verschansten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·schans·ten

Werkwoord

vervoeging van
verschansen

verschansten

  1. meervoud verleden tijd van  zich verschansen
    • Wij verschansten ons. 
    • Jullie verschansten je. 
    • Zij verschansten zich.