Naar inhoud springen

Gesp voor Gevechtsvluchten aan het Front

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Maddriver371 (overleg | bijdragen) op 10 sep 2019 om 12:08.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Gesp voor Gevechtsvluchten aan het Front
Gesp voor Gevechtsvluchten aan het Front voor duikbommenwerpers in het zilver
Gesp voor Gevechtsvluchten aan het Front voor duikbommenwerpers in het zilver
Uitgereikt door nazi-Duitsland
Type Steckkreuz
Bestemd voor Voor personeel van de Luftwaffe
Uitgereikt voor het zichtbaar teken van erkenning voor de operationeel gevlogen vluchten
Status In onbruik geraakt
Statistieken
Instelling 30 januari 1941
Volgorde
Gelijkwaardig Flugzeugführerabzeichen
Portaal  Portaalicoon   Ridderorden

De Gesp voor Gevechtsvluchten aan het Front (Duits: Frontflugspange) werd op 30 januari 1941 door de opperbevelhebber van de Luftwaffe Hermann Göring ingesteld. Ze kon in verscheidene uitvoeringen aan het personeel van de Luftwaffe uitgereikt worden. De gesp zou een “zichtbaar teken van erkenning voor de operationeel gevlogen vluchten”, zoals beschreven in de oorkonde.

Ontwerp

Alle gespen bestonden uit een (meestal zwarte) krans van laurierbladeren, met een swastika aan de voet. Aan de zijkanten een gestileerde vleugel van laurierbladen. De gespen hadden een afmeting van 7,5 cm bij 2,5 cm. Het ontwerp varieerde afhankelijk van het soort vliegtuig waarmee gevlogen werd.

Eenheden

De volgende eenheden kwamen in aanmerking komen voor de gesp:

  • Jachtvliegereenheden
  • Escorteeenheden
  • Jachtbommenwerpereenheden
  • Duikbommenwerpereenheden
  • Verkennings- en SAR, luchtlandingseenheden
  • Transport- en zweefvliegtuigen
  • Korte-afstand nachtjagereenheden
  • Lange-afstand nachtvliegereenheden

Klasse

Richard Heller draagt de Gesp voor Gevechtsvluchten aan het Front op de correcte wijze. Tegelijk draagt hij ook het Ridderkruis.

De gesp werd direct boven de batons op de linkerborst gedragen.

Hanger

Tijdens de oorlog werden er heel vaak meer dan 110 operationele gevlogen vluchten. Daarom voegde op 26 juni 1942, Göring de hanger aan het gouden Gesp voor Gevechtsvluchten aan het Front toe, dit werd beweegbaar onder de gesp aangebracht.

De volgende eisen waren van kracht voor het verkrijgen van de hanger:

  • Jacht- en transporteenheden na minstens 500 inzetten
  • Duik-, escorte- en jachtbommenwerpereenheden na minstens 400 inzetten
  • Gevechts-, SAR en meteorologische staf na minstens 300 inzetten
  • Verkennings- en nachtjagereenheden na minstens 250 inzetten

Inzetgetal

De hanger voor de gouden Gesp voor Gevechtsvluchten aan het Front met het getal werd op 29 april 1944 ingesteld. Daarmee beeldde de individuele man het aantal front inzetten van in de 100 uit. Tegelijk had Göring de Gesp voor Gevechtsvluchten aan het Front in het goud met briljanten ingevoerd, die hij aan zichzelf voorbehield. De Stuka vlieger Oberst Hans-Ulrich Rudel vloog 2530 inzetten. Hem werd de Gesp voor Gevechtsvluchten aan het Front in het goud met briljanten met hanger en inzetgetal van 2000 verleend. De voor de vormgeving van het inzetgetal gebruikte “briljanten” bleken bij latere analyse vervalst of van zeer geringe kwaliteit, wat de stichting voor de nalatenschap van Rudels decoraties aangetoond heeft.

Na de Tweede Wereldoorlog

De gespen zijn met een hakenkruis voorzien. Dat betekent dat het verzamelen, tentoonstellen en verhandelen van deze onderscheidingen in Duitsland aan strenge wettelijke regels is onderworpen. Op 26 juli 1957 vaardigde de Bondsrepubliek Duitsland een wet uit waarin het dragen van onderscheidingen met daarop hakenkruizen of de runen van de SS werd verboden. In de gedenazificeerde uitvoering mogen de gespen wel worden gedragen.[1]

Zie ook

Literatuur

  • Heinrich Doehle: Die Auszeichnungen des Grossdeutschen Reichs. Orden, Ehrenzeichen, Abzeichen. 5. Auflage, Lizenzausgabe. Patzwall, Norderstedt 2000, ISBN 3-931533-43-3.
  • Hans-Ulrich Krantz: Orden und Ehrenzeichen der Bundesrepublik Deutschland. Maximilian, Köln 1958.
  • Kurt-Gerhard Klietmann: Auszeichnungen des Deutschen Reiches. 1936–1945. Motorbuch, Stuttgart 1981, ISBN 3-87943-689-4.