repetitie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·pe·ti·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘herhaling’ voor het eerst aangetroffen in 1458 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord repetitie repetities
verkleinwoord repetitietje repetitietjes

Zelfstandig naamwoord

de repetitiev

  1. het opnieuw uitvoeren van dezelfde handeling
    • Nonchalant vloeiende alledaagse bewegingen wisselen af met korte, hoekige gebaren in patronen die zich langzaam uitbreiden door repetitie en variatie.[3] 
  2. een gezamenlijke oefening ten bate van een uitvoering, concert e.d.
    • Hij verscheen enigszins ontdaan op de repetitie 
    • Het was Karl. We zouden onze eerste repetitie kunnen starten op zondagochtend. Ik vertelde hem dat mij dat zeer goed uitkwam. [4] 
  3. een proefwerk opgelegd aan leerlingen of studenten
    • We hebben overmorgen een repetitie Duits. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • generale repetitie
de laatste repetitie voor de première
 De afgelopen weken vonden er zogenoemde wet dress rehearsals plaats. Dat zijn als het ware generale repetities, waarbij de raket niet echt wordt gelanceerd. Tijdens die oefening wordt de SLS volgetankt en vlak voordat de motoren ontbranden, wordt de stekker uit de lancering getrokken.[5]
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen