Naar inhoud springen

Gebruiker:Cahier~nlwiki/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie



Het Urker dialect

[bewerken | brontekst bewerken]

Algemeen

Het Urker dialect is een overgangsdialect waarin zowel kenmerken van de westelijke (Hollandse) dialecten als van de Oostelijke dialecten kunnen worden teruggevonden. Ook heeft het Fries, Frans en Amsterdams (Joods) het dialect direct of indirect beïnvloed. Het Urker dialect heeft een nogal van het Nederlands afwijkend klinkersysteem, waarbij de klinkerlengte belangrijk is voor de betekenis. Het Urker dialect kent dan ook voor al zijn klinkers een korte en een lange variant, die niet alleen in lengte verschillen maar ook in betekenis.

Een aardig voorbeeld is de werkwoordsvorm ‘kiek’. De ‘ie’, uitgesproken als in het Nederlandse woordje kiekje, is in het Urker dialect de tegenwoordige tijd en betekent ‘kijk’. Gerekt uitgesproken is het in het Urker dialect de verleden tijd en betekent ‘keek’. Het Urker dialect heeft met veel dialecten gemeen dat de letter ‘h’ of zoals op Urk gezegd wordt: de ‘Endriks A’ niet uitgesproken wordt. In het Urker dialect nog steeds afwezig in tegenstelling tot bijvoorbeeld het verwante Vlielands, waarin de ‘h’ nu wel wordt uitgesproken.

Doordat het Urkers een overgangsdialect is, bezit het behalve kenmerken van westelijke en oostelijke dialecten ook eigen tussenklanken, die niet in de westelijke en oostelijke dialecten voorkomen. De Urker ‘ee’ bijvoorbeeld voor de westelijke ‘ij’ en de oostelijke ‘ie’. Een ander voorbeeld: de Urker ‘eu’ voor de westelijke ‘uu’ en het oostelijke ‘oe’. De voorbeelden zijn ontleend aan het boekje ‘Naast het Nederlands’ van Harrie Scholtmeijer.

Een ander westelijk fenomeen is de ‘sk’ uitspraak, die het Urkers heeft voor de 'sch'. Maar wellicht heeft het Urker dialect dat gemeen met het Westfriesch. Hoewel, volgens het eerder genoemde boekje ‘Naast het Nederlands’, zou dit ook een relict kunnen zijn in het Westfriesch uit de daar veel eerder gesproken Friese taal. De ‘ch’ is dus onbekend en wordt in het Urkers uitgesproken en geschreven als een (zachte) k. Evenals het Engels heeft het Urker dialect geen beleefdheidsvorm in de tweede persoon enkelvoud. Het kent slechts het beklemtoonde ‘jie’ of het onbeklemtoonde ‘je’.

Het Urker dialect wordt algemeen van hoog tot laag gesproken. Het is niet teruggedrongen tot de huiskamer. Op alle niveaus kan men op Urk in aanraking komen met het dialect. Op straat, in winkels, kantoren, bij vergaderingen enz. Dat betekent niet, dat de Urker geen Nederlands wil spreken. Soepel wordt er overgeschakeld naar het Nederlands wanneer een niet-Urker of liever een onbekende hem of haar in het Nederlands aanspreekt. De Urker noemt een niet-Urker een 'vreemde' of wat onvriendelijker bedoeld 'vreemdesnuut'.

Uit het voorgaande kan men opmaken, dat het gebruik van het dialect op Urk geen statuskwestie is. Men ontleende zijn of haar gezag niet aan het gebruik van het Nederlands in plaats van het dialect. Veel belangrijker was (is) de positie, die men in het kerkelijke systeem inneemt of in afgeleide functies in het maatschappelijke verkeer. Dit is mede een van de oorzaken, die er voor zorgden, dat men in bijna alle facetten van de samenleving, de Urker taal kon spreken en gebruiken. Er was geen maatschappelijke noodzaak om het Nederlands te gebruiken. En dat brengt mee, dat het dialect op Urk nog springlevend is, al zijn er natuurlijk invloeden van buitenaf en van binnenuit. Verder in dit hoofdstuk daar meer over. Eerst komt de geschiedenis van de taal van Urk aan de orde.

Geschiedenis van de taal van Urk tot 2000

[bewerken | brontekst bewerken]

Uit het jaar 1870 dateert de gelijkenis van de verloren zoon, die in het Urkers werd ‘overgezet’ door de Urker hulp-onderwijzer K. Koffeman. Wellicht was dat de eerste geschreven uiting van de Urker taal. In de jaren 1874 en 1875 werd er voor het eerst gepubliceerd over de taal van Urk. In 1874 schreef Johan Winkler in het Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon over het Urker dialect. Het jaar daarop werden in De Taal- en Letterbode twee op verzoek geschreven artikelen van de Urker onderwijzer Klaas Koffeman opgenomen ‘Het Urker taaleigen’. en ‘De vervoeging in het Urksch’.

Genoemde Winkler heeft daarop meer onderzoek gedaan naar specifieke Urker woorden zoals poesen (zoenen), taote (vader), mooijen (meisje), mimme (moeder), buie (vriend), en had de eerder genoemde vertaalde gelijkenis voorzien van aantekeningen. Winkler, die de tongval van Urk een der merkwaardigste en bijzonderste van Nederland noemde, liet zich ook uit over de oorsprong en de verwantschappen van het Urker dialect.

Mede naar aanleiding in een artikel in het Haagsch Maandblad van september 1925 van de hand van H.J. Moerman werd nader onderzoek op gang gebracht en hield mevrouw L. Kaiser voor de Nederlandse Vereniging voor de Studie van de Fonetiek op 1 december 1928 in Utrecht een lezing over: ‘La Langue d' Urk’. Mevrouw Kaiser had ook proeven genomen met drie Urker proefpersonen en gebruik gemaakt van een apparaat waarmee de lengte van de klinkers kon worden vastgelegd. De, ook nu nog, significante lengte van de klinkers, had de aandacht getrokken! Ook bepleitte zij medewerking om de Urker taal te bestuderen. In 1931 werd door de Dialectencommissie der Koninklijke (Nederlandse) Academie van Wetenschappen besloten om een onderzoek in te stellen naar de taal van het eiland Urk. En onder leiding van P.J. Meertens en. L. Kaiser vertoefden in de zomer van 1931 enige kandidaten in de letteren enkele weken op het eiland om taal en volksleven aldaar te bestuderen. Ook de bekende mevrouw J.C. Daan kwam naar het eiland en maakte de gegevens voor de samenstelling van een woordenlijst persklaar. J. Benders maakte een woordenlijst van visserijen scheepsbouwtermen. L. Kaiser gaf een fonetiek van het Urks, berustend op door registratie verkregen gegevens. In 1942 verscheen als nr. 9 van de Publicaties van de Stichting voor het Bevolkingsonderzoek in de drooggelegde Zuiderzeepolders, Het Eiland Urk, onder leiding van P.J. Meertens en L. Kaiser. Met hierin zo'n 200 bladzijden over het Urker dialect (inclusief de woordenlijst.).

Verder schreven Tromp de Vries en S. van den Berg meerdere malen over kenmerken van het Urker dialect in de Driemaandelijkse Bladen, Neerlands Volksleven en in Taal- en Tongval.

Voor het Urker dialect moet de naam van Tromp de Vries in het bijzonder genoemd worden. Hij heeft in de afgelopen jaren bijzonder veel voor het onderzoek en vastlegging van het dialect betekend en heeft daarin een baanbrekende voortrekkersrol vervuld.

Schrijven in dialect in de afgelopen honderd jaar

Het Urker dialect zal zeker al langer gesproken worden dan sinds 1870. Maar de moeilijkheid is, dat het Urkers voor die datum geen geschreven proza of poëzie kent. Daarom is het moeilijk om iets te zeggen over het dialect van voor deze periode. Terwijl ook daarna lange tijd maar met mondjesmaat iets op schrift is gesteld. Pas na de tweede wereldoorlog wordt er (steeds) meer gepubliceerd en ontstaat er de laatste jaren haast zoiets als een schrijftaal naast de spreektaal. Zoals al eerder gezegd, was er bij de gelijkenis over de verloren zoon de eerste keer sprake van een prozastuk in het Urker dialect. We moeten daarna wachten tot er op 25 mei 1899, 22 september en 28 december1900 drie artikelen in dialect verschijnen, geschreven door de correspondent van de Nieuwe Rotterdamsche Courant op Urk. In 1901 verscheen in een Kamper studentenalmanak van het studentencorps Fide Quaerit Intellectum ‘Pleuntje’, met dialogen in het Urker dialect. Volgens T. de Vries gaat achter het pseudoniem Quasi de Urker T. Hoekstra schuil.

De dorpsdichteres Mariap van Urk (1898 - 1966) schreef zelden in het dialect. Een enkel versje en rijm verscheen van haar hand.

In 1975 verschijnt onder de noemer ‘Urker Kroosies’ in een moeilijke spelling met veel streepjes en puntjes een verhaal ‘Grinzen’ van A. van Urk in het blad Urker Volksleven. Gevolgd door de verhalen ‘De Stoelen’ en ‘De rechte slag’ van K. J. Romkes.

In 1976 verschijnen in het Urker volksleven verschillende verhalen (waaronder ‘Karst vor Kies’ eveneens van de hand van K.J. Romkes en een van A. van Urk, ‘De controleur’. In 1977 wordt de serie Urker kroosies voortgezet door K.J. Romkes. In dat jaar wordt ook het verhaal ‘Karstgedachten’ van Jaap Bakker opgenomen. In 1980 verschijnt het verhaal ‘Een skipbreuk’ van de hand van Ds. T. Bakker (een predikant van Urker komaf) en hij ondertekent zijn verhaal met Teemen van Zus van Nanne de Slachter. Egbert Korf publiceert twee mooie gedichtjes in Urker Volksleven ‘Plekkien’ en ‘Karkgang’ (1980).

Ook T. de Vries publiceert dan ‘Karst nao de Kars’. K.L.Koffeman heeft dan in de plaatselijke periodiek Het Urkerland een aantal keren cursiefjes geplaatst met dialogen in het Urkers onder de titel ‘In de skeerwinkel’.

In 1981 begint Tromp de Vries echter met een geweldig werkstuk. Wekelijks schrijft hij onder de kop ‘Oenze taol’ een bijdrage in Het Urkerland vaak in dialoogvorm. Hij houdt dat jarenlang vol! Veel eigenaardigheden en bijzonderheden van het dialect worden op die manier voortreffelijk vastgelegd. Ook kwam in dat jaar voor het eerst een bundel uit met uitsluitend verhalen in het Urker dialect. Tromp de Vries schreef de bundel en de bundel werd uitgegeven bij de IJsselacademie onder de titel ‘Urker Spukkies’.

In 1982 liet ook ene G. Remark (Pseudoniem G. Kramer?) in het Urker Volksleven van zich horen en schreef de bijdragen ‘Wie mag er koffie aolen vor de measter?’ en ‘Oe, oe, wat bin jie een lammeling’. Van een anonymus verscheen in het Urker Volksleven de dialectbijdragen ‘De oorlog op Urk’ en ‘Oe ontsnap je eut gevangenskap?’ (jaargang 11 nr. 4).

Jan van Flerik (J.F. van den Berg 06-02-1914 / 10-06-2006) schreef vele gedichten in het Nederlands met Urk als onderwerp en een enkele keer in dialect. Voor het Urker Volksleven schreef hij het prozastuk ‘Wienterpof’ in 1984. Hierna verschijnt niet veel in dialect in dit blad tot in 1999 weer regelmatig bijdragen worden geplaatst door leden van de dialectkring.

In 1995 krijgt het schrijven van dialectproza een nieuwe impuls door het werk van de dialectkring en verschijnen er in relatief korte tijd drie bundels van de dialectkring.

Hoewel niet meer door Tromp de Vries geschreven maar door andere leden van de dialectkring, loopt de serie ‘Oenze taol’ in Het Urkerland nog steeds.

Om het schrijven (in dialect) te stimuleren, wordt onder auspiciën van de dialectkring cursussen ‘verhalen schrijven’ gegeven. De leden van de dialectkring proberen door zelf een uniforme spelling aan te houden te bewerkstelligen dat alle uitingen in het Urker dialect op vaste wijze worden geschreven. Maar zoals ook bij andere dialecten is het moeilijk alle klanknuances van het Urker dialect weer te geven door een teken. Vaak is het een kwestie van compromissen tussen leesbaarheid en correctheid. Aan de andere kant is het zo, dat het Urker dialect honderden jaren bestaan heeft zonder schriftelijke traditie. Voor het voortbestaan ook in de komende eeuw is een uniforme spelling geen voorwaarde.

Praoten in zingen in et Urker dialect

Behalve dat er, vooral de laatste jaren, tamelijk veel geschreven wordt (en gepubliceerd) in het Urker dialect, wordt ook bij andere culturele uitingen gebruik gemaakt van het Urker dialect. Waren het vroeger de uitvoeringen van de reciteervereniging D.I.N.D.U.A., nu is er de toneelgroep ‘Urk op de planken’ die regelmatig uitvoeringen geeft. Sommige van deze uitvoeringen zijn op video vastgelegd. Helaas was dat bij uitvoeringen van D.I.N.D.U.A. nog niet mogelijk. De dialectkring organiseert jaarlijks een leesavond, waarbij dialectverhalen rond een thema worden voorgelezen. Ook op de Urker dag (Pinksterzaterdag) worden in het kerkje aan de Zee verhalen en gedichten door leden van de kring voorgelezen. Vaak worden dan ook liedjes en versjes, soms ook psalmen en gezangen in het dialect met het publiek gezongen. Zeer modern is natuurlijk de CD met Urker dialectliedjes, die onder de titel ‘Leuster’ uitkwam. Een uitgave van de stichting Urkerlied van Fokke G. Hoekstra, Douwe F. Gnodde en Albert Visser. In 1999 gevolgd door een tweede CD ‘Leuster nog ers’. De beide CD's kregen een warm onthaal!. In 2008 kwam de 3e cd uit met de titel "Anwinnig" Verder wordt er regelmatig door Radio UrkFM aandacht aan het dialect besteed. In 2006 verscheen in de serie “Schrievers” een luister-cd met tekstboekje van Klaas J. Romkes, met verschillende verhalen en het bijbelboek Jona.

Veranderingen in het Urker dialect de laatste honderd jaar

T. de Vries meldt al in zijn boek ‘Leven en taal van het eiland Urk’ (1992) dat het dialect veranderd is vergeleken bij hetgeen dat door Koffeman in 1875 is opgetekend. De Vries schrijft: ‘sedertdien (1875, KJR) is een aantal woorden dat verband hield met het leven en wonen in die tijd en met de klederdracht verdwenen.’ Als voorbeelden worden genoemd: spaolwaoterskannetjen (bierkruik), vaotaoren (inham in vertrek naast bedstede), mussien (kwartliter), zuunige (varkenstrog), bokkert (voorover) truppetaosies (kopspijkertjes), zwebelstukkien (lucifer), vrao (vroeg) en lufs (links). Dit is een op zich natuurlijke ontwikkeling geweest. Woorden, die niet meer dagelijks gebruikt (behoeven) te worden, raken gemakkelijk in de vergetelheid.

De woordenlijst van J. Benders met woorden uit de scheepsbouw en visserij bevat zo vele woorden, die betrekking hebben op voorwerpen, die niet meer gebruikt worden. Ze stammen uit de tijd van de zeilvaart en van de bouw van houten schepen naar eeuwenoude modellen, zoals de botter en de schuit. Logisch dat dergelijke woorden het eerst verdwijnen. Een ander punt zijn de klankveranderingen die zijn opgetreden. Veel woorden, die bij Koffeman een e of ae hadden, hebben inmiddels de a of aa gekregen. Als voorbeeld neem ik de woorden uit hetzelfde artikel van T. de Vries over: ermen, nermen (armen, narmen), erk (ark), merk (mark), derm (darm) verken (varken), benkien (binkien), genkien (ginkien), ertjen (artjen), krensien (kransien), mendjen (mindjen), aerd (aard), aersen (aarsen) en laerzen (laarzen). Ook vindt er een verschuiving plaats van de ‘e’ naar de ‘ie’ bij verleden deelwoorden. Koffeman gaf nog: egeten, elezen, emeten, waar tegenwoorden bijna algemeen wordt gezegd: egieten, emieten, eliezen. Opvallend is dat de klankverschuiving niet richting Nederlands is.

Het Urker dialect veranderd. Dat is een gegeven waar men niet omheen kan. Ook wanneer men de drie vertalingen van de gelijkenis van de verloren zoon (een uit 1870 van K. Koffeman, een uit 1996 van de hand van Gerrit Pasterkamp en een van T. de Vries ook uit 1996) naast elkaar legt, zijn er al behoorlijke verschillen te constateren. Wanneer men de taalontwikkeling beschouwd als rond het twintigste jaar afgerond en men het taalgebruik van die leeftijd zijn of haar verdere leven blijft gebruiken, zit er een behoorlijk verschil in ouderdom van deze drie vertalingen. Voor het gemak: een van omstreeks 1860, een van omstreeks 1960 en een van omstreeks 1920. Uiteraard heeft de inpoldering van de Zuiderzee, de opkomst van radio en tv, dus het verdwijnen van het isolement een grote invloed gehad op de samenleving en daarmee ook op het dialect. Veel woorden verdwenen doodgewoon omdat ze niet meer gebruikt behoefden te worden.

Een ander voorbeeld zijn oude muntwaarden en maten. Nadat deze niet meer gebruikt werden, raakten ze vergeten. In mijn jeugd, als hulpje bij een melkboer, (eind vijftiger jaren) was het nog heel gebruikelijk om als bestelling een mingele melk op te krijgen, of twie koppen melk en haalde de schrijver dezes een alleve kanne petereulie bij onze bakker! Maar ‘skillingen’ en ‘verdeaten’ waren toen eigenlijk al uit et dialect verdwenen. Ook de wijze om waarden in stuivers uit te drukken, die in mijn jeugd alleen door ouderen soms nog werden gebruikt. Wanneer ik een zakje patat (net in de mode toen) kreeg van mijn grootmoeder en zei, dat het 35 cent kostte (met mayonaise), diepte zij een kwartje en een dubbeltje uit haar knip op en zei: ‘Ier zuun, zuven steuvers.’

Ondanks dat het dialect nog voertaal is op Urk, verdwijnen er woorden doordat ze door de verandering van de samenleving niet meer toepasbaar zijn. De dingen, die zij beschrijven bestaan (bijna) niet meer. Hoe lang zal iemand nog weten dat ‘een tip’ de stijve punt van een ‘milde' is? Hier valt ook weinig meer tegen te doen dan ze te bewaren in een woordenboek. Te betreuren valt wel een andere verandering in het dialect. Prachtige Urker woorden, die nog volledig beschrijven wat men kent en gebruikt, worden vervangen door nieuwe woorden. Soms nog wel ingepast in het Urker klantensysteem.

Vooral woorden, die ver van het Nederlands afstaan, dreigen als eerste het slachtoffer te worden van de nieuwe tijd. Esselaor, kruulluul ossebosse, snijacht, eek, damie, taote en mimme, ze staan op onze lijst van bedreigde woordsoorten. Het opnemen van ‘bedreigde woorden’ in woordenboeken heeft in elk geval historische waarde.

Toekomst voor het dialect

Op dit moment is er op Urk, evenals in den lande, een opleving van de waardering voor het eigen dialect gaande. Wellicht juist ontstaan door de grote druk van het Nederlands en de veralgemenisering van de samenleving. De status van de dialectspreker wordt hoger. Zoals eerder in dit artikel betoogd, wordt op Urk geen status ontleend aan het gebruik van het Nederlands boven het Urkers. Van hoog tot laag gebruikt men het dialect volop in huis, op straat en op het werk. Over het algemeen in het hele maatschappelijke verkeer, uitgezonderd misschien kerkelijke en politieke vergaderingen al breekt bij oplopende emoties het dialect nog wel eens door. Dit werkt het behoud van het dialect in de hand. Ook het promoten van het dialect om te spreken en te lezen is belangrijk. Op dit moment gebeurt dat met regelmaat op verschillende manieren en het ligt niet in de verwachting, dat het de komende eeuw opeens anders zal zijn.

De grote schat van het eigen dialect, de veelheid aan uitdrukkingen, gezegdes, de zo eigen Urker klinkers zullen, zij het met de onvermijdelijke verschuivingen, nog lang bestaan. Opmerkelijk is de opkomst van het gebruik van oude, mooie woorden als beabe in bessien en kukebessien. (Bijvoorbeeld in advertenties in plaatselijke periodieken).

Het meer waarderen van het eigen dialect blijkt ook uit het ontstaan van de dialectkring. In 1996 werd deze door de schrijver van dit artikel opgericht. Aan de wieg van de kring stonden verder T. de Vries, T. van Eerde, J. Korf en A. van Urk. Inmiddels is de kring met nieuwe leden uitgebreid en is er belangstelling voor de cursus ‘Urker verhalen schrijven’ en het optreden van de dialectkring voor organisaties. Een ander bijkomend voordeel van de dialectkring is de mogelijkheid overleg te voeren over een gezamenlijke, eenduidige spelling. Hoewel het komen tot een goede spelling in het Urker dialect even moeilijk is als bij andere dialecten. Ook krijgt men door de publicaties van dialectwerk toch min of meer een schrijftaal, die conserverend op het idioom van het dialect zou kunnen werken.

Heel belangrijk voor het dialect is de ondersteuning, die men krijgt vanuit de IJsselacademie in Kampen. Voor wetenschappelijke steun en professionele bijstand is een dergelijk instituut onmisbaar voor plaatselijke kringen, die zich met dialect bezighouden. Ook door het organiseren van literatuurwedstrijden en cursussen door genoemde academie worden plaatselijke dialectschrijvers gestimuleerd zich (verder) te ontwikkelen. Uiteraard komt dat het niveau van de plaatselijke kringen zeer ten goede.

Ook de resultaten van schoolprojecten in samenwerking met de dialectkring geven blijk van veel enthousiasme van de kinderen, maar ook bij het onderwijzend personeel. De gewijzigde opvatting ten opzichte van het dialect moge blijken uit het feit, dat ook onderwijzeressen, die zelf het dialect niet spreken of zelfs geen enkel dialect spreken, met plezier aan de projecten meedoen. Het geeft vertrouwen in de toekomst.

Belangrijk voor het dialect is ook dat dialectliefhebbers een platform hebben waarop men naar buiten kan treden. Op Urk is dat het geval met het plaatselijk nieuwsblad ‘Het Urkerland’ dat wekelijks kolomruimte beschikbaar stelt voor bijdragen in dialect. Het blad biedt tevens de mogelijkheid om kruiswoordpuzzels in dialect te publiceren, waardoor oude woorden weer op een leuke manier onder de aandacht kunnen worden gebracht met een zeker spel- en wedstrijdelement. Door de bijna 100% dekking van de periodiek over de Urker gezinnen komt een groot publiek met werk in dialect in aanraking. Verder heeft de dialectkring om ook op moderne wijze naar buiten te treden een eigen website op het internet ontwikkeld. Hierdoor kunnen Urkers in de verstrooiing kennis nemen van alles wat er op het gebied van het Urker dialect gebeurt. Het heeft een informatieve en adviesgevende functie op dialectgebied. Het Urker dialect is op de rand van twee eeuwen nog zeer levendig. Het Urker dialect verandert, zeker, maar is nog lang niet verdwenen.

Belangrijke uitgaven van de laatste jaren

Psalmen (in de Urker taol) door G. Pasterkamp; Job (in de Urker taol) door G. Pasterkamp; Jona (in de Urker taol) door K.J. Romkes; Woordenlijst Urker vissersuitdrukkingen samengesteld door K.J. Romkes als speciale bijlage bij boek Visserslatijn.

Naar aanleiding van het verschijnen van Psalmen (in het Urkers) van G. Pasterkamp organiseerden G. Pasterkamp en K.J. Romkes een Psalmen-Vesper in de Urker taal. Een dienst die geheel in het Urkers werd gehouden. Hoewel een deel van de bevolking het gebruik van de eigen taal als oneerbiedig ziet, was de belangstelling voor de vesper groot. Voor de vesper werd gebruik gemaakt van bestaande vertalingen van berijmde psalmen van T. de Vries aangevuld met vertalingen van berijmde psalmen door G. Pasterkamp en K.J. Romkes.