Het Frans behoort tot de Romaanse talen en heeft zich zoals al deze talen ontwikkeld uit het Latijn. Het Frans wijkt echter op een groot aantal punten van de andere Romaanse talen af. Ten eerste kent het Frans een verregaande afslijting van morfologische uitgangen. Ten tweede heeft het Frans een groot aantal brekingen en klankmutaties, die al in het Oudfrans optraden en in het Middelfrans nog verder zijn geëvolueerd. Ten derde heeft het een licht Keltischsubstraat (terug te vinden in een woord als quatre-vingts, "tachtig", letterlijk "vier-twintigen"; in de Keltische talen telt men in twintigtallen) en een vrij ingrijpend Germaans, vooral Frankisch, superstraat, dat zich onder meer uit in de dubbele ontkenningen ne ... pas, ne ... rien, ne ... personne enz.
Het Oudfrans is het Frans zoals dat in het noorden van Frankrijk gesproken werd van de 10e tot de 14e eeuw. Het heeft zich sindsdien via het Middelfrans ontwikkeld tot het moderne Frans, dat onder andere de standaardtaal voor bestuur, rechtspraak en literatuur is geworden in heel Frankrijk. Het Oudfrans is samen met enkele nauw verwante talen zoals het Waals en Picardisch rechtstreeks voortgekomen uit de Langue d'Oïl.
Met de verovering van Gallië door Julius Caesar in de 1e eeuw v.Chr. werd het Latijn de overheersende taal in Noord-Gallië, hoewel de oorspronkelijke bevolking haar eigen taal, het Gallisch (een Keltische taal), nog lang heeft vastgehouden: in de 6e eeuw werd dit nog gesproken. De invloed van het Gallische substraat is nog terug te zien in de woordenschat van het moderne Frans, dat naar schatting 150 woorden van Gallische herkomst telt, bijvoorbeeld chêne (> chesne), "eikenboom", en charrue, "ploeg". Ook het Franse woord voor "paard", cheval, gaat via het klassiek Latijn terug op het Keltische caballos. Lees verder >>>