Naar inhoud springen

Gebruiker:Roodschouderara

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De roodschouderara[bewerken | brontekst bewerken]

Classificatie[bewerken | brontekst bewerken]

De Latijnse benaming voor de roodschouderara was tot enkele jaren geleden Ara nobilis (Linné 1758). Na een nieuwe classificatie wordt hij tegenwoordig als apart geslacht gezien, namelijk het genus Diopsittaca.


Benaming[bewerken | brontekst bewerken]

De Roodschouderara is in Nederland ook bekend als Hahn’s Ara, Blauwvoorhoofd dwergara en Ara Nobilis en tegenwoordig dus Diopsittaca nobilis.


Uiterlijk[bewerken | brontekst bewerken]

Tussen man en pop zijn geen uiterlijke verschillen. Dit betekent dat DNA- of endoscopisch onderzoek nodig is voor de geslachtsbepaling. De bevedering van de Roodschouderara is groen waarbij de onderzijde van de vogel wat lichter groen is. Het voorhoofd en een gedeelte van de bovenzijde van het hoofd zijn donkerblauw. De vleugelrand, de vleugelboeg en de ondervleugeldekveren zijn rood gekleurd. Hieraan dankt de Roodschouderara zijn naam. De buitenvlaggen van de buitenste handpennen zijn blauw. De vleugelpennen zijn aan de onderzijde geelgroen. Rondom de ogen is naakte witte huid die begroeid is met piepkleine zwarte veertjes. De snavel is donkergrijs tot zwart, waarbij de aanzet van de bovensnavel iets lichter van kleur is. Het oog van de Roodschouderara heeft een bruinoranje iris. Zijn poten zijn zwartgrijs met vier tenen waarvan de twee buitenste tenen naar achteren gericht staan en de twee binnenste naar voren. Jonge Roodschouderara’s hebben iets minder blauw op het voorhoofd en veel minder rood op de vleugels.


Lengte en gewicht[bewerken | brontekst bewerken]

De Roodschouderara is 30 centimeter lang, zijn vleugellengte is 17 centimeter en zijn staart is 14 centimeter lang. De Roodschouderara weegt tussen de 130 en 150 gram.


Leefgebied[bewerken | brontekst bewerken]

In het wild leeft de Roodschouderara in de noordelijke helft van Zuid-Amerika. Vanwege de uitgestrektheid van zijn leefgebied bewoont de Roodschouderara verschillende biotopen, variërend van savannes, palmbossen, regenwouden, steppen en duinen tot de buitenwijken van steden.


Gedrag[bewerken | brontekst bewerken]

In het broedseizoen, dat eind februari begint en duurt tot juni, leeft de Roodschouderara meestal in groepen van zo’n tien of meer ara’s. De koppels bezetten ieder afzonderlijk een broedhol, meestal in een palmboom. De pop legt drie à vier eieren die om de dag gelegd worden. Na 25 dagen komen de eieren uit. De mannetjes blijven in de buurt van het nest en beide ouders verdedigen het nest erg fel. Na ongeveer acht weken vliegen de jongen uit en na één tot drie weken zijn ze zelfstandig. De jonge vogels zijn soms al in het tweede jaar vruchtbaar, maar meestal pas na drie jaar.

Als het broedseizoen voorbij is worden grotere zwermen gevormd die meestal op één plaats blijven. Pas bij gebrek aan voedsel trekken ze weg naar andere gebieden. Wanneer ze zich in alle stilte te goed doen aan de zaden en vruchten van de bomen worden ze door hun groene kleur grotendeels aan het oog onttrokken. Pas tijdens hun vlucht vallen de vogels op door snelle, schokkerige vleugelslagen en schril gekrijs naar elkaar.


Voeding in de natuur[bewerken | brontekst bewerken]

De voeding van de Roodschouderara bestaat voornamelijk uit zaden, fruit, bessen, noten en bloesem van de boomtoppen.