Hathliacynidae

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Hathliacynidae
Fossiel voorkomen: Laat-Paleoceen - Vroeg-Plioceen
Cladosictis uit het Mioceen
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Mammalia (Zoogdieren)
Infraklasse:Metatheria
Orde:Sparassodonta
Familie
Hathliacynidae
Ameghino, 1894
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Hathliacynidae op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Zoogdieren

De Hathliacynidae zijn een familie van uitgestorven buideldierachtigen uit de Sparassodonta. Het waren omnivoren die van het Laat-Paleoceen tot Vroeg-Plioceen in Zuid-Amerika leefden.

Indeling[bewerken | brontekst bewerken]

De familie omvat de volgende geslachten[1]:

Ontwikkeling[bewerken | brontekst bewerken]

De Hathliacynidae zijn de langst levende groep van de Sparassodonta. Patene is de oudst bekende vertegenwoordiger en dit dier leefde tijdens het Laat-Paleoceen. Fossielen van Patene zijn gevonden in het Itaboraí-bekken in Brazilië.[2] De Hathliacynidae hadden twee pieken wat betreft diversiteit: in het Vroeg-Mioceen (South American Land Mammal Age Santacrucian) en in het Laat-Mioceen (South American Land Mammal Age Huayquerian).[3] Soorten uit het Santacrucian zijn met name bekend uit de naamgevende Santa Cruz-formatie in Argentinië, met Cladosictis als bekendste geslacht.[4] Notocynus uit het Vroeg-Plioceen (South American Land Mammal Age Montehermosan) van noordelijk Argentinië is de laatst bekende Hathliacynidae.[5]

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

De sparassodonten uit de Hathliacynidae waren over het algemeen kleiner dan de soorten uit de Borhyaenoidea, de groep die de families Proborhyaenidae, Borhyaenidae en Thylacosmilidae omvat. Acyon myctoderos was het formaat van een Afrikaanse civetkat of veelvraat de grootst bekende soort. Andere soorten waren zo groot als hedendaagse buidelmarters. Het waren dieren met een hondachtige snuit, een lang lichaam en relatief korte poten. De hathliacyniden leefden op de grond, maar konden mogelijk ook klimmen. Vermoedelijk waren het omnivoren.[6]