Naar inhoud springen

Gnaius Naevius

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Bitbotje (overleg | bijdragen) op 6 apr 2020 om 13:49. (Beoordelingssessie categorieën 2020 week 14: hernoemen)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Gnaeus Naevius (Campanië, ca. 270 v.Chr. - Utica, in ballingschap, 201 v.Chr./199 v.Chr.) was een van de eerste Latijnse epische dichters.

Naevius' werk bestond uit dramatiek (tragedies en komedies) en epiek. Zijn semi-historisch epos Bellum Punicum (sive carmen Belli Punici), in de Oud-Latijnse Saturnische versmaat geschreven, handelde over de Eerste Punische Oorlog, waaraan hij wellicht zelf heeft deelgenomen. Van dat werk bleef een vijftigtal verzen bewaard. Ondanks de saaie verteltrant en de weinig soepele stijl gold dit epos voor de Romeinen als een voorbeeld van het nationale epos, dat een traditie werd in de Romeinse epiek.

Grafschrift door Naevius

Waarschijnlijk het laatste werk van Naevius was zijn volgende grafschrift voor zichzelf in Saturnische versvorm:

Immortales mortales si foret fas flere,
flerent diuae Camenae Naeuium poetam.
itaque, postquam est Orchi traditus thesauro,
obliti sunt Romani loquier lingua Latina.

Als het goddelijke plicht is voor onsterfelijken om om sterfelijken te huilen
Dan bewenen de goddelijke Camenae de dichter Naevius.
En zo zijn de Romeinen het Latijn vergeten
Toen hij overleverd was aan de kluis van Orc[h]us

Edities

  • Fragments (dramas) in Lucian Müller, Livi Andronici et Gn. Naevi Fabularum Reliquiae (1885), and (Bellum Punicum) in his edition of Ennius (1884).
  • E.H. Warmington, Remains of old latin, vol. II, Livius Andronicus, Naevius, Pacuvius, Accius, 1936.
  • Naeuius Poeta. Introduzione bibliografica. Testo dei frammenti e commento, éd. E. V. Marmorale, Florence, 2e éd. 1950.
  • Alfred Klotz, Scaenicorum Romanorum fragmenta, vol. I, Tragicorum fragmenta, München, 1953.

Monografieën

  • E Klussmann (1843)
  • MJ Berchem (1861)
  • D de Moor (1877)
  • Mommsen, History of Rome, bk. iii, ch. 24
  • V. Crivellari, Quae praecipue hausit Vergilius ex Naevio et Ennio (1889). (On Virgil's indebtedness to Naevius and Ennius.)
  • Thelma B. De Graff, Naevian Studies, New York, 1931
  • Barchiesi (M.), Nevio epico, Padoue, 1962
  • ID., La Tarentilla revisitata : studi su Nevio comico, Pise, 1978

Zie ook