Wikipedia:Educatieprogramma/ITV Hogeschool voor Tolken en Vertalers/Parti radical (Frankrijk)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De Parti radical (Nederlands: Radicale Partij) is een Franse politieke partij die in 1901 is opgericht en in 2017 haar activiteiten heeft stilgelegd. De officiële naam van de partij is Parti républicain radical et radical-socialiste, maar zij wordt als gevolg van de scheuring binnen de partij in 1972 ook wel Parti radical valoisien genoemd. Ze wordt aangeduid met de afkortingen RAD, PRV of het populaire rad-soc. Aanvankelijk gepositioneerd als extreemlinkse partij binnen het politieke spectrum, schuift ze geleidelijk op naar een centrumlinkse positie alvorens zich, na het vertrek van haar linkervleugel in 1972, als centrumrechtse partij te positioneren.

Voortgekomen uit de 'radicale' republikeinen (extreemlinkse parlementaire groepen ten tijde van de  Julimonarchie) en het radicalisme, is de partij bijzonder invloedrijk tijdens de Derde Republiek. Zij hecht zeer aan het privé-eigendom en het laïcisme, is voorstander van vrije handel en ontwikkelt zich tot een intermediair tussen politiek links en rechts die, al naargelang de omstandigheden, in staat is een verbond aan te gaan met de socialisten of de conservatieven.

Vanaf de opkomst van de socialisten (1905) nemen de radicalen een meer centrale en overheersende positie in op het politieke schaakbord. Als aanvoerders van het blok van linkse partijen tijdens de verkiezingen voor de Assemblée nationale (Nationale Vergadering) van 1902, nemen ze deel aan de regering van Émile Combes en brengen ze, na de val van Combes, met name de scheiding van kerk en staat tot stand.

De polarisatie van het Franse politieke leven, in gang gezet door de Vijfde Republiek, leidt tot een marginalisering van het radicalisme, dat zich in 1972 splitst in twee stromingen. De Parti radical, die vanaf dan door het leven gaat als de Parti radical valoisien, sluit zich aan bij de rechtse partijen en de centrumpartijen. Ondertussen richt een minderheid van haar leden een nieuwe partij op die zich ter linkerzijde van het politieke midden positioneert en haar handtekening zet onder het gemeenschappelijke programma met de Parti communiste français (PCF, Franse Communistische Partij) en de Parti socialiste (PS, Socialistische Partij).

De Parti radical maakt tussen 1979 en 2002 deel uit van de Union pour la démocratie française  (UDF, Unie voor de Franse Democratie), en tussen 2002 en 2011 van de Union pour un mouvement populaire (UMP, Unie voor een Volksbeweging). Nadat zij vervolgens haar onafhankelijkheid heeft herwonnen, is ze medeoprichter van de Union des démocrates et indépendants (UDI, Unie van Democraten en Onafhankelijken).

In december 2017 fuseert de Parti radical, die de oudste politieke partij van Frankrijk is, met de Parti radical de gauche (PRG, Linkse Radicale Partij) en samen vormen ze het hart van de Mouvement radical (Radicale Beweging) die op een congres ‘ter hereniging van alle radicalen’ in het leven geroepen wordt. Sindsdien is de Parti radical niet meer actief.


[Tekst in kader rechtsboven]

Oprichting                        21 juni 1901

Fusie van                          Oud-leden van de parlementaire groepen Extrême gauche (extreem links) en Gauche radicale (radicaal links)

Inactief sinds                   9 december 2017

Afsplitsing                        MGRS: Mouvement de la gauche radicale-socialiste (1972)

Gefuseerd tot                  Mouvement radical (Radicale Beweging)

Hoofdkantoor                 Place de Valois, Parijs

Jongerenbeweging         Jeunes Radicaux (Jonge Radicalen)

Positionering                   Extreemlinks

(begin van de Derde Republiek)

Links

(begin van de 20e eeuw)

Centrumlinks

(tijdens het Interbellum)

Centrum

(1958-1972)

Centrumrechts

(1972-2017)

Ideologie                         

Radicalisme

Republicanisme

Solidarisme

Laïcisme

Europees federalisme

Liberalisme

Kleuren                             Blauw, wit en rood

Website                            lemouvementradical.fr

Het ontstaan van het radicalisme in de 19e eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

Ideologisch gezien bestaan de radicalen sinds het begin van de 19e eeuw, met belangrijke politieke figuren als Alexandre Ledru-Rollin en Louis Blanc. Maar sporen van hun bestaan zijn al gemakkelijk terug te vinden bij de bron van de Franse Revolutie, de Verlichting, en dan met name bij Voltaire en Condorcet. De term ‘radicaal’ is terug te voeren op het gegeven dat deze denkrichting verschillende politieke partijen en groeperingen bij elkaar bracht: de radicale republikeinen, die samen met de gematigde republikeinen in het parlement zaten, de Républicains ralliés (de verenigde republikeinen) en de drie monarchistische stromingen. In de loop van de geschiedenis zal haar politieke filosofie sterk beïnvloed worden door de vrijmetselarij, waar veel radicale politieke figuren lid van zijn.

Van de Julimonarchie tot het Tweede Keizerrijk[bewerken | brontekst bewerken]

In 1843, onder de Julimonarchie, hergroepeerden de radicalen zich rond Alexandre Ledru-Rollin en droegen ze bij aan de komst van de Tweede Republiek. Zij steunden de grote hervormingen van 1848: de invoering van het algemeen mannenkiesrecht, de afschaffing van de slavernij, de persvrijheid en de vrijheid van vergadering en betoging.

De radicalen verzetten zich tegen het regime van Napoleon III en vonden in 1868 een leider in de persoon van Léon Gambetta (die in 1863 La Politique radicale publiceerde, een verzameling redevoeringen die een samenvatting geeft van de radicale leer). Hun ‘programma’, dat gestalte kreeg in een toespraak van Gambetta uit 1869, heette het ‘Programma van Belleville’. Dit programma was voornamelijk gericht op het herstel van de publieke vrijheden en de democratie door het algemeen kiesrecht opnieuw in te voeren (keizer Napoleon III had namelijk een systeem ingevoerd waarbij kandidaatstellingen door de autoriteiten bekrachtigd moesten worden).

[Onderschrift foto’s:]

Alexandre Ledru-Rollin in 1838

Léon Gambetta rond 1860-1870.

1870-1901[bewerken | brontekst bewerken]

Na de nederlaag van het Franse keizerrijk tegen Pruisen werd op 4 september 1870 de Republiek uitgeroepen op de Place de l'Hôtel de Ville in Parijs. De radicalen moesten het echter op een akkoord gooien met de Orleanisten (een monarchistische stroming) die een centrumrechtse meerderheid vormden onder leiding van Adolphe Thiers. Deze nam het besluit de opstand van de Commune van Parijs op bloedige wijze te onderdrukken, terwijl Frankrijk na het debacle van 1870 door Duitse troepen was binnengevallen. Adolphe Thiers, Mac-Mahon en de conservatieve monarchisten stonden sinds de verkiezingen voor de Assemblée nationale aan het hoofd van Frankrijk. Door de kiezers op het platteland werd het radicale gedachtegoed namelijk als te extreem ervaren: zij gaven de voorkeur aan een gematigde monarchie die in hun ogen een garantie was voor grotere politieke stabiliteit.

Met de republikeinen aan het hoofd van de Franse staat vanaf 1879, belichaamden de radicalen vooral het antiklerikalisme en het verzet tegen de koloniale expansie van Frankrijk. Georges Clemenceau, die zich niet aansloot bij de in 1901 opgerichte partij, was een van de meest opvallende figuren.

[onderschrift bij foto’s/afbeeldingen:]

Léon Gambetta

Émile Combes.

Camille Pelletan.

Het blad Le Radical (De Radicaal), opgericht in 1881, was tussen 1911 en 1918 het ‘orgaan van de Parti radical et radical-socialiste’.

De oprichting van de partij en haar rol tijdens de Derde Republiek tot aan 1918[bewerken | brontekst bewerken]

De Parti radical et radical-socialiste werd op 21, 22 en 23 juni 1901 opgericht, dus nog vóór in juli 1901 de wetten op de vrijheid van vereniging werden aangenomen. Tot dan toe waren er namelijk alleen maar parlementaire fracties van verschillende politieke stromingen en lokale kiescommissies die in hun politieke opvattingen sterk van elkaar verschilden. Het idee was om op nationaal niveau activisten en gekozen volksvertegenwoordigers met dezelfde politieke overtuigingen in één partij te verenigen.

De nieuwe partij kwam voort uit verschillende rivaliserende stromingen. Het was een bonte verzameling van kiescommissies, vrijmetselaarsloges, afdelingen van de Liga voor de Rechten van de Mens en de Franse liga voor het onderwijs (Ligue française de l'enseignement), die op dat moment in meerderheid links georiënteerd leken te zijn.

Ten tijde van de oprichting van de nieuwe partij vormde de slotverklaring van dit eerste congres, voorgelezen door Camille Pelletan, de kern van het politieke programma van de radicalen in de eerste jaren van de 20e eeuw. In deze verklaring werd aangedrongen op de vereniging van links, de nationalisering van grote monopolistische ondernemingen, de scheiding van kerk en staat en de invoering van een progressieve inkomstenbelasting. Dit programma werd gedeeltelijk uitgevoerd in de daaropvolgende jaren, dankzij een alliantie in de Assemblée nationale tussen de socialisten (van Jean Jaurès) en de radicalen (die Émile Combes in de regering hadden gekregen). Deze periode werd gekenmerkt door de zeer harde strijd tegen de religieuze congregaties, waarvan de meeste in de ban werden gedaan.

Na het succes van de Parti radical bij de verkiezingen voor de Assemblée nationale in 1902, werd zij de ‘spil’ van de Derde Republiek en nam ze het initiatief tot verschillende belangrijke hervormingen:

·      de wet van 1905 over de scheiding van kerk en staat, waarvan Émile Combes één van de architecten was, werd uiteindelijk op een minder rigide manier uitgevoerd door Aristide Briand, die een socialistische republikein (een onafhankelijke socialist) was;

·      de oprichting van het ministerie van Arbeid in 1906;

·      de instelling van de zondagsrust in 1906;

·      de invoering van het eerste stelsel van pensioenen voor arbeiders en boeren in 1910;

·      de invoering van de inkomstenbelasting in 1914 onder impuls van Joseph Caillaux;

·      de invoering van gratis middelbaar onderwijs, onder leiding van Édouard Herriot.

In 1907, op het congres van Nancy, nam de partij eindelijk een echt politiek programma aan (gepresenteerd door een commissie waarvan Édouard Herriot de rapporteur was). Het was een programma met een duidelijk linkse signatuur, officieel bekrachtigd tijdens het congres van Pau in 1913, en zou, na enkele keren bijgeschaafd te zijn, voor meer dan een halve eeuw de hoeksteen vormen van het politieke programma van de Parti radical. In het programma werd gepleit voor laïcisme en een antiklerikaal beleid, hetgeen in de praktijk werd gebracht door Émile Combes, die van 1902 tot 1905 als Président du Conseil (voorzitter van de ministerraad) aan het hoofd van de regering stond: hij zorgde ervoor dat de wetten over de scheiding van kerk en staat werden aangenomen met de effectieve steun van de socialistische afgevaardigde Aristide Briand. De radicalen waren grote voorstanders van het particuliere eigendom: het verkrijgen van eigen bezit door werknemers zagen zij namelijk als de oplossing voor de problemen van de industriële samenleving.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog leidde Georges Clemenceau het land naar de overwinning. Hij bleef antiklerikaal maar behoorde niet tot de Parti radical en werd ook niet meer met deze partij vereenzelvigd, ook al bleef hij in de ogen van de geestelijken een duivels figuur.

[onderschrift bij foto’s/afbeeldingen:]

Édouard Herriot.

Édouard Daladier.

Tijdens het interbellum[bewerken | brontekst bewerken]

De Parti radical beleefde haar hoogtijdagen tijdens het interbellum en drukte een duidelijk stempel op het Franse politieke leven. Zo werden van de 42 regeringen die elkaar in deze periode opvolgden er 13 geleid door Radicalen (Camille Chautemps leidde vier regeringen, Édouard Daladier en Édouard Herriot ieder drie regeringen, Albert Sarraut twee regeringen en Théodore Steeg één regering).

De activiteiten van de partij concentreerden zich vooral op het onderwijs, dankzij twee van haar boegbeelden: Édouard Herriot en Jean Zay. Als direct gevolg daarvan waren veel intellectuelen partijlid of sympathiseerden zij met de partij (zoals de filosoof Alain).

Intern werd de partij geplaagd door conflictueuze tegenstellingen, eerst tussen Herriot en Caillaux en vervolgens tussen Herriot en Daladier. Bovendien werd binnen de partij zelf de radicaal linkse beweging Gauche Radicale opgericht, bestaande uit parlementsleden die de partijdiscipline afwezen. Hieruit bleek dat deze parlementaire partij het linkse en progressieve gedachtegoed vertegenwoordigde.

Maar wat tijdens dit interbellum op nationaal niveau met name opvalt, is de plotselinge koerswijziging van de Parti radicale in het begin van de jaren dertig.

In het begin van de jaren twintig pleitte de partij namelijk voor een links beleid dat erop gericht was de rechtse partijen die aan de macht waren te verdrijven, het seculiere karakter van de staat in ere te herstellen, de onderwijswetten uit te breiden, een internationaal beleid van détente en verzoening te voeren om de vrede te consolideren en, ten slotte, het evenwicht van de overheidsfinanciën te herstellen.

De jaren twintig worden ook gekenmerkt door de opkomst van de Jeunes Turcs: jonge vooruitstrevende leden van de partij, waaronder Pierre Mendès France, Jean Zay, Pierre Cot, Jacques Kayser en Émile Roche. In 1927 volgde Édouard Daladier, een van deze ‘jonge honden’, Édouard Herriot op als partijleider.

Met de terugkeer in 1931 van Édouard Herriot aan het hoofd van de partij, sloeg de Parti radical een nieuwe weg in. Zij bleef een linkse partij en liet zich daarop voorstaan, wat natuurlijk met zich meebracht dat zij de ‘republikeinse discipline’  respecteerde. Daarentegen gedroeg ze zich in de regering echter als een partij van het ‘juiste midden’ die in staat was de meerderheid van de Fransen om zich heen te verzamelen, een meerderheid die gehecht was aan een traditionele republiek en niets moest hebben van extreme politieke standpunten, of het nu die van de reactionairen of die van de revolutionairen waren.

Enerzijds stond Herriot aan het hoofd van een regeringscoalitie van linkse partijen, het Cartel des gauches (1924-1926), anderzijds was hij het die in 1938 het Front populaire (Volksfront) ten grave droeg, nadat hij in 1936 zelf had bijgedragen aan de totstandkoming ervan. Dit tegenstrijdige beleid leidde echter tot verstarring bij de Parti radical als ze aan de macht was. Deze verstarring was terug te voeren op de permanente tegenstelling tussen de gematigde standpunten die ze als regeringspartij moest vertegenwoordigen en het (linkse) beleid dat zij als politieke partij voorstond. Telkens wanneer zij probeerde deze starheid van zich af te gooien, leidde dit onmiddellijk tot de val van regeringen. Het resultaat van deze politieke verlamming was de opstand van 6 februari 1934, die hetzelfde gevolg had als de financiële paniek van 1926: de radicalen werden van het pluche gejaagd door de rechtse partijen. De Parti radical kwam weer aan de macht dankzij het Front populaire waarin zij samenwerkte met de Section française de l'Internationale ouvrière  (SFIO, Franse afdeling van de Internationale Arbeidersbeweging) en de Parti communiste française.

Tijdens het interbellum vormden de ideeën van deze partij één geheel waarin een groot deel van de Fransen zich herkende. Uit deze ideeën sprak in de eerste plaats een diepe verbondenheid met de natie en het republikeinse regeringsstelsel en de daaruit volgende identificatie met het parlementaire systeem. In de tweede plaats ondersteunden deze ideeën het denkbeeld van een Republiek die op krachtige, zelfs onbuigzame, wijze het laïcisme predikt en tot een van de grondslagen van de Republiek verheft. Daardoor zag de partij het onderwijs dat door de scholen werd verzorgd als de motor van de sociale vooruitgang. Dit alles werd vermengd met een humanistische visie op de maatschappij en de politiek.

Tweede Wereldoorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Na het debacle van juni 1940 stemden de meeste parlementsleden, waaronder ook de meerderheid van de parlementariërs van de Parti radical, op 10 juli 1940 voor het geven van volledige grondwettelijke bevoegdheden aan maarschalk Philippe Pétain. Anderen onthielden zich van stemming of namen niet aan de stemming deel, met name diegenen die kort daarna Frankrijk ontvluchtten aan boord van het schip Massilia. Een minderheid stemde tegen: onder de 80 parlementariërs die tegen stemden, waren 13 radicalen. Eén van hen, Vincent Badie, tekende officieel protest aan tegen de dictatuur die hij voorzag. In een poging het podium van het grote casino in Vichy, waar het Parlement vergaderde, te betreden, werd hem op grond van het reglement van orde verhinderd te spreken.

Tijdens de bezetting werden veel radicalen slachtoffer van het Vichy-regime, dat de verantwoordelijken voor de nederlaag tegen Duitsland onder de voormalige ministers van de Derde Republiek zocht. Édouard Herriot werd ontheven van zijn bevoegdheden als burgemeester van Lyon, Édouard Daladier werd berecht tijdens het proces van Riom en Jean Zay en Maurice Sarraut werden vermoord door de militie van het Vichy-régime. Verschillende radicalen sloten zich vastberaden aan bij het verzet, waaronder met name Jean Moulin, Émile Bollaert, maar ook Jean Zay, Pierre Mendès France, Henri Queuille, Paul Anxionnaz, René Mayer en René Cassin, de toekomstige redacteur van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Een minderheid binnen de Parti radical steunde echter Philippe Pétain of Pierre Laval.

Tijdens de Vierde Republiek[bewerken | brontekst bewerken]

Na de bevrijding werd de partij verantwoordelijk geacht voor de mislukking van de Derde Republiek en moest zij concurreren met de centristen van de Mouvement Républicain Populaire (MRP) en met de SFIO, die de belangrijkste linkse, niet-communistische partij bleef. Bij de verkiezingen die gedomineerd werden door de gaullisten en de communisten, kreeg de Parti radical een grote klap en behaalde slechts 10% van de stemmen. De partij besloot daarom de Rassemblement des gauches républicaines op te richten met verschillende centrum- en liberale partijen, zoals de Union démocratique et socialiste de la Résistance (UDSR) en de Alliance démocratique (AD).

Dankzij de oprichting van de Rassemblement des gauches républicaines samen met de UDSR, werd de Parti radical na de breuk binnen het driepartijenstelsel in mei 1947 opnieuw een spil binnen de regering. Desondanks nam hun aanhang onder het electoraat niet toe en stabiliseerde zich rond de 10 en 11% van het electoraat. Vanaf dat moment kregen de radicalen ministersposten en leverden ze verschillende keren de Président du Conseil (voorzitter van de ministerraad) tijdens de hele Vierde Republiek. Leden van de Parti radical waren ook voorzitter van alle overlegorganen van de Republiek: de Assemblée nationale (Édouard Herriot), de Conseil de la République (Gaston Monnerville), de Conseil économique et social (Émile Roche) en de Assemblée de l’Union française (Albert Sarraut).

Tegelijkertijd kende de partij talrijke interne geschillen. Militanten van de linkervleugel van de partij, zoals Pierre Cot, richtten de Union progressiste op. De neoradicalen, sinds 1939 de dominante stroming binnen de partij, neigden steeds meer naar rechts en pleitten voor de afwijzing van het interventionisme, de versterking van het liberalisme en het anticommunisme.

[onderschrift bij foto’s/afbeeldingen:]

Pierre Mendès France.


In mei 1955 nam Pierre Mendès France de teugels van de partij in handen en werd hij de eerste vice-voorzitter (Édouard Herriot was al voorzitter voor het leven). Zijn doel was om de partij te moderniseren door terug te keren naar de ideologische bronnen van het radicalisme (de democratie en een realistisch sociaal beleid) en door het verouderde partijapparaat te verjongen en te activeren. Vanaf dan werd een politieke koers gevaren gericht op een alliantie met de linkse partijen. Zo stond Mendès France tijdens de verkiezingen van 1956 aan het hoofd van het Front républicain, waartoe ook de SFIO en de UDSR behoorden. Ondanks het succes van de Parti radical bij de verkiezingen was het echter de socialist Guy Mollet die Président du Conseil werd. Pierre Mendès France, minister van Staat (zonder portefeuille) in de regering van Mollet, nam na enkele maanden ontslag vanwege meningsverschillen over het beleid inzake Algerije.

Tegelijkertijd zorgden herhaaldelijke crises voor opschudding binnen de partij. In december 1955 werd Edgar Faure uit de partij gezet, omdat hij zich tegen de verkiezingsstrategie van Mendès France had gekeerd. In oktober 1956 ging de rechtervleugel van de partij tegen de partijkoers in en richtte het Centre républicain (CR) op. In 1957 werd Mendès France uiteindelijk gedwongen ontslag te nemen als vicevoorzitter omdat hij er niet in was geslaagd bij stemmingen de parlementsleden van de partij op één lijn te krijgen.

De partij ondersteunde de Europese integratie en was voorstander van een geleidelijk en doordacht proces van dekolonisatie. Ondanks persoonlijkheden als Henri Queuille, Edgar Faure, Félix Gaillard en Pierre Mendès France, nam de partij een enigszins marginale positie in op het politieke speelveld en waren er stevige interne geschillen tussen haar linkervleugel en haar ‘centristische’ vleugel, die steeds meer neigde naar het gedachtegoed van de centrumrechtse partijen.

Tijdens de Vijfde Republiek: de ontwikkeling naar centrumrechts[bewerken | brontekst bewerken]

De Vijfde Republiek was in electoraal opzicht rampzalig voor de Part radical: bij de verkiezingen voor de Assemblée nationale daalde het percentage behaalde stemmen sterk (8,4% in 1958 en 7,1% in 1962 en 6,0% in 1964 bij de gemeenteraadsverkiezingen), nadat de partij zich fel had verzet tegen de terugkeer van generaal De Gaulle als president en tegen de nieuwe grondwet.

1958-1965: twijfel en vervolgens verzet tegen de terugkeer van De Gaulle[bewerken | brontekst bewerken]

Door de crisis van mei 1958 en de terugkeer van generaal De Gaulle als president, vond er een splitsing binnen de Parti radical plaats. De linkervleugel, aanhangers van Pierre Mendès France die tegen het nieuwe regime van De Gaulle waren, verliet de partij en richtte de Union des forces démocratiques (UDF, Unie van Democratische Krachten) op. Dit verzwakte de partij: bij de verkiezingen van 1958 werden slechts 13 afgevaardigden van de partij gekozen en behaalde ze 8,8% van de stemmen, terwijl ze sinds de oorlog steeds tussen de 10 en 11% van de stemmen had gekregen. Daarmee verloor de Parti radical definitief de invloedrijke positie die ze voorheen had binnen politiek links Frankrijk.

Op 27 mei 1959 nam Jean Berthoin, minister van Binnenlandse Zaken, ontslag uit de regering van Michel Debré en daarmee verloor de Parti radical haar enige vertegenwoordiger in de regering. Vanaf 1959 zaten de radicalen in de oppositie en hadden ze geen houvast meer; de centrale rol en invloed die ze in de vorige republieken hadden, waren ze kwijt. Dit zou blijken tijdens de volgende verkiezingen voor de Assemblée nationale en de gemeenteraadsverkiezingen. Bij de verkiezingen voor de Assemblée nationale van 1962 nam de Parti radical deel aan het zogeheten ‘cartel des non’, een coalitie van partijen die zich keerden tegen de hervorming van de Grondwet voorgesteld door De Gaulle. De partij behaalde bij deze verkiezingen 7,1% van de stemmen, wat goed was voor 23 zetels (voor leden van de Rassemblement démocratique). In 1964 behaalde de partij 6% van de stemmen en toen sloegen de radicalen alarm. In 1964 vormde de linkervleugel van de partij een denktank, het Atelier Républicain, en dit feit was de eerste aanzet tot de conflicten die in het volgende decennium aan het licht zouden komen.

1965-1969: hernieuwde positionering op links door samenwerking met Mitterrand en de gelegenheidsalliantie Mendès France - Defferre[bewerken | brontekst bewerken]

Tussen 1965 en 1968 nam de Parti radical samen met de SFIO deel aan de Fédération de la gauche démocrate et socialiste (FGDS). Voor de kiezers was de partij moeilijk te plaatsen: feitelijk nam zij een politieke middenpositie in, maar ze had een linkse traditie en neigde nu naar rechts. De stemmen van de kiezers verdeelden zich vanaf dat moment over twee duidelijk te onderscheiden politieke blokken, een rechts blok bestaande uit de gaullisten en een links en extreemlinks blok bestaande uit socialisten en communisten.

Nadat Pierre Mendès France er niet in geslaagd was de partij een linkse koers aan te laten houden en na zijn ‘tegenslag’ bij de presidentsverkiezingen van 1969 (waarvoor hij een gelegenheidsalliantie had gevormd met Gaston Defferre, die de eerste stemronde niet haalde), stapte hij definitief uit de partij. en sloot zich aan bij de gelederen van de toekomstige Parti socialiste.

1970-1972: nieuwe beweging naar centrumrechts en het vertrek van de ‘linkse radicalen’[bewerken | brontekst bewerken]

De herijking van de koers van de partij wordt op 7 mei 1969 bevestigd doordat de partijleiding zijn steun uitspreekt voor Alain Poher (een centrumdemocraat) als kandidaat voor de presidentsverkiezingen. De interim-president van de Republiek werd in de eerste ronde van deze verkiezingen op de hielen gezeten door de communist Jacques Duclos, maar werd in de tweede ronde duidelijk verslagen door Georges Pompidou.

De partij kreeg een nieuwe impuls op 29 oktober 1969 met de komst van Jean-Jacques Servan-Schreiber (bekend als JJSS) als partijleider. Hij was gepassioneerd door het model van de Verenigde Staten en, hoewel hij een linkse politicus was, de architect van de overgang naar een centrumrechtse koers van de partij.

Op het congres van Suresnes (van 15 tot 17 oktober 1971) botsten echter twee redeneringen met elkaar: die van Jean-Jacques Servan-Schreiber, die voorstander was van een strategische alliantie met hervormingsgezinde partijen uit het politieke midden (431 stemmen), en die van Maurice Faure, die de voorkeur gaf aan een unie van linkse en extreemlinkse partijen (237 stemmen). In 1972 volgde een deel van de partij haar leider door zich aan te sluiten bij de Mouvement réformateur, het andere deel vormde onder leiding van Robert Fabre de Mouvement des radicaux de gauche (MRG). De MRG ondertekende het gemeenschappelijke programma van de linkse partijen, en steunde later tijdens de presidentsverkiezingen van 1974 één enkele kandidatuur namens links en extreemlinks, namelijk die van François Mitterrand.

Voor Frédéric Fogacci, een historicus gespecialiseerd in het radicalisme en directeur onderwijs bij de Fondation Charles-de-Gaulle, ‘…ontstond de scheuring van 1972 op het moment dat de linkse partijen zich verenigden. De toenmalige voorzitter van de Parti radical, Jean-Jacques Servan-Schreiber, weigerde een verbond te sluiten met de communisten. Maar degenen op lokaal niveau die de stemmen van links nodig hadden om de verkiezingen voor de Assemblée nationale van 1973 te winnen, scheidden zich af om hun zetels te redden. Het ging meer om lokale strategieën dan om ideologische meningsverschillen.’

Het is vanaf deze datum dat aan de naam van de Parti radical de term ‘valoisien’ werd toegevoegd - een verwijzing naar de Place de Valois waar het nationale partijbureau was gevestigd - om haar te kunnen onderscheiden van de MRG.

1973-1978: het verbond met de centristen van Lecanuet binnen de Mouvement réformateur[bewerken | brontekst bewerken]

In 1973 sloot de Parti radical zich aan bij het Centre démocrate, dat was voortgekomen uit de MRP van Jean Lecanuet dat onderdeel uitmaakte van de Mouvement Réformateur. De radicalen – die tegen een verkiezingsalliantie met de communisten waren, maar ook nog steeds anti-gaullistisch – ondersteunden de belangrijkste maatschappelijke hervormingen van de Franse president Valéry Giscard d'Estaing (zoals een wettelijke grondslag voor het gebruik van de anticonceptiepil en erkenning van de rechten van de vrouw) en drongen aan op een herinrichting van het territoriale bestuur van Frankrijk teneinde de macht van de lokale autoriteiten te versterken. Het Centre républicain en de Parti libéral européen, die uit een scheuring binnen de voormalige rechtervleugel van de partij waren voortgekomen, sloten zich in 1978 weer aan bij de partij.

Deze nieuwe dynamiek, gestimuleerd door de verrassende overwinning van ‘JJSS’ op een gaullistische volksvertegenwoordiger in 1970, eindigde echter in een mislukking door opeenvolgende electorale tegenslagen (minder dan 2% van de stemmen bij de Europese verkiezingen van 1979).

1978-2002: de deelname aan de Union pour la démocratie française (UDF)[bewerken | brontekst bewerken]

De Parti radical behield haar invloed doordat ze bijdroeg aan de oprichting van de Union pour la démocratie française (UDF, Unie voor de Franse Democratie), geïnitieerd door Valéry Giscard d'Estaing in 1978. Ze werd een van de zes bloedgroepen van het UDF, naast de centristen van het Centre des démocrates sociaux (CDS), de liberalen van de Parti républicain  (PR) en van de Convention démocrate - Fédération des Clubs Perspectives et Réalités, de sociaaldemocraten van de Mouvement démocrate-socialiste en de Adhérents directs (personen die geen lid waren van voornoemde partijen, maar alleen lid van de UDF).

In 1978 werd Robert Fabre, oprichter en voorzitter van de MRG, uit deze partij gezet, omdat hij toenadering had gezocht tot Valéry Giscard d'Estaing. Hij richtte de Fédération de la démocratie radicale op, maar deze sloot zich niet aan bij de UDF noch bij de Parti radical.

Als onderdeel van de UDF zou de Parti radical deelnemen aan alle regeringen waarin de Rassemblement pour la République (RPR) en de UDF een meerderheid hadden. De zichtbaarheid van de partij, met name in de media, nam echter af door de marginale rol die ze binnen de UDF leek te spelen in vergelijking met de twee belangrijkste partijen: de Parti républicain en het Centre des démocrates sociaux. Toen links aan de macht kwam, leidde dit ook tot meer aandacht voor de MRG, die, hoewel ze in electoraal opzicht zeer sterk verbonden was met de Parti socaliste, een onafhankelijker positie leek te hebben omdat ze geen lid was van een confederatie van partijen.

In 1998 was er sprake van een belangrijke scheuring binnen het UDF door het vertrek van Démocratie libérale (voorheen de Parti républicain), als gevolg van regionale verkiezingen waarbij allianties werden gevormd tussen het Front national en sommige leden van Démocratie libérale. De Parti radical bleef lid van het UDF samen met de centrumpartij Force démocrate, die kort daarna fuseerde met de Adhérents directs en enkele andere kleine centrumpartijen die deel uitmaakten van het UDF. Deze fusie binnen de UDF marginaliseerde de Parti radical en verschillende verantwoordelijken van de partij distantieerden zich van het landelijk bestuur van de UDF dat onder leiding stond van François Bayrou, wiens ambitie het was om met de UDF een kracht in het politieke midden te vormen die onafhankelijk was van rechts en links.

[onderschrift bij foto’s/afbeeldingen:]

Jean-Louis Borloo treedt in 2003 toe tot de Parti radical.

2002-2011: aansluiting bij de Union pour un mouvement populaire (UMP), nieuw leven ingeblazen door Jean-Louis Borloo[bewerken | brontekst bewerken]

In 2002 was de meerderheid van de radicalen betrokken bij de oprichting van de UMP, volgend op de herverkiezing van Jacques Chirac. De Parti radical verliet vervolgens de UDF om een samenwerkingsovereenkomst met de UMP te ondertekenen. Ze bleef een zelfstandige partij, maar werd voornamelijk gefinancierd uit subsidies betaald door de UMP en beide partijen hadden voortaan een gemeenschappelijk lidmaatschap. Hierdoor kon de Parti radical de directe band met haar leden behouden, evenals de  contributies en haar eigen rechtspersoonlijkheid, los van de UMP.

In 2003 stelde André Rossinot aan Jean-Louis Borloo – die voormalig direct lid was van de Nouvelle UDF van 1998 tot 2002 ­– voor om zich bij de partij aan te sluiten om het voorzitterschap met hem te delen.

Als lid van de UMP staat de Parti radical ‘valoisien’ voor een ‘vooruitstrevende politiek die gericht is op gelijke kansen, laïcisme en respect voor menselijke waarden’, aldus Jean-Louis Borloo, die in 2005 tot enige voorzitter werd gekozen.

In 2005 sloten een aantal voormalige centrumpolitici zoals Renaud Dutreil en Françoise Hostalier zich aan bij de Parti radical, maar ook gaullisten als Serge Lepeltier. Zij leken op zoek naar een partij die, in vergelijking met de UMP, meer ruimte gaf aan minder liberale geluiden en aan opvattingen die afweken van de ‘Sarkozisten’, de aanhangers van Nicolas Sarkozy.

In 2007 liet de partij weten 8000 leden te hebben, waarvan er 500 lid waren van de Jeunes Radicaux, de jongerenafdeling van de partij. Dankzij de vernieuwde statuten, aangenomen tijdens het congres van november 2007, konden de leden voortaan hun voorzitter kiezen voor een termijn van drie jaar, die éénmaal kon worden verlengd. Voorheen werd de voorzitter gekozen door de 1400 afgevaardigden van de partij. Bij de verkiezingen voor de Assemblée nationale van juni 2007 had de Parti radical 37 kandidaten, waarvan er 16 een zetel veroverden.

Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2008 presenteerde de partij 2000 kandidaten en 14 lijsttrekkers in steden met meer dan 30.000 inwoners, zoals Antibes, Valenciennes, Perpignan, Bourges, Montélimar, Bayonne, Saint-Étienne en Nancy.

De verkiezingen van 2008 voor de Sénat (Senaat) waren moeilijk voor de partij, omdat er nog naar 6 van de 8 senatoren overbleven die in 2004 waren gekozen. Mensen als Pierre Laffitte, Gilbert Baumet, Dominique Paillé, Yves Coussain, Xavier de Roux, Thierry Cornillet werden verslagen en Georges Mouly stelde zich niet meer als kandidaat beschikbaar.

Tot de zwaargewichten van de partij behoorden ook de uit Nancy afkomstige Laurent Hénart, François Loos uit Straatsburg, Pierre Laffitte (de voormalige voorzitter van de Rassemblement démocratique et social européen in de Sénat), Dominique Paillé, Michel Thiollière en Michel Zumkeller. Vicevoorzitter Serge Lepeltier was met name belast met het versterken van de banden met de Parti radical de gauche (PRG), maar ook met andere centrumgeoriënteerde partijen (La Gauche moderne, Les Progressistes, Nouveau Centre, Convention démocrate, etc.).

Bij de Europese parlementsverkiezingen van 2009 had de partij een gezamenlijke kieslijst met de UMP. De partij werd toen geleid door Jean-Louis Borloo en André Rossinot en daarna, sinds november 2007, door Borloo alleen. Vanaf het partijcongres van 2007 herwon de partij een deel van haar onafhankelijkheid, omdat de leden niet langer automatisch een dubbel lidmaatschap – van de UMP én Parti radical – hadden, maar zelf konden kiezen van welke partij ze lid wilden zijn.

Bij de verkiezingen voor de Sénat van 25 september 2011 werden Vincent Delahaye en Christian Namy tot senator gekozen, waardoor de Parti radical er twee senatoren bij kreeg. De aftredende senator Jean-Paul Alduy werd echter niet herkozen en Alain Merly, Yves Jégo en Gérard Trémège werden verslagen, waardoor het totaal aantal radicale senatoren op 7 kwam.

Het partnerschap met de UMP eindigde op 14 mei 2011. Op die datum besloot de partij zich los te maken van de UMP en toe te treden tot de Confédération des centres. Hoewel het samenwerkingsverband tussen beide partijen – waardoor leden van de Parti radical ook bij de UMP aangesloten waren – op 31 december 2011 formeel eindigde, bleven beide partijen het dubbele lidmaatschap tolereren.

2011-2017: medeoprichter van ARES en vervolgens van de Union des démocrates et indépendants (UDI)[bewerken | brontekst bewerken]

Deelname aan de oprichting van een ‘confederatie van centrumpartijen’[bewerken | brontekst bewerken]

Op 7 april 2011 kondigde Jean-Louis Borloo op France 2 in het programma À vous de juger de oprichting aan van een ‘republikeinse, ecologische en sociale alliantie’ die ‘nog voor de zomer’ verschillende politieke partijen van centrumrechts (Parti radical, Nouveau Centre) en centrumlinks (La Gauche moderne) zou gaan verenigen. Deze alliantie zou zich positioneren als een ‘alternatief voor de PS en de UMP’. Borloo bevestigde ook dat deze alliantie betekende dat de radicale partij de UMP zou verlaten en een eigen kandidaat zou moeten hebben voor de presidentsverkiezingen van 2012. Deze nieuwe alliantie zou op het 111e partijcongres ter besluitvorming worden voorgelegd, alvorens de Parti radical zou opgaan in deze alliantie. Dit verbond zou naast de Parti radical de volgende politieke groeperingen moeten verenigen: het Nouveau Centre van Hervé Morin, La Gauche moderne van Jean-Marie Bockel en de Convention démocrate van Hervé de Charette.

De Parti radical sloot begin 2012 een akkoord met Le Trèfle - Les nouveaux écologistes om aanspraak te kunnen maken op publieke middelen. Aangezien de volksvertegenwoordigers van de partij in 2007 onder de vlag van de UMP waren gekozen, werd zij niet langer beschouwd als een politieke partij die aanspraak kon maken op overheidsfinanciering. Le Trèfle, dat in 2012 155.222,14 euro zou ontvangen omdat ze in 2007 kandidaten had voorgedragen in minstens 50 grootstedelijke kiesdistricten, zou daarbovenop ook nog 802.338,73 euro ontvangen dankzij zijn parlementaire vertegenwoordigers.

Albert Lapeyre, de voorzitter van Le Trèfle, bevestigde dat dit bedrag volledig aan de Parti radical zou worden overgemaakt. Bovendien kwamen beide partijen overeen geen concurrerende kandidaten in dezelfde kiesdistricten voor te dragen en na de verkiezingen onafhankelijk van elkaar door te gaan.

Op het 112e congres van de partij op 10 maart 2012 kwam de vraag aan de orde of de Parti radical Nicolas Sarkozy zou steunen. Na gespannen discussies en het uitbrengen van de stemmen bleek dat 76% van de afgevaardigden voor een resolutie van 'waakzame' steun voor de vertrekkende president was en 24% daartegen. In april 2012 werd de Union des radicaux, centristes, indépendants et démocrates (URCID) opgericht, een vereniging onder voorzitterschap van Laurent Hénart, die als doel had publieke financiering te verkrijgen voor de kandidaten die zich verkiesbaar hadden gesteld voor de Assemblée nationale.

Voor deze verkiezingen in juni 2012 werden 89 kandidaten officieel voorgedragen, waarvan 78 namens de Parti radical, 8 namens de UMP en 3 namens verschillende rechtse en centrumgeoriënteerde partijen. Van de kandidaten van de Parti radical bemachtigden er 12 een zetel en meerdere van hen zouden uiteindelijk tot de UMP-groep toetreden.

Oprichting van de UDI[bewerken | brontekst bewerken]

Na de presidentsverkiezingen van 2012 blies Jean-Louis Borloo het idee van een confederatie van centrumpartijen nieuw leven in en richtte, met als kern de Parti radical en het Nouveau Centre, de Union des démocrates et indépendants (UDI) op. Deze nieuwe centrumpartij voerde een verantwoorde oppositie tegen de linkse meerderheid. De UDI stond open voor elke nieuwe groepering die zich herkende in haar politieke standpunten en verenigde naast de Parti radical, het Nouveau Centre, de Alliance centriste, La Gauche moderne, de Force européenne démocrate en Territoires en mouvement.

La Gauche moderne zou vervolgens een beweging worden verbonden aan de Parti radical. In 2014 zou Yves Jégo, vicevoorzitter van de Parti radical, ook de Clubs perspectives et réalités nieuw leven inblazen.

Bij de Franse verkiezingen voor de Sénat in 2014 werden de zes vertrekkende senatoren herkozen evenals Jean-Marc Gabouty en Pierre Médevielle, waardoor het totaal aantal senatoren van de Parti radical op 10 uitkwam (Jean-Marie Bockel meegerekend).

2017: Samengaan van de radicale bewegingen en de Parti radical op non-actief[bewerken | brontekst bewerken]

Mislukte poging tot verzoening met de Parti radical de gauche (PRG)[bewerken | brontekst bewerken]

In mei 2007 kondigden Jean-Michel Baylet (PRG) en Jean-Louis Borloo (Parti radical) aan de twee bewegingen te willen samenvoegen.

Na de verkiezing van Nicolas Sarkozy tot president van de Republiek pleitten de twee radicale partijen regelmatig voor herstel van de betrekkingen, zoals Jean-Michel Baylet in mei 2007 in Le Monde en André Rossinot in september 2008 in Le Figaro.

In september 2007 vond een uitwisseling van delegaties plaats in het kader van de zomerschool die de twee takken van het Franse radicalisme organiseerden. Een delegatie van de PRG in Nancy nam deel aan de zomerschool van de ‘valoisiens’ en vertegenwoordigers van de Parti radical uit Ramatuelle namen deel aan de zomerschool van de PRG. Op 16 en 17 november 2007 vond het 108e congres van de Parti radical plaats: de leiders van beide partijen spraken openlijk over toenadering om samen het midden van de Franse politiek in te nemen. Door hun krachten te bundelen, zouden de radicalen de facto kunnen concurreren met de MoDem en het Nouveau Centre.

Een fusie in fasen[bewerken | brontekst bewerken]

In juni 2017 werd het voornemen uitgesproken tot een fusie met de Parti radical de gauche. De datum van de hereniging werd vastgesteld op 9 december 2017 en zou plaatsvinden tijdens een buitengewoon congres.

Op 15 en 16 september 2017 kwamen beide partijen bijeen in het kader van gezamenlijk georganiseerde zomerscholen in Montpellier. Voor deze gelegenheid werden drie namen ingediend voor de nieuwe herenigde partij: Les Progressistes, Force sociale et libérale en La République radicale.

Over de hereniging van de twee partijen werd gestemd op de partijcongressen van de twee partijen die plaatsvonden op 9 en 10 december 2017. Na deze congressen zou een overgangsperiode van twee jaar ingaan.

Tijdens het oprichtingscongres op 9 december 2017 stemden beide partijen voor de fusie en voor het opgaan in een nieuwe partij: de Mouvement radical (Radicale Beweging). Deze partij zou gedurende een overgangsperiode van twee jaar gezamenlijk voorgezeten worden door Laurent Hénart en Sylvia Pinel.

Tegenstanders en critici van de hereniging[bewerken | brontekst bewerken]

Voorafgaand aan het congres op 9 december kondigde de radicale volksvertegenwoordiger Yves Jégo aan dat hij de Parti radical zou verlaten om lid te blijven van de UDI. Na afloop van het congres deden andere gekozen vertegenwoordigers hetzelfde: Michel Zumkeller (parlementariër), Sophie Joissains (senator en plaatsvervangend vicevoorzitter) en Daniel Leca (regionaal raadslid, plaatsvervangend voorzitter van de UDI-UC-groep in de regionale raad van de regio Hauts-de-France, adjunct secretaris-generaal). Samen met andere lokale volksvertegenwoordigers en functionarissen van federaties deden zij een oproep en richtten een politieke organisatie op, genaamd Génération 1901, met als doel voormalige leden van de Parti radical binnen de UDI samen te brengen.

Aan de zijde van de PRG lieten europarlementariër Virginie Rozière en de voormalige parlementariër Stéphane Saint-André op 7 december 2017 via een ondertekende verklaring weten zich tegen de fusie te verzetten. Op 10 december publiceerden ook PRG-activisten uit de Drôme een open brief waarin zij zich tegen de fusie verzetten. Op 14 december kondigden Virginie Rozière en Stéphane Saint-André de oprichting aan van een nieuwe politieke beweging, Les Radicaux de gauche, waarvan zij het voorzitterschap zouden delen. In reactie daarop besloot Sylvia Pinel hen te ontheffen van hun taken binnen de PRG en kondigde zij aan een klacht in te dienen tegen het gebruik van het merk PRG.

De Parti radical op non-actief en feitelijke ontbinding na de fusie met de PRG[bewerken | brontekst bewerken]

Op haar 117e congres, voorafgaand aan het herenigingscongres, nam de Parti radical een resolutie aan die voorzag in haar ontbinding na een overgangsperiode (waarvan de duur zou worden vastgesteld aan het einde van de zittingsduur van de Assemblée nationale). In deze overgangsperiode werd de behartiging van haar belangen toevertrouwd aan het landelijk partijbureau.

  ‘Deze voorlopige bepalingen blijven van kracht zolang nog geen overeenkomst is aangenomen (...) die het voortbestaan van de essentiële elementen van de partij garandeert, in het bijzonder haar naam en haar fundamentele waarden.

  Indien een dergelijke overeenkomst voor het einde van de huidige zittingsperiode niet wordt gerealiseerd, zal het landelijk bureau beraadslagen over de conclusies die daaruit moeten worden getrokken. Het landelijk bureau neemt een besluit dat gebaseerd is op een twee derde meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Dit besluit kan de intrekking van deze tijdelijke bepalingen of de ontbinding van de partij ten gevolge hebben.’

- Resolutie aangenomen door het 117e congres van de Parti républicain, radical et radical-socialiste, bekend als ‘Parti radical’

De Mouvement radical is echter bedoeld als de opvolger van de PRRRS en is ‘loyaal aan het gedachtegoed’ van deze partij.

In 1972 scheidde een deel van de radicalen zich af om zich aan te sluiten bij het Programme commun (gemeenschappelijke programma) en om de huidige Parti radical de gauche (PRG) op te richten.

[onderschrift bij foto’s/afbeeldingen:]

Het landelijk bureau van de Parti radical ‘valoisien’, gevestigd op nummer 1 aan de place de Valois  te Parijs.

De gebruikelijke naam van de partij – ‘Parti radical valoisien’ –  verwijst naar de place de Valois in het 1e arrondissement van Parijs, waar het landelijk partijbureau van oudsher is gevestigd (op nummer 1). Tot 1933 was het hoofdkwartier van de partij gehuisvest aan de rue de Valois 9. Daarna verhuisde het naar het nabijgelegen place de Valois 1. Op dit adres staat de oorspronkelijke naam van de Parti radical – ‘Parti républicain, radical et radical-socialiste’ – alleen nog op een kleine plaquette op de dorpel boven de ingang van het landelijk partijbureau. Na de splitsing is deze plaquette behouden gebleven.

De parti ‘valoisien’ is in feite de rechtsopvolger van de Parti républicain, radical et radical-socialiste, hoewel de leden van de partij – ‘de radicalen van Valois’ – sinds 1981 de gewoonte verloren hebben om de term ‘socialistisch’ te gebruiken, terwijl die toch nog altijd in de officiële naam van de partij voorkomt.

In maart 1996 veroordeelde het hof van beroep van Parijs de Parti radical de gauche (PRG), omdat ze haar naam had veranderd in het eenvoudige ‘Radical’. Volgens het hof was het gebruik van de term ‘radicaal’ op zichzelf al ‘een bron van dubbelzinnigheid voor burgers bij het bepalen van de exacte positionering van de politieke beweging die deze term gebruikt, aangezien de kiezer geen specialist is in de mechanismen die ten grondslag liggen aan de ontwikkeling van politieke partijen’.

De Parti radical wordt traditioneel afgekort tot ‘Rad.’ of ‘PRV’ (om haar te onderscheiden van de dissidenten die in 1972 de MRG hebben opgericht). Sinds de verdwijning van de Parti républicain in 1997 wordt ook wel de afkorting ‘PR’ gebruikt. In spreektaal worden de leden van de Parti radical en de PRG zonder enig onderscheid ‘rad-soc’ genoemd.

Politieke positionering[bewerken | brontekst bewerken]

Aanvankelijk was de Parti radical een extreemlinkse partij en stond als zodanig tegenover de gematigden, de ‘verenigden’, de orléanisten, de bonapartisten en de legitimisten. Geleidelijk aan heeft zij zich echter in het centrum van het politieke speelveld gemanoeuvreerd, zozeer zelfs dat zij tijdens de Vijfde Republiek meestal een verbond aanging met rechtse partijen. De Parti radical wordt van oudsher en nu nog steeds gezien als een van de meest fervente verdedigers van het laïcisme, de publieke vrijheden en de individuele vrijheden (met name het recht op eigendom).

Verkiezingsresultaten[bewerken | brontekst bewerken]

Presidentsverkiezingen[bewerken | brontekst bewerken]

Republiek         Jaar                    Kandidaat                       Eerste  ronde               Tweede ronde

Stemmen % Plaats              Stemmen % Plaats    

Derde               1906                 Paul Doumer                371      43,8      2e              

1913                  Jules Pams                     327       37,7      2e              296       34,5      2e

01/1920            geen kandidaat          

09/1920            geen kandidaat          

1924                  Gaston Doumergue     515       60,4              gekozen          

1931                  Paul Doumer                 442       49,3      1e               504       57,1gekozen

1932                  geen kandidaat          

1939    Justin Godart (dissident)         50         5,5       5e              

Vierde               1947                  Jules Gasser                   122       13,8      3e              

1953                  Yvon Delbos                   129       13,9      4e               180       19,6      3e

Cinquième       1958                  geen kandidaat          

1965    steun voor François Mitterrand        

1969    steun voor Alain Poher          

1974    steun voor Valéry Giscard d'Estaing

1981

1988    steun voor Raymond Barre    

1995    steun voor Édouard Balladur              

2002    steun voor Jacques Chirac     

2007    steun voor Nicolas Sarkozy    

2012

2017    steun voor François Fillon

Verkiezingen voor de Assemblée nationale[bewerken | brontekst bewerken]

Republiek Jaar ==%== Zetels Regering
1e ronde 2e ronde
Derde 1902 17,7 104 / 589 Combes, Rouvier II, Rouvier III, Sarrien
1906 28,5 132 / 583 Sarrien, Clemenceau I, Briand I
1910 32,7 150 / 590 Briand I, Briand II, Monis, Caillaux, Poincaré I, Briand III, Briand IV, Barthou, Doumergue I
1914 32,6 172 / 601 Viviani I, Viviani II, Briand V, Briand VI, Ribot V, Painlevé I, Clemenceau II
1919 17,4 86 / 613 Clemenceau II, Millerand I, Millerand II, Leygues, Briand VII, Poincaré II, Poincaré III
1924 17,9 139 / 581 Herriot I, Painlevé II, Painlevé III, Briand VIII, Briand IX, Briand X, Herriot II, Poincaré IV
1928 17,8 125 / 604 Poincaré IV, Poincaré V, Briand XI, Tardieu I, Chautemps I, Tardieu II, Steeg, Laval I, Laval II, Laval III, Tardieu III
1932 19,2 160 / 607 Herriot III, Paul-Boncour, Daladier I, Sarraut I, Chautemps II, Daladier II, Doumergue II, Flandin I, Bouisson, Laval IV, Sarraut II
1936 14,4 111 / 610 Blum I, Chautemps III, Chautemps IV, Blum II, Daladier III, Daladier IV, Daladier V, Reynaud, Pétain
Vierde 1945 10,5 29 / 586 De Gaulle I, de Gaulle II, Gouin
06/1946 Coalitie

van de RGR

32 / 586 Bidault I
11/1946 43 / 619 Ramadier I, Ramadier II, Schuman I, Marie, Schuman II, Queuille I, Bidault II, Bidault III, Queuille II, Pleven I, Queuille III
1951 74 / 628 Pleven II, Faure I, Pinay, Mayer, Laniel I, Laniel II, Mendès France, Faure II
1956 Coalition du RGR

Coalition du FR

58 / 593 Faure II, Mollet, Bourgès-Maunoury, Pflimlin, de Gaulle III
Vijfde 1958 Debré, vervolgens oppositie
1962 Oppositie
1967 Coalitie

van de FGDS

1968
1973 Coalitie van de MR 4 / 490 Oppositie, vervolgens Chirac I, Barre I, Barre II
1978 Participeert in

de UDF

7 / 491 Barre III
1981 2 / 491 Oppositie
1986 7 / 577 Chirac II
1988 3 / 577 Oppositie
1993 14 / 577 Balladur, Juppé I, Juppé II
1997 3 / 577 Oppositie
2002 Verbond met de UMP 9 / 577 Raffarin I, Raffarin II, Raffarin III, Villepin, Fillon I
2007 16 / 577 Fillon II, Fillon III
2012 1,2 1,4 12 / 577 Oppositie
2017 Participeert in

de UDI

3 / 577 Oppositie

Historisch overzicht van partijvoorzitters[bewerken | brontekst bewerken]

·      1901-1902: Gustave Mesureur

·      1902-1903: Fernand Dubief

·      1903-1904: Maurice-Louis Faure

·      1904-1905: Maurice Berteaux

·      1905-1906: Émile Combes

·      1906-1907: Camille Pelletan

·      1907-1908: Auguste Delpech

·      1908-1909: Louis Lafferre

·      1909-1910: Ernest Vallé

·      1910-1913: Émile Combes

·      1913-1914: Joseph Caillaux

·      1917-1918: Charles Debierre

·      1918-1919: André Renard

·      1919-1926: Édouard Herriot

·      1926-1927: Maurice Sarraut

·      1927-1931: Édouard Daladier

·      1931-1936: Édouard Herriot

·      1936-1939: Édouard Daladier

·      1939-1944: vacant

·      1944-1945: Théodore Steeg

·      1945-1955: Édouard Herriot

·      1955-1957: Édouard Herriot

·      1957-1957: Pierre Mendès France (intérim)

·      1957-1958 : Édouard Daladier

·      1958-1961: Félix Gaillard

·      1961-1965: Maurice Faure

·      1965-1969: René Billères

·      1969-1971: Maurice Faure

·      1971-1975: Jean-Jacques Servan-Schreiber

·      1975-1977: Gabriel Péronnet

·      1977-1979: Jean-Jacques Servan-Schreiber

·      1979-1983: Didier Bariani

·      1983-1988: André Rossinot

·      1988-1993: Yves Galland

·      1993-1997: André Rossinot

·      1997-1999: Thierry Cornillet

·      1999-2003: François Loos

·      2003-2005: André Rossinot

·       2005-2007: Jean-Louis Borloo et André Rossinot

·      2007-2014: Jean-Louis Borloo

·      Depuis 201 : Laurent Hénart

Markante personen[bewerken | brontekst bewerken]

President van de Republiek[bewerken | brontekst bewerken]

De Parti radical leverde één president van Frankrijk, namelijk Gaston Doumergue, die van 1924 tot 1931 in functie was. Zijn directe opvolger, Paul Doumer, was lid van de partij geweest, maar dat was hij niet meer toen hij president werd.

Présidents du Conseil[bewerken | brontekst bewerken]

De Parti radical leverde 21 voorzitters van de ministerraad (34 radicale regeringen tussen 1885 en 1958) :

·      Henri Brisson I: van 6 april 1885 tot 7 januari 1886;

·       Charles Floquet: van 3 avril 1888 tot 22 februari 1889;

·      Léon Bourgeois: van 1 november 1895 tot 29 april 1896;

·      Henri Brisson II: van 28 juni 1898 tot 30 oktober 1898;

·      Émile Combes: van 7 juni 1902 tot 24 januari 1905;

·      Ferdinand Sarrien: van 14 maart 1906 au 25 oktober 1906;

·      Georges Clemenceau I: van 25 oktober 1906 tot 24 juli 1909;

·      Ernest Monis: van 2 maart 1911 tot 27 juni 1911;

·      Joseph Caillaux: van 27 juni 1911 tot 14 januari 1912;

·      Gaston Doumergue I: van 9 december 1913 tot 3 juni 1914;

·      Georges Clemenceau II: van 16 november 1917 tot 18 januari 1920;

·      Édouard Herriot I: van 14 juni 1924 tot 17 april 1925;

·      Édouard Herriot II: van 19 juli 1926 tot 23 juli 1926;

·       Camille Chautemps I: van 21 februari 1930 tot 25 februari 1930;

·      Théodore Steeg: van 13 december 1930 tot 30 januari 1931;

·      Édouard Herriot III: van 3 juni 1932 tot 14 december 1932;

·      Édouard Daladier I: van 29 januari 1933 tot 26 oktober 1933;

·      Albert Sarraut I: van 26 oktober 1933 tot 23 november 1933;

·      Camille Chautemps II: van 26 november 1933 tot 27 januari 1934;

·      Édouard Daladier II: van 30 januari 1934 tot 9 februari 1934;

·      Gaston Doumergue II: van 9 februari 1934 tot 8 november 1934;

·      Albert Sarraut II: van 24 januari 1936 tot 4 juni 1936;

·      Camille Chautemps III: van 22 juni 1937 tot 10 maart 1938;

·      Édouard Daladier III: van 10 april 1938 tot 20 maart 1940;

·      André Marie: van 26 juli 1948 tot 5 september 1948;

·      Henri Queuille I: van 11 september 1948 tot 28 oktober 1949;

·      Henri Queuille II: van 2 juli 1950 tot 12 juli 1950;

·      Henri Queuille III: van 13 maart 1951 tot 11 augustus 1951;

·      Edgar Faure I: van 20 januari 1952 tot 8 maart 1952;

·      René Mayer: van 8 januari 1953 tot 28 juni 1953;

·      Pierre Mendès France: van 21 juni 1954 tot 23 februari 1955;

·      Edgar Faure II: van 23 februari 1955 tot 1 februari 1956;

·      Maurice Bourgès-Maunoury: van 13 juni 1957 tot 6 november 1957;

·      Félix Gaillard: van 6 november 1957 tot 14 mei 1958.

Anderen[bewerken | brontekst bewerken]

·      Alain (Émile Chartier)

·      Cécile Brunschvicg

·      Ferdinand Buisson

·      Gratien Candace

·      Charles Chaumet

·      Étienne Clémentel

·      Pierre Cot

·      Jean-Paul David

·      Michel Durafour

·      Jean-Baptiste Laumond

·      Paul Doumer

·      Robert Fabre

·      Jos Jullien

·      Guy La Chambre

·      Constant Lecœur

·      Gaston Monnerville

·      Jean Moulin

·      Camille Pelletan

·      Stephen Pichon

·      Gaston Riou

·      Olivier Stirn

·      Jean Zay