Naar inhoud springen

Gebruiker:Halandinh/Herschrijven artikelen/Fort Orthen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Herschrijven artikel ten behoeve van Fort Orthen


1593 Plan tot bouw van een versterking in Orthen. De uitvoeringswerkzaamheden worden gestart maar door tussenkomst van de stad 's-Hertogenbosch, gestaakt. 1630 Direct na de inname van de stad door de Staatse troepen wordt fort Orthen als vooritgeschoven post - samen met fort Crèvecoeur - gebouwd. Een vierkante plattegrond met op de hoeken een bastion en een natte gracht. Fort Orthen heeft tot taak de vesting 's-Hertogenbosch aan de noordoostzijde te beveiligen. 1672 De Franse generaal Turenne staat voor het fort Crèvecoeur. De krijgsraad besluit het fort Orthen te slechten en het geschut en de krijgsvoorraden naar de stad over te brengen. (Het is niet waarschijnlijk dat het fort toen werd afgebroken omdat 8 dagen na genoemd besluit nog muiterij op het verdedigingswerk uitbrak. Op een kaart van 1674 komt het fort nog voor, terwijl op de plaats waar fort Pettelaar gelegen had, vermeld staat: " gedemoleerd 1673 " . 1747 De Franse troepen staan aan de grenzen van de Republiek (Oostenrijkse Sucsessieoorlog). Op aanraden van ingenieur J. Pierlink van het garnizoen 's-Hertogenbosch besluit de gouverneur van de stad, baron Von Conström, na overleg met het stadsbestuur, tot herbouw van fort Orthen. 1784

Het fort wordt in opdracht van de Raad van State geheel vernieuwd en bestaat nu uit een gesloten vierkant aarden werk, omringd door een natte gracht met voorwerken: twee hoornwerken, twee halfbastions met gebroken courtine, ravelijn en een tweede natte gracht. Het fort telt twee batterijen en een gemetseld kruitmagazijn.

Hoornwerk: een gebastioneerd buitenwerk voor de poort. Bastion: vijhoekig uitspringend deel van een vestingwal of muur. Courtine: rechte of gebroken vestingwal tussen twee bastions. Ravelijn: een in de vestingsgracht gelegen driehoekig vestingwerk met een open achterzijde. 1794 Het (onbemande) fort wordt onder aanvoering van de Franse veldheer Pichegru op 20 september ingenomen. Op 9 oktober capituleert de stad. 1806 Fort Orthen, alsmede fort Isabella, wordt uit de verdedigingslinie genomen. De belangrijkste reden hiervoor is het onverdedigbare achterland i.v.m. de hoge waterstanden bij de Blauwe Sluis en Sluis Crèvevoeur. 1848 De stellingen Vught en Hintham zijn gereed en de weg naar Crèvecoeur is verbreed en opgehoogd. De verbinding met het hart van het land is van dien aard dat afsluiting naar de Bommelerwaard een noodzaak wordt. Fort Orthen is weer van levensbelang. 1852 De dijk wordt omgelegd en ligt nu zuidelijk van het fort. Midden op het terreplein wordt een stenen toren gebouwd met een doorsnede van 26 meter en met muren van gemiddeld anderhalve meter dik. De toren is omgeven door een droge gracht die bij het stellen der inundatie met kwelwater wordt gevuld. Voor de ingang bevindt zich een ophaalbrug. Het gebouw heeft een kelder, een begane grond en een plat. De kelder ligt op 4.25 + AP en is verdeeld in drie vertrekken waarvan de twee grootste bestemd zijn als nachtlogies voor de bezetting. Het kleinste vertrek is kruitmagazijn en kan 12.600 pond kruit bevatten. Op de begane grond telt men tien radiaal liggende vertrekken met tongewelf aan en drie vertrekken in de kern. in het derde vertrek rechts van de ingang bevindt zich de keuken met twee gemetselde fornuizen met ingebouwde kookketels. In het eerste vertrek links van de ingang bevindt zich de verblijfplaats voor gestraften en in het vertrek daarnaast bevinden zich de open toiletten. Elk der straalvertrekken is ingericht tot plaatsing van een vuurmond en heeft tevens schietgaten voor het infanteriegeweer. IJzeren roosters in de muurwanden staan in verbinding met ventilatiekanalen die zich tot boven het plat verheffen. 1886 Het fort wordt als "geen klasse" aangemerkt. Er geldt geen verbod meer voor verbouwing en beplanting in de nabijheid van het fort. 1897 De ophaalbrug, het trappenhuis (dit bevond zich in het tweede vertrek rechts van de ingang), alsmede de borstweringen op het plat, worden afgebroken. 1940 In de oorlogsjaren heeft het fort geen militaire functie gehad. Het heeft gediend als opslag van winteraardappelen. Voor het fortterrein worden, onder begeleiding van de S.S. graszoden gestoken door gevangen van kamp Vught. 1944 Duitsers die zich op het fort bevinden trekken zich terug. Vanuit Rosmalen wordt Orthen beschoten door de Engelsen. Tijdens de bevrijdingsdagen dienen de kelders van het fort als slaapgelegenheid voor ongeveer 60 inwoners van Orthen van wie de huizen kapot zijn geschoten. Na de oorlog is het fort gebruikt voor het opslaan van goederen die met de oorlog te maken hadden, van veldflessen, schoenen, kleding en paardentuigen, tot geweren toe. 1966

De gemeente 's-Hertogenbosch wordt eigenaar van het fort Orthen.


1993 De ronde toren wordt gerestaureerd en het binnengedeelte wordt geschikt gemaakt voor gebruik door verschillende kunstenaars die hier een atelier hebben en als repetitieruimte voor musici. De commissie uit de ingezetenen van de afdeling Orthen huurt de fort-toren van de gemeente en verhuurt de verschillende units. De commissie heeft ook het beheer van de fort-toren in handen.


Op dit moment worden de units gehuurd door:

   * Orthense Harmonie
   * MoJo Hanna
   * Bleu Music
   * Nico van der Linden
   * Hans van den Merkhof (2x)
   * Carla Scheltens
   * Eveline Beuker
   * Orthense Schaar (heemkunde vereniging)
   * Commissie uit de ingezetenen van de afdeling Orthen



Terug naar de homepage van de commissie Orthen

druk op onderstaande link

Commissie Orthen


FORT ORTHEN: DE RESTAURATEUR.

Reeds jaren geleden zijn er plannen gemaakt voor het restaureren van het fort. De buitenzijde van de 1.20 m. dikke muren was door de zure regen en andere milieu-invloeden aangetast. Mechanische beschadigingen tijdens en na de Tweede Wereldoorlog hebben natuurlijk bijgedragen aan de deplorabele toestand, zoals die was in 1986. Het geheel is voorbereid, berekend en getekend door de Dienst Gemeentelijke Gebouwen van 's-Hertogenbosch. Het grootste deel van dit werk is verricht door dhr. C.Duin van deze dienst. Eind 1991 is er een subsidie beschikbaar gesteld, een zgn. milieu-bijdrage. Na vele onderhandelingen tussen het hoofd van de DGG. dhr. A.Brok en dhr. M.Roeters met bouwbedrijf v.d.Bouwhuijsen is men tot een akkoord gekomen over de aanneemsom. Voor de aannemer namen hieraan deel dhr. H.v.d.Bouwhuijsen (directeur) en dhr. J.Meesters (bedrijfsleider en calculator). Als voorwaarde van subsidiëring was gesteld, dat er op 1 april 1992 gestart moest zijn met de werkzaamheden en dat die voor 31 december zouden zijn afgerond. Dit alles is geslaagd. Medio maart 1992 werd ik, H.M.Peeters, opzichter van de DGG, belast met het dagelijks toezicht op de restauratiewerken. Maandag 30 maart is men gestart met de opmetingen o.l.v. dhr. J.Meesters. Ook zijn er een 20-tal foto's gemaakt, waaronder enkele detail-opnames. Vermeldenswaard is ook dat het een zgn. "leerlingen-bouwplaats" zou worden. De grote animators hiervan waren de heren A.Brok en P.v.Dinter. De eerste leerlingen waren twee jonge timmerlui nl. André Jonkers en Stefan Bouwman o.l.v. hun leermeester Albert Hendrix. Op dinsdag 31 maart is men begonnen met de sloop van de buitenschil. Deze schil was 33 cm dik, wat op een totale dikte van 120 cm niet veel lijkt maar als sloopkarwei toch een hele klus was. Voor dit werk tekende de fa. Barten, die met groot materiaal en materieel aantrad. Het opmeten ging onverdroten voort. Het slopen inclusief ruimen van het puin (1200 m3) heeft in totaal 7 weken geduurd. 't Was een heel karwei. Na veel stel- en meetwerk kon dan eindelijk met het metselen begonnen worden, zou men denken. Maar eerst zouden er toch stenen gekozen moeten worden; de keuze viel op een donkerrode bezande steen van steenfabriek Nuth in Limburg en wel NS 48. Persoonlijk ben ik nog enkele bouwwerken gaan bezichtigen in Venlo en omgeving. Op de bouwplaats werden daarna de vrachten stenen van in totaal 80.000 stuks aangevoerd. Toen konden we samen met de uitvoerder dhr. Wim v.d.Bouwhuijsen en metselaarleer-meester Rinus Hendrix de koppen- en lagenmaten vast gaan stellen. Ondertussen hadden de timmerlui alle schenkels voor de luiken en schietgaten gemaakt; een arbeids-intensief maar voor een vakman leuk karwei. Voor het gewone buitenmetselwerk had men om de 2.44 m 'n profiel gesteld, waaraan men een mal kon klemmen, om zo de juiste ronding te verkrijgen. Na eenmaal opgestart te zijn, kwamen er al snel een zestal leerling-metselaars opdraven. Met zo'n aantal moest er nog 'n leermeester aangesteld worden, en wel dhr. Jan van Laarhoven. De leerlingen waren: Jozef van Bijnen, Piet van Herpen, Maarten Kastelijn, Cees Hoeflaken, Jurgen Mout en Wim Roeters. Ook werkten er nog meerdere vaklieden van de aannemer, te weten: Jan Branten, Jan van Dusschoten en Werner Best. Voor spoedgevallen tussen ons en de aannemer functioneerde de directie-secretaresse Trudy Duif zeer snel, attent en vriendelijk. Er is over het algemeen goed fijn en naar mijn mening gezellig gewerkt. De meeste vaklieden en ook de leerlingen hebben veel opgestoken van de gehele restauratie. Bij zo'n leuk en omvangrijk werk hoort natuurlijk een eerste-steen-legging, die plaats vond op 19 juni 1992 door Weth. ing. Bert Wijers. Een van de leuke dingen van samenwerking tussen aannemer en toezichthoudende directie is wel de kroon op 't werk, nl. de uitstekende rol op het fort als afsluiting van de nieuwe 22 cm. dikke muur. De nieuwe toegangspoort is 12 cm. dik en gemaakt van Amerikaans grenen oftewel Oregon Pine. Het ijzerwerk is het authentieke smeedwerk, dus al eeuwen oud. De stalen beschermingen van de schietgaten en geschutsopeningen zijn gemaakt van stripijzer 10x100 mm. en voor het schilderen volbad-verzinkt. Het schilderwerk werd uitgevoerd door Bert Coort. Tot slot van het werk zal met nostalgische gevoelens het wapen van Orthen aangebracht worden op het draaihek nabij de inrit naar het fort. In houtsnijwerk zal het ook nog aangebracht worden op de toegangsdeur. Dit zal worden gemaakt door dhr. Jo Couwenberg uit Orthen. Het ijzeren wapen zal worden gemaakt door de smeden v.d. Laar en Smits, medewerkers van de DGG. De totale restauratie-kosten bedragen ca. f 600.000,-.



FORT ORTHEN: DE BOUWKUNDIGE.

GESCHIEDENIS. Het fort ter rechterzijde van de grindweg van 's-Hertogenbosch naar het fort Grevecoeur, ook wel Orthenschans of fort te Orthen genoemd, werd aangelegd in 1637. In 1852 werden de aardwerken hersteld, van dit werk heeft men geen opgaaf van kosten kunnen vinden. Op 12 juli 1852 werd, krachtens beschikking van den Minister van oorlog van 7 t.v. No. 31B een aanvang gemaakt met het bouwen van het verdedigbaar gebouw. Dit werk is uitgevoerd onder het toezicht van den kapitein ingenieur C.P. del Campo genaamd Camp. Het werd op 1 juni 1854 opgeleverd: de kosten hebben bedragen ± f 40800,-. In 1898 zijn het trappenhuis en de brug afgebroken, de droge gracht om den toren gedicht, waartoe de keelborstwering gedeeltelijk werd afgegraven. De buiten-muur werd hersteld en met pannen afgedekt. Kosten plm. f 1325,- BESTEMMING. Het fort dient tot bescherming van den terugtocht onzer troepen over den grooten weg naar de Maas. BORSTWERINGEN. Deze bestaan uit zand. Zij zijn dik: van de oostelijke courtine 6 van de facen en afrondingen van de bastions in het noordelijk gedeelte van 2,8 tot 4,8 van de facen en afrondingen in het zuidelijk gedeelte van 4,5 tot 5,00 m. BARBETTEN. Er zijn 6 barbetten als: aan de noordzijde 1 in het linker en 2 in het rechter bastion, 1 tegen de oostelijke courtine, ten zuiden 2 in het rechter bastion, alle van onregelmatigen vorm. OPRITTEN. Er zijn 7 opritten, welke toegang geven tot de barbetten als: tot die in de bastions elk 1, gemiddeld breed 4,5 en tot die tegen de oostelijke courtine 2, elk gemiddeld breed 4,00 m. OPPERVLAK. De oppervlakte van het fort is binnen de vuurlijnen van den hoofdwal ongeveer 1,1651 ha. waarvan ongeveer 12,92 aren bij de wachterswoning als tuingrond in gebruik zijn; binnen de buitengrachtsboorden 5,626 en binnen de grenzen van den militairen landsgrond 6,8022 ha. Op een gedeelte van het oppervlak is aan het gemeentebestuur van 's-Hertogenbosch vergund het maken en gebruiken van twee schietbanen met een houten loods c.a. ten dienste der dienstdoende schutterij. (Zie onder schietbanen). Langs de zuid-zuidwest en zuidoostzijde van het fort ligt binnen de grenzen van den militairen landsgrond een gedeelte van den binnen Maasdijk, ter lengte van 363 m. met een gemiddelde kruinsbreedte van 5 m. BEPLANTING. De bermen van den hoofdwal zijn beplant met doornenhagen. In het fort staan 11 beuken, 13 iepen, 1 noten en 1 Kanadasche boom. De voet van den binnengrachtsboord en de taluds van den weg, voor zoover deze laatste Rijkseigendom is, zijn over een breedte van ongeveer 2 m. met rijswaardenhout beplant. GRACHT. Rondom het fort is een natte gracht, waarvan de bovenbreedte gemiddeld 22,5 m. bedraagt. Het bodempeil is 1m. +A.P. de gewone waterstand is 2,7m. +A.P. AARDENDAM. In den gracht bij den ingang van het fort is een aardendam breed op den kruin 3m. met hellingen van 1 op 2 en met het bovenvlak gelegen op 5,8m. +A.P. AFSLUITING. De toegang tot het fort wordt afgesloten door een op den aardendam geplaatste palissadeering lang 21m. waarin eene barriere in twee bladen. GRENZEN. Deze zijn vastgesteld, ingevolge machtiging van den Minister van Oorlog van 27 januari 1847 No. 24B op 19 juli d.a.v. bij proces-verbaal tusschen den Eerstaanwezend-Ingenieur te 's-Hertogenbosch ter eene en de Schaarmeesters der Gemeentegronden van het gehucht Orthen ter andere zijde, goedgekeurd door genoemden Minister op 18 augustus d.a.v. onder No. 6B. Zij werden ingevolge machtiging van den Minister van Oorlog van 11 november 1853 No. 34B gewijzigd. SCHIETBANEN. Ingevolge aanschrijving van den Minister van Oorlog van 28 juni 1884 V-de Afd. Genie No. 41 is aan de gemeente 's-Hertogenbosch vergunning verleend tot het maken van een ingegraven schietbaan met kaden, observatiepost, twee veiligheidspoorten en twee doorritten: ingevolge aanschrijving van den Minister van Oorlog van 5 October 1888 V-de Afd. Genie No. 92 tot het maken van een houten loods, lang 8 breed 4 en gemiddeld hoog 3m. buitenwerks gemeten, samengesteld uit beschotwerk tegen stijlen bevestigd, voorzien van een houten vloer en gedekt door een zinken dak staande, aan het beginpunt der bovengenoemde baan; ingevolge aanschrijving van de Minister van Oorlog van 29 mei 1890 V-de Afd. Genie No. 72 tot het maken van een tweede schietbaan langs de westzijde van de bestaande, in afmeting, richting en samenstelling met de laatst bedoelde overeenkomende en dat de westelijke kade zal worden een gemeenschappelijke kade van beide banen. Ingevolge aanschrijving van den Minister van Oorlog van 29 Januari 1890 V-de Afd. Genie No. 45 is de vergunning verleend dat: a. door de dienstdoende schutterij van 's-Hertogenbosch detailoefeningen worden gehouden op het terreplein van het fort; b. aan het personeel tot die schutterij behoorende, mits in uniform gekleed, zonder nadere vergunning van den betrokken Eerstaanwezend Ingenieur toegang tot het fort moet worden verleend; c. het Korps Koninklijke Scherpschutters "Eendracht maakt Macht" ten opzichte van den toegang tot het gebruik van meer genoemd fort, met voormelde schutterij wordt gelijk gesteld. BANKETTEN. Achter de facen van de bastions en achter de courtines zijn dubbele banketten voor Infanterie, gemiddeld breed 1m. VERDEDIGBAAR GEBOUW. CONSTRUCTIE. Het gebouw bestaat uit een kelder en beganen grond, waarboven een platform. Het is gefundeerd op eene zandbedding dik 2,35m. De breedte van den aanleg van den buitenmuur voor het westelijk gedeelte is 2,94 verbreedende tot 3,35m. voor het oostelijk gedeelte; de aanleg van de straalrechtstanden is op het midden 3m. In den buitenmuur zijn 9 schietgaten voor houwitser of kanonvuur, 36 enkele en 2 dubbele geweerschietgaten, voorzien van ijzeren raampjes, 9 rookgaten wijd 0,33m. elk voorzien van een hardsteenen kozijntje met ijzeren deurtje. In den binnenringmuur zijn 3 schietgaten voor geweervuur. In de rechtstanden van de straalvertrekken zijn druipkokers, vanwaar het water door looden buizen naar den regenbak loopt. In den rechtstandmuur van de keuken en verder door de aanrazeering en den buitenringmuur zijn 2 schoorsteenpijpen gespaard. Met uitzondering van lokaal No. 9 is in elk dekgewelf der straalvertrekken een tochtgat wijd 0,44m. boven de aanrazeeringen opgemetseld met muurtjes dik 0,22m. waarop ijzeren buizen wijd 0,3m. met deksels. In den binnenringmuur van den kelder zijn 14 luchtopeningen. In den pijler tusschen de bovenlokalen is een tochtgat wijd 0,9m. In den kern tusschen de kelderlokalen is een tochtgang, die met 5 luchtgaten met het tochtgat van den pijler in verbinding staat. De kelderlokalen staan met te zamen 10 luchtgaten in verbinding met de tochtgang. Tot verlichting van de vertrekken 1 en 2 zijn in het dekgewelf 2 gaten, wijd 0,55m. gespaard, welke gesloten kunnen worden door houten deksels. Straalvertrek No. 11 is keuken, waarin een gemetseld fornuis, voorzien van 2 kookketels en een dubbele pomp, waarvan een in gemeenschap is met den onder dat vertrek liggende regenbak, lang 5,75 breed gemiddeld 4,07 en hoog in het midden 1,95m. en de andere met een buiten het gebouw gelegen van putsteenen gemetselden welput, welke 1m. in middellijn en tot aan de geboorte van het koepelgewelf 5,6m. hoog is. Onder de pomp is een hardsteenen gootsteen, waarin een loden buis tot afvoer van vuil water, naar een ten zuidwesten buiten het gebouw gelegen zinkput, wijd 1, diep 2m. In dezen zinkput mondt ook de overstortbuis van den regenbak uit. In straalvertrek No. 16 is een privaat voor officieren, onderofficieren en manschappen, waarvoor in de rechtstanden nissen zijn gespaard; onder dit vertrek is de privaatput, lang 6,03, breed gemiddeld 4,07 diep in het midden 1,95m. Tot toegang naar den kelder is een houten trap. WACHTERSWONING. GESCHIEDENIS. Omtrent den bouw van de woning is niets bekend. In 1900 werd ingevolge deel 121 van bestek No. 60/1900 de bestaande privaatput met zand aangevuld en een cementsteenen put gelegd. Tevens werd, toen volgens deel 122 van genoemd bestek voor den buitendeur een tochtportaal gemaakt. De kosten van een en ander bedroegen ± f 127,-. CONSTRUCTIE. De wachterswoning is een rechthoekig houten gebouw op gemetselden voet met een halfsteensbinnen beklamping en heeft aan den noordelijken gevel een uitgebouwd privaat, een afdak en een tochtportaal. De woning is buitenwerks breed 6,475, lang 12,6 hoog tot den nok 6,36m. en heeft rondom een gemetseld rabat, gemiddeld breed 1m. De fondeering der buitenmuren is in aanleg breed 0,55 op het bovenvlak 0,33 en 0,36m. hoog. Die der binnenmuren voor zover zij niet op de keldermuren of boven de kelder staan, is in aanleg 0,44 op het bovenvlak 0,22 en 0,36m. hoog. De fondeering der keldermuren is onbekend. Het dak (een zadeldak) watert af door 2 ijzeren goten, elk van een zinken afvoerbuis voorzien. Het water vloeit op het terrein weg. Het dak bestaat uit 4 gordingen, nok en beschieting waarop blauwe Hollandsche pannen. Het privaat en kelderraampje zijn draairamen, bovenlichten zijn vast, verder zijn van alle andere ramen alleen de onderramen schuivend. Onder de beganengrondvloeren zijn in de buitenmuren 7 luchtopeningen gespaard. Tot toegang naar den kelder en zolder zijn houten trappen. In de lokalen 6 en 9 kan gestookt worden. In de keuken is een gootsteen, waarvan de afvoerpijp in een ten westen van de woning gelegen zinkput uitmondt. Ten noorden van het gebouw is een beerput van cementsteen, wijd in middellijn 1m. diep 3,30m. die door een ijzeraarden potbuisleiding wijd 0,25m. in verbinding is met het privaat. SCHIJVENLOODS. CONSTRUCTIE. De schijvenloods is buitenwerks lang 3,14, breed 2,74, hoog gemiddeld 2,90m. van planken tegen een regelwerk, waarvan de stijlen ongeveer 0,60m. in den grond staan. De loods is gedekt met blauwe Hollandsche pannen en watert aan de noordzijde op het terrein af.


FORT ORTHEN: HERINNERINGEN.

"Jeugdherinneringen aan het fort". Het was 24 october 1944 en de Duitsers die op het fort zaten, trokken zich terug. Wij werden nog steeds beschoten door de Engelsen, vanuit Rosmalen. Ons huis, en vele andere huizen op de Ketsheuvel, hadden veel schade opgelopen door het granaatvuur. Na een granaatinslag in ons huis konden we vanuit de kelder zo door het gat in het dak naar buiten kijken. Tussen het granaatvuur door, zijn we toen naar het fort gevlucht. Met verschillende gezinnen van de Ketsheuvel en de Heuf hebben wij toen ongeveer een week in de kelders van het fort gezeten. Er kwamen ook nog enkele fraters bij die uit Den Bosch gevlucht waren en in het Bondsgebouw zaten. Een paar dagen later kwamen de Engelsen met kleine tanks en jeeps het fort op. Zij gingen eerst alles na zoeken of er soms nog Duitsers waren achtergebleven. Maar vonden niets anders dan Duitse munitie die wij toen samen met hen in de gracht moesten gooien. Het fort wat in onze jeugd verboden terrein was, was toen opeens ons domein. Als jongens van 10-12 jaar was het een hele belevenis tussen al die soldaten, die wij niet konden verstaan, want niemand kende toen Engels. Van de soldaten kregen wij chocolade en kauwgom uit hun noodrantsoenen. Ook leerden wij verschillende kaartspelletjes. En soms mochten wij wel eens in hun tanks meerijden, wat voor ons een hele sensatie was. Als het buiten veilig was mochten wij uit de kelder, maar moesten dan wel voor de fortwachter, dhr. Demouge, op het fortterrein hout zoeken voor de kachel. Dhr. Demouge was een goede kok die voor ons eten zorgde. Op een dag hoorden wij dat er verschillende koeien, die achter het fort op de gement liepen, gewond waren. Enkele mensen hebben toen met veel moeite en gevaar een zo'n beest uit de wei gehaald en naar het fort gebracht. Het slachten van die koe was ook nog een probleem, want Demouge was wel kok maar geen slager. Met veel moeite en hulp van enkele buren is het toch gelukt om het vlees in grote ketels op het vuur te krijgen. Ondanks de oorlog, het gevaar en de angst was die week op het fort een geweldige belevenis voor ons, wat een onvergetelij-ke indruk op ons heeft gemaakt.

"Over het fort". Ik was een jaar of 4 toen ik al mee naar het fort ging. Wij woonden er tegenover en dan kwamen Sjef van Sterren en Cees van Engelen op zaterdag bij ons langs. Die gingen dan de boel klaar maken voor het schieten op zondag van wat toen de Burgerwacht heette. Als kleine jongen mocht ik dan altijd mee, ik kreeg dan een speelgoedgeweertje wat ik altijd bij me droeg. Zodoende was ik al vroeg bekend op het fort plus dat ik er 63 jaar tegenover gewoond heb. Er stonden op het fort 5 grote beuken waar in de herfst de beukenootjes uitvielen, die wij dan graag gingen rapen. Toen ik een jaar of 14 was (dat was in 1929) zijn aan de bunker, waar op verschillende plaatsen de stenen begonnen los te raken, door aannemer Krete uit Den Bosch hele stukken vernieuwd. Ook zijn toen de schietbanen vernieuwd. Er stonden op 2 plaatsen kogelvangers, dat waren obstakels van houten bekisting gevuld met grind, waarin een ruimte was waar men dan door kon schieten. Ik moest toen al op die leeftijd met paard en kar de materialen aanrijden. Toen dit alles gebeurd was, lag het fort er weer prachtig bij. En omdat de militairen er veel kwamen schieten, werd het goed bijgehouden. Het is me altijd bijgebleven dat vroeger om het fort een haag stond van meidoorn. En als die dan in de meimaand in bloei stond en wij dan 's-morgens om 5 uur met de hondekar gingen melken, dan rook het er heel lekker. Wat later, toen de oorlog misschien verwacht werd, is er een afrastering om het fort gezet, waarvan nu nog het een en ander te zien is. Er werd bij de ingang een poort aangebracht, die altijd op slot moest blijven. Inmiddels is het oorlog geworden. De beuken werden gerooid en er werden graszoden van het voorterrein gestoken. Dat werd gedaan door mensen die gevangen waren genomen door de Duitsers. Die kwamen dan van Vught gelopen onder begeleiding van de S.S. Die zoden werden met paard en wagen vervoerd om waar het nodig was versterkingen aan te brengen. Ik weet nog dat het een van die gevangenen gelukt is om door op een as van de wagen te gaan liggen, te ontvluchten. Na de oorlog is de bunker nog gebruikt voor het opslaan van goederen. Van alles wat maar met de oorlog te maken had, van veldflessen, schoenen, kleding en paardetuigen, tot geweren toe. Die kwamen dan met 8 a 10 vrachtwagens aan en bleven dan bij ons op de Ketsheuvel staan en werden een voor een het fort op gereden en gelost. Wat later werd het allemaal gesorteerd en weer afgevoerd.

FORT ORTHEN: DE BEWONERS.

"Een stukje historie van fort Orthen". Als fortwachter was sinds 1923 J. Demouge aangesteld. Voor die tijd heeft er een zeker van Ooijen gewoond. Het fort heeft in die jaren gediend als opslagplaats voor springstoffen voor bruggen. In de jaren 1920, was er in het woonhuis (wat nu het Nico Schuur-manshuis is) geen gas, licht en water. Water werd gehaald uit de pompen welke in het fort aanwezig waren; licht op petroleum-lampen en warmte via kachels. Op het terrein dat omgeven is door een gracht, werden schietoefeningen gehouden door de militairen. Zaterdag en zondag waren er schietwedstrijden van de verenigingen "Burgerwacht" en "Landstorm". Dit waren burgers uit de stad Den Bosch. (Er werd wel met scherp geschoten). In de oorlogsjaren heeft het fort geen militaire functie gehad. Het heeft wel gediend als opslag van winteraardappelen. Tijdens de bevrijdingsdagen hebben de kelders gediend als slaapgelegenheid voor de buurtbewoners van de Ketsheuvel.(Ongeveer 60 personen). Wat nog altijd jammer is, dat de 6 beuken welke op het voorterrein stonden (deze zijn met de bevrijding gesneuveld) nooit meer herplant zijn. Deze hebben voor vele kinderen van toen een leuke herinnering. De familie Demouge heeft ruim 30 jaar op het fort gewoond, tot 1953. Zijn opvolger was de heer Vos. Hij woonde 14 jaar op het fort tot 1967; hij was een gepensioneerd KNIL-militair. Dhr. Vos was ook beheerder van de kantine in de schijvenloods. Na 1960 stelde de functie van fortwachter niet veel meer voor; hij kon toen alle tijd besteden aan zijn hobby's vissen, jagen en jachthonden fokken.

FORT ORTHEN: DE MILITAIR.

Het is bekend, dat Den Bosch tijdens de oorlog met Frankrijk en zijn bondgenoten in 1672 slechts een klein garnizoen had. Het was te gering om de wallen en omliggende forten voldoende te bezetten. Bovendien was de vesting slecht van geschut en ammunitie voorzien. In verband met de nood van de tijd had de krijgsraad daarom, toen de Franse maarschalk Turenne de 12e juli van dat jaar voor Crevecoeur verscheen, het vergaand besluit genomen de forten Orthen en St.-Michiel te slechten en het geschut en de krijgsvoorraden naar de stad over te brengen. Van Heurn betwijfelt of fort Orthen toen wel afgebroken is, omdat 8 dagen na genoemd besluit nog muiterij op dat verdedigingswerk uitbrak. Sterker argument lijkt ons, dat genoemd fort nog op een kaart van 1674 voorkomt, terwijl op de plaats waar fort Pettelaar gelegen had, vermeld staat 'gedemoleerd 1673'. Anderen schrijven evenwel dat het werk in 1672 geslecht schijnt te zijn. Wel werd op 21 juli 1672 besloten, de kerk van Orthen af te breken. Dit geschiedde waarschijnlijk eerst het volgende jaar, toen niet alleen de grond waarop de kerk stond, maar ook 'die van het gehele Dorp, door de Opgezetenen der Meyerye (werd) weggegraven'.

Herbouw fort Orthen en schans Blauwe Sluis

In 1747 stonden de Fransen aan de grenzen der Republiek (Oostenrijkse Successieoorlog). De Barriëresteden waren vrijwel zonder slag of stoot gevallen (1744-1746). De Bossche inundatie was al in 1745 gesteld. De eerste aanwezend ingenieur in het garnizoen 's-Hertogenbosch, J. Pierlink, diende 12 oktober van het jaar 1747 aan de gouverneur der stad, de baron van Cronström, zijn "Memorie concernerende de situatie der stad 's-Bosch" in, waarin hij onder meer speciaal aandrong op de herbouw van fort Orthen en de verbetering van de schans aan de Blauwe Sluis om de verbindingen met Holland te behouden en de inundatie te dekken. Hij achtte deze forten, die de toegangswegen naar de sluizen van Crevecoeur zouden moeten verdedigen van nog meer belang dan het fort Crevecoeur zelf. Het blijkt, dat het landsbestuur deze mening deelde, want reeds het volgende jaar werd de verbouwing van beide forten door de directeur der fortificatiën B.J. de Roij in tegenwoordigheid van de ingenieur J. Pierlink aanbesteed. Vast staat, dat er een nieuw 'plan van het fort of gecoupeerd Hoornwerk, tot dekking der avenue tot Orthen bij 's-Hertogenbosch in den jare 1748 gemaakt is, volgens het project van den Directeur der fortificatiënwerken, naar het oosten omgaand tot halverwege de zuidflank, een contrescarp, omgeven door een tweede gracht. De borstweringen van het verdedigingswerk hadden een breedte van zestien Rijnlandse voeten, ruim zes meter; het banket voor de schutter was zes voeten, dus bijna twee meter. Oorspronkelijk had het fort Orthen tot taak de vesting Den Bosch aan de noordzijde te beveiligen; het geheel kwam echter in verloedering en alles was al spoedig in verval. Op 25 april 1806 werd fort Orthen alsook fort Isabella uit de verdedigingslinie genomen. Een van de hoogste redenen was wel de oorzaak van het onverdedigbaar achterland. Na een inspectie in het jaar 1810 bleek het fort Orthen nog goed houdbaar en verdedigbaar te zijn, het heeft echter niet lang kunnen duren alvorens men tot de beslissing kwam de enveloppen en de flèches af te graven en te dempen. Door de hoge waterstanden bij de Blauwe Sluis en voornamelijk Sluis Crevecoeur werd het geheel onverdedigbaar. Toen de stellingen Hintham en Vught geheel gereed waren en de weg naar Crevecoeur omstreeks 1848 opgehoogd en volledig verbreed was, was de verbinding met het hart van het land van dien aard, dat afsluiting naar de Bommelerwaard een noodzaak werd. Fort Orthen was weer van levensbelang. Naar aanleiding van een 'Memorie' van de toenmalige fortificatie-officier, een zekere generaal Nepveu, werd het fort in het jaar 1852 of misschien het jaar 1854 weer in ere hersteld. De dijk werd omgelegd, welke oorspronkelijk van de Herven naar Rosmalen liep, en werd zuidelijk van het fort gelegd. In het jaar 1853, zo vermoedt men, is een aanpassing van het fort een feit geworden. Midden op het terreplein werd een stenen toren gebouwd. Dit reduit bestaat nog. Het heeft een kelder, vertrekken op de begane grond en een plat. Dit laatste is echter niet meer zoals het was in 1897. De kelder is verdeeld in drie vertrekken. Het grootste beslaat de helft van de ruimte; in dit vertrek bevindt zich de trap naar de begane grond. De beide andere vertrekken zijn verschillend van grootte: een ervan was vroeger kruitmagazijn en kon 12.600 pond kruit bevatten. De vloer van de drie vertrekken ligt op 4.25 m + A.P. Ijzeren roosters in de muurwanden staan in verbinding met ventilatiekanalen, die zich tot boven het plat verheffen. Zeer opvallend is het, dat de keldervertrekken in het fort zo kurkdroog zijn, in tegenstelling met veel andere kelders. Waarschijnlijk is dit een gevolg van de hoge ligging en de goede ventilatie. De twee grootste vertrekken waren, zo veronderstellen we, bestemd als nachtlogies voor de bezetting. Op de begane grond (6.20 m + A.P.) treft men tien straalvertrekken aan en de ingang tot de toren. Rechts bevindt zich de keuken met twee stenen fornuizen met ingebouwde kookketels, links waren de open toiletten met daarnaast de verblijfplaats voor de gestraften. Elk der straalvertrekken is ingericht tot plaatsing van een vuurmond en heeft tevens schietgaten voor het infanteriegeweer. De hoogte van de lokalen is 2.90 meter. Vanuit het derde vertrek rechts van de ingang kwam men vroeger in het trappenhuis, vanwaar een trap naar het plat leidde. Trap en trappenhuis zijn bij de verandering van het plat afgebroken. In welk jaar of welke jaren dit is geschied is niet precies na te gaan. Vanuit de straalvertrekken komt men na het beklimmen van een stenen trapje (60 cm hoog) in een ringvormige ruimte, het midden van de toren. Deze ruimte is weer verdeeld in drie vertrekken; een beslaat ongeveer de helft ervan, de beide anderen ieder ongeveer een vierde deel. Deze ruimten waren naar ons wil voorkomen bedoeld als dagverblijf. Op het bovenplat (11.10 m + A.P.) lag aan de zijde van Rosmalen een aarden borstwering; aan de tegenovergestelde zijde was een muur opgetrokken met twee schietgaten voor geschut. De toren was omgeven door een droge gracht, die bij het stellen der inundatie met kwelwater werd gevuld. Over de gracht lag voor de ingang een ophaalbrug. Deze stenen toren met muren van meer dan anderhalve meter dik gold indertijd als bomvrij. In de jaren 1930 en 1932 zijn diverse percelen grond rondom het fort door de gemeente Den Bosch aangekocht van het Ministerie van defensie. Deze gronden werden al spoedig bebouwd. Uit veiligheidsoverwegingen zijn er na 1960 geen schietoefeningen meer gehouden, niet door burger-schietverenigingen maar ook niet door militairen. Het gemeentebestuur van 's-Hertogenbosch heeft jarenlang moeite gedaan om het fort Orthen in eigendom te verkrijgen. In het jaar 1966 is dit uiteindelijk gelukt, maar niet zomaar. Door grond in ruil te geven, o.a. gelegen aan de Vlijmenseweg, Koningsweg en aan de van Diepenbeeckstraat is het raadsbesluit op 2 september 1966 goedgekeurd. G.S. gaven hun fiat op 21 september. De notariële akte is op 26 oktober 1966 gepasseerd, dus vanaf dat moment mag de gemeente 's-Hertogenbosch zich eigenaar noemen van 'Fort ORTHEN'.