het grotere verband van de loge. Een Bouwhut is daarbij doorgaans samengesteld uit leden van verschillende loges, waardoor verbinding over de grenzen van loges heen ontstaat.

In de praktijk blijkt dat ook de plaats van samenkomst van belang is voor het na te streven aantal leden. Indien men de intimiteit van de huiskamer verkiest om afwisselend bij alle leden samen te komen zal het aantal beperkt zijn. Een grotere groep zal in de regel samenkomen in een andere gelegenheid, bijvoorbeeld een logegebouw. Een Bouwhut komt als regel maandelijks bijeen en telt idealiter tussen de 15 en 20 leden.

Het embleem van de Afdeling van de Meestergraad is uitgevoerd in lichtblauw, en wordt gevormd door een achtpuntige ster, met aan de binnenzijde een cirkel met daarin twee punten. Uitleg? Het motto van de Afdeling van de Meestergraad luidt 'Doe aan een ander zoals gij wilt dat u geschiedt'.

Bouwhutten[bewerken | brontekst bewerken]

Historisch voorschoot Afdeling van de Meestergraad. Collectie Cultureel Maçonniek Centrum Prins Frederik.

Anno 2019 waren er eenenzestig Bouwhutten actief, zes waren in de loop van de jaren opgeheven (in vrijmetselaarsjargon: zij hadden de lichten gedoofd).

Nr Naam Jaar van oprichting Zetel
01 L'Union Royale 1820 Den Haag
02 De Waare Broedertrouw (*) 1819 Gouda
03 Vicit Vim Virtus 1826 Haarlem
04 De Gooische Broederschap 1932 Hilversum
05 De Vriendschap 1932 Den Haag
06 Amsterdam 1937 Amsterdam
07 Het Vreedendall (*) 1937 Den Haag
08 De IJsel 1938 Zutphen
09 Prins Frederik 1950 Den Haag
10 Van Tongeren 1950 Amsterdam
11 Ultrajectina (*) 1951 Utrecht
12 Het Noordererf 1951 Groningen
13 De Cirkel 1952 Arnhem
14 Den Age 1956 Den Haag
15 Orde en Vlijt 1958 Gorinchem
16 Trouw 1958 Den Haag
17 De Troffel 1958 Bilthoven
18 Gooi en Eemland 1958 Hilversum
19 L'Amitié 1959 Zaandam
20 Calluna 1960 Groningen
21 De Twee Punten 1963 Den Haag
22 Vriendenkring 1966 Groningen
23 Mozaiek 1967 Groningen
24 Setia 1971 Amsterdam
25 De Kei 1974 Amersfoort
26 L'Inseparable 1975 Bergen op Zoom
27 Ongescheiden 1976 Rotterdam
28 De Bouwsteen 1979 Alkmaar
29 Aengwirden (*) 1979 Heerenveen
30 Corona Frisia 1980 Leeuwarden
31 De Peperbus 1981 Zwolle
32 De Rechte Lijn 1981 Rotterdam
33 Verantwoordelijkheid 1983 Den Haag
34 Twee in Een (*) 1983 Eindhoven
35 De Stralenkrans 1983 Wageningen
36 De Gulden Regel 1984 Nijmegen
37 Arbor Aurea 1987 Rijswijk ZH
38 De Noabers 1987 Hengelo
39 Panta Rhei (*) 1987 Bussum
40 Eenvoud 1987 Velsen
41 De Koggeboet 1988 Schagen
42 De Rei 1989 Soest
43 Linea Recta 1989 Utrecht
44 Oost Gelre 1991 Winterswijk
45 De Maese 1992 Rotterdam
46 De Baronie 1992 Breda
47 Corona Mosae 1993 Maastricht
48 Oldehove 1993 Leeuwarden
49 Gericht op het Westen 1996 Deventer
50 L'Unanimité 1997 Brielle
51 Fides 1998 Naarden
52 De Hondsrug 1999 Emmen
53 Unio mystica 2000 Heerenveen
54 In Vriendschap Bloeiende 2000 Doesburg
55 Lugdunum Batavorum 2000 Leiden
56 De Brug 2000 Kampen
57 Nehalennia 2001 Vlissingen
58 Amicitia Hengelo
59 De Drie Kolommen Rotterdam
60 Akasha Heerlen
61 Bohio Eindhoven
62 De Middenkamer Heerenveen
63 De Achtste Trede Leiden
64 Unis par Amitié Eindhoven
65 L'Union Amicale Assen
66 De Werkt Den Bosch
67 Teun Jacob Rotterdam

(*) opgeheven

Elke Bouwhut kent een eigen bestuur, met aan het hoofd een Voorzittend Meester. Daarnaast bestaat het bestuur uit een secretaris, een penningmeester en een aantal meer ceremoniële functionarissen, ook wel officieren genaamd.

Geschiedenis van de Afdeling van de Meestergraad[bewerken | brontekst bewerken]

Het ontstaan[bewerken | brontekst bewerken]

Prins Frederik als Grootmeester, ca. 1870. Schilderij B. de Poorter, collectie Cultureel Maçonniek Centrum Prins Frederik

De overgang van de achttiende naar de negentiende eeuw ging in de Nederlanden gepaard met grote veranderingen. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd ingelijfd door Frankrijk onder leiding van Napoleon Bonaparte en getransformeerd in een vazalstaat, Na deze zogeheten Franse Tijd (1794 - 1814) ontstond het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, met de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden verenigd onder koning Willem I, de zoon van stadhouder Willem V.

Op de bijeenkomst van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden van 2 juni 1816 werd besloten om de positie van Grootmeester Nationaal van de symbolieke graden aan te bieden aan prins Frederik, de tweede zoon van koning Willem I. De volgende dag gebeurde hetzelfde op de bijeenkomst van de Orde van Vrijmetselaren onder het Hoofdkapittel der Hoge Graden (toendertijd nog Oppergraden geheten). De prins accepteerde, en op 13 oktober 1816 werd hij geïnstalleerd als Grootmeester Nationaal van de symbolieke graden, voor zowel de Noordelijke als de Zuidelijke Nederlanden. Op 15 december 1817 werd hij eveneens als Grootmeester Nationaal van de Orde der Hoge Graden geïnstalleerd.

Rond deze tijd was er echter in de Nederlandse vrijmetselarij grote verdeeldheid over het werken in de Orde der Hoge Graden. Ook de prins had zijn bedenkingen hierover al meermaals laten doorschemeren, vanwege het christelijke karakter van het rituaal van de Hoge Graden wat een belemmering kon zijn voor sommigen om lid te worden. De prins meende verder dat de verdere integratie van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden op het gebied van de vrijmetselarij alleen kon slagen wanneer men zich tot de drie symbolieke graden zou beperken.

Op 21 februari 1818 ontving prins Frederik via zijn secretaris een aantal oude documenten die hem anoniem waren toegestuurd. Een daarvan was een oorkonde in Latijn en maçonniek kwadraatschrift, het zogeheten Charter van Keulen. Dit document zou bewijzen dat de vrijmetselarij al aanwezig was in de Nederlanden in de zestiende eeuw, en bevatte de oproep dat vrijmetselaars de zuiverheid van hun doelstellingen moesten bewaken en zich niet tot buitenissigheden - zoals de Hoge Graden - laten verleiden. Het zwaartepunt lag daarbij op de meestergraad, waarbij meesters zich verder kon ontwikkelen tot elicti magistri (uitverkoren meesters) dan wel summi electi magistri (opper uitverkoren meesters). Later zou blijken dat het document een vervalsing was, vermoedelijk afkomstig uit de omgeving van de prins.

In de zomer van 1818 stuurde de prins een afschrift van de oorkonde toe aan alle loges en op 25 april 1819 ontvingen alle meester vrijmetselaren een brief van de prins dat hij vanaf dat moment alleen nog wilde werken in de symbolieke graden. Hij gaf hierbij aan de meestergraad niet voldoende uitgewerkt te vinden en daarom een nieuwe obedientie op te zullen richten, de 'Afdeelingen van de Meestergraad'. Deze zou fungeren als vervanging van de Orde der Hoge Graden. Binnen de ritus van de Afdelingen van de Meestergraad werden twee graden onderscheiden, die van Uitverkoren Meester en die van Opper Uitverkoren Meester, welke elk een eigen Afdeling vormden binnen de nieuwe obediëntie.

Bij de brief van prins zaten de ritualen en wetten van de nieuwe obedientie en een beginselverklaring. Meester vrijmetselaars die deze ondertekenden werden zonder verdere formaliteiten Opper Uitverkoren Meesters. Zij die zich later aanmeldden moesten via de in de ritualen aangegeven inwijding woden opgenomen. Door vrijmetselaars die waren toegetreden kon binnen een bestaande symbolieke loge een 'loge van Uitverkoren en Opper Uitverkoren Meesters' worden opgericht. Op 17 februari 1820 werd de eerste loge binnen de nieuwe obediëntie geconsacreerd bij loge 'L'Union Frederic' in den Haag.

Op 22 mei 1820 legde prins Frederik de functie van Grootmeester Nationaal van de Orde der Hoge Graden neer en de volgende dag was de eerste algemene ledenvergadering van de Afdelingen van de Meestergraad. Er werd een tijdelijke Kamer van Administratie opgericht om de nieuw opgerichte obediëntie te besturen in de Noordelijke Nederlanden, met als zetel den Haag. In 1822 werd deze tijdelijke Kamer van Administratie omgezet in een definitieve, met als eerste opdracht onder meer het opstellen van een reglement voor de algemene ledenvergadering. In 1824 werd begonnen met het uitreiken van constitutiebrieven aan de nieuw opgerichte loges.

Verdere ontwikkeling[bewerken | brontekst bewerken]

In 1830 vond de Belgische revolutie plaats en scheidden de Zuidelijke Nederlanden zich af om het Koninkrijk Belgie te vormen. Mede onder invloed hiervan veranderde de mening van de prins en in 1834 werd een commissie benoemd om de mogelijkheden tot samenwerking te onderzoeken tussen de verschillende obedientiës in Nederland. Dit leidde er toe dat er in 1835 een convenant werd gesloten waarbij prins Frederik Grootmeester Nationaal werd van alle drie de obediënties: het Grootoosten der Nederlanden, de Orde der Hoge Graden en de Afdelingen van de Meestergraad. Voor alle drie werd een Gedeputeerd Grootmeester benoemd, een situatie die zou blijven duren tot het overlijden van de prins in 1881.

Na het overlijden van de prins werden geleidelijk een aantal veranderingen doorgevoerd. In 1885 werden beide graden samengevoegd tot de graad van Uitverkoren Meester. Men sprak voortaan ook alleen nog van de Afdeling van de Meestergraad, enkelvoud. In 1893 werd de benaming Bouwhut geïntroduceerd en werden de activiteiten van de Afdeling van de Meestergraad losgekoppeld van de symbolieke loges. Ook werd voortaan nagestreefd om zich meer te richten op de buitenwereld, in de zin van praktische en financiële hulp aan personen en maatschappelijke instellingen. In 1900 werd vanuit deze gedachte voor het eerst de zogeheten trias (letterlijk 'groep van drie' in het Latijn) 'Naastenliefde, Hulpvaardigheid en Verzorging' (NHV) als kernbegrip opgenomen in de algemene wet van de Afdeling.

Het aantal leden nam in de loop van de jaren geleidelijk af, en op 1 maart 1931 omvatte de Afdeling van de Meestergraad nog slechts 199 leden. Onder meer door het uitgeven van het - nog steeds bestaande - ledentijdschrift NHV en toename van de activiteiten in Nederlands-Indie nam het aantal leden vanaf dat moment weer gestaag toe. Op 1 maart 1939 waren er 10 Bouwhutten in Nederland en 6 in Nederlands-Indië met in totaat 354 leden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog moesten de Bouwhutten echter hun werkzaamheden staken, daar de Duitse bezetter alle activiteiten rondom vrijmetselarij verbood. Een dieptepunt was dat de voorzitter van de Kamer van Administratie Hermannus van Tongeren, tevens Grootmeester Nationaal van de symbolieke graden en van de Orde der Hoge Graden, gevangen werd genomen en op 29 maart 1941 overleed in het concentratiekamp Sachsenhausen.

Na de bevrijding werd, ondanks dat alle eigendommen en de administratie waren verdwenen, de draad weer opgepakt. Het aantal leden bleef voortdurend stijgen evenals het aantal Bouwhutten. In 2019 werd op feestelijke wijze het 200-jarig bestaan van de Afdeling van de Meestergraad gevierd, hierbij is een jubileumboek uitgebracht.

Voorzitters Kamer van Administratie[bewerken | brontekst bewerken]

Hermannus van Tongeren, voorzitter Kamer van Administratie 1936-1941

De Kamer van Administratie bestaat uit een voorzitter, een secretaris, een penningmeester en enkele leden. In onderstaande tabel een overzicht van de voorzitters van de Kamer van Administratie tot de jaren tachtig van de twintigste eeuw.

Periode Naam
1819-1881 Prins Frederik der Nederlanden (*)
1881-1885 J.W. Schuurman
1885-1889 J.B. van Ossenbruggen (**)
1889-1890 N.B. Donkersloot
1890-1899 Dr. P. van Reysen
1899-1907 J.H. de Groot
1907-1919 Simon Marius Hugo van Gijn (*)
1919-1931 G.J.D.C. Goedhart
1931-1935 P.A. de Blieck
1935-1936 I.J. Ibelings
1936-1936 P.A. Doeglas (waarnemend)
1936-1941 Hermannus van Tongeren (*)
1941-1945 vacant
1945-1957 J. van Eck
1957-1962 Mr. R.J. Arnoldi
1962-1970 Dr. J.H. Sebus
1970-1975 Dr. F.H. Meijer
1975-1979 Dr. J. F. Coster

(*) tevens Grootmeester van het Grootoosten der Nederlanden en Grootmeester van de Orde van Vrijmetselaren onder het Hoofdkapittel der Hoge Graden

(**) tevens Grootmeester van de Orde van Vrijmetselaren onder het Hoofdkapittel der Hoge Graden

Trivia[bewerken | brontekst bewerken]

Pand Fluweelen Burgwal 22

Enkele wetenswaardigheden:

  • In 1819 was het de bedoeling om in de Zuidelijke Nederlanden eveneens een Kamer van Administratie op te richten en loges van Uitverkoren en Opper Uitverkoren Meesters. In het zuiden was echter aanzienlijk minder animo voor de Afdelingen van de Meestergraad en nam men overwegend een wat afwachtende houding aan, mede doordat hier de symbolieke graden en de Hoge Graden veelal in dezelfde loge werden verleend. Uiteindelijk zouden de Afdeelingen van de Meestergraad in de Zuidelijke Nederlanden niet van de grond komen.
  • Buiten Nederland zijn ook loges van Uitverkoren en Opper Uitverkoren Meesters c.q. Bouwhutten actief geweest. Na de oprichting van de Afdelingen van de Meestergraad was er enige tijd een loge van Uitverkoren en Opper Uitverkoren Meesters actief in Paramaribo en een in Curaçao. Daarnaast werd in 1896 in Paarl, Z-Afrika de Bouwhut 'Oranje' opgericht die kort heeft bestaan tot begin twintigste eeuw. Vanaf 1927 tenslotte zijn er meerdere Bouwhutten actief geweest in Nederlands-Indie. Na de onafhankelijkheid van Indonesie werd de vrijmetselarij in 1962 daar verboden en kwam hier een eind aan.
  • In 1847 bood prins Frederik het 'gebruik en exploitatie' van het pand Fluweelen Burgwal 22 te Den Haag aan aan drie Haagse loges, op voorwaarde dat zij zouden fuseren, dit werd loge 'L'Union Royale'. Hierbij werd afgesproken dat de Kamer van Administratie tegen betaling van ƒ100,- per jaar aan de loge ook gebruik mocht maken van het pand om te vergaderen. In 1856 schonk de prins het pand aan de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden, met onder meer als voorwaarde dat de Afdelingen van de Meestergraad hier ook kosteloos gebruik van mochten maken om te vergaderen en om hun archieven op te slaan. Het pand is in 1992 door de Orde verlaten.

Appendix[bewerken | brontekst bewerken]


Categorie:Vrijmetselarij Categorie:Nederlandse obediënties (vrijmetselarij)