Eerst speelden de 12 ploegen in competitieverband. De klassering in de reguliere competitie bepaalde in welke nacompetitie de ploeg belandde.
De kampioenspoule was voor de ploegen die respectievelijk op plek één tot en met vier belandde. In de kampioenspoule speelden de ploegen één wedstrijd tegen elke partij. De beste twee teams uit de kampioenspoule plaatsten zich voor de Best of Three-serie. Aan de hand van de Best of Three-serie werd bepaald die landskampioen van Nederland werd.
De vier laagst geklasseerde ploegen streden samen met de winnaars van de eerste divisies in de degradatiepoule voor handhaving in de eredivisie. In de degradatiepoule speelden de ploegen twee wedstrijden tegen elke partij. De twee hoogst geklasseerde ploegen in de degradatiepoule speelden het volgende jaar in de eredivisie.