Boerentabak

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Botanische afbeelding uit Köhler's Medizinal-Pflanzen

De boerentabak (Nicotiana rustica) is een eenjarige plant uit Zuid-Amerika uit het geslacht Nicotiana, behorend tot de nachtschadefamilie. Evenals met de verwante Nicotiana tabaca kan met de bladeren van de boerentabak tabak vervaardigd worden.

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

Bloezem

De plant wordt meestal 40-60 cm hoog, bij uitzondering tot 120 cm.[1] De bladeren en stelen zijn met haartjes bedekt. De bladeren zijn eivormig en 10-30 cm lang, de bladsteeltjes 5-15 cm lang. De bloemtjes zijn groengeel, bekervormig met vijf bloemblaadjes. De zaadjes hebben een bruine kleur en zijn max. 1 mm lang.

De bladeren van de boerentabak bevatten tot 9% nicotine (ter vergelijking: de normale tabakplant 1-3 %).[2]

Oorsprong en verspreiding[bewerken | brontekst bewerken]

In Ecuador, Peru en Bolivië komt de plant oorspronkelijk in het wild voor, maar zijn natuurlijk verspreidingsgebied is vergroot naar Venezuela, Centraal-Amerika en ook de Verenigde Staten, door handelsverbindingen van de indogene volkeren.

Gebruik[bewerken | brontekst bewerken]

Een pakje machorka uit de Tweede Wereldoorlog

Bij de indianen in Zuid- en Centraal-Amerika werd de boerentabak traditioneel gedroogd en vermengd met andere kruiden om "rapé", een snuiftabak, te maken.[3]

De rooktabak van de boerentabaksplant wordt "machorka" (Rus. махорка) genoemd en werd vroeger veel in Rusland geproduceerd.

Door het hoge nicotinegehalte wordt de plant ook in de onkruidbestrijding ingezet.

Mediabestanden die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Nicotiana rustica op Wikimedia Commons.