Naar inhoud springen

Jero (vliegtuigfabrikant)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door 83.87.159.84 (overleg) op 26 sep 2008 om 06:03.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Jero was een dochteronderneming van de Belgische firma Bollekens, en was de eerste volwaardige vliegtuigenfabriek van België.

Geschiedenis

De firma Bollekens werd in 1858 gesticht door de broers Eugène en François-Jérome Bollekens (1842 - 1905) in Antwerpen en produceerde zonneblinden, rolluiken en mouluren. Na 1895 ging François-Jérome alleen verder samen met zijn zonen Eugène, Isidore en Joseph. In 1909 stapte vader François-Jérome eruit en gaf de zaak over aan zijn drie zoons.

In 1909 vond in Antwerpen de Eerste Antwerpse vliegweek plaats. Een groots opgezette vliegshow met nationale en internationale luchtvaartpioniers. Waaronder de houder van het Belgisch vliegbrevet nr. 1 Baron Pierre de Caters. Op de eerste dag beschadigde hij direct zijn vliegtuig en hij vroeg de gebroeders Bollekens - die in het publiek zaten - of zij zijn vliegtuig konden repareren. Binnen vier dagen hebben ze het vliegtuig weer gerepareerd en kon Pierre de Caters alsnog de laatste dag van de vliegweek aanvangen. Niet alleen hadden de gebroeders Bollekens het vliegtuig gerepareerd, ze hadden hem ook op een aantal punten wezenlijk verbeterd. Baron de Caters kocht meer vliegtuigen bij de gebroeders Bollekens, die in 1910 hun vliegtuigfabriek begonnen onder leiding van Isidore. Aldaar bouwde men "Jero's", vernoemd naar hun vader.

Toen Baron de Caters en Jules Tyck terugkwamen van hun avontuur in India zag De Caters zich genoodzaakt zijn vliegtuigfabriek Aviator en -school te verkopen aan Bollekens. Jero verving de Argus motoren voor Gnôme en deed mee met de vliegweek van Antwerpen in 1911. De vliegtuigen van Jero kregen steeds meer erkenning en ook het Belgische leger had interesse. Het parlement kon echter niet kiezen tussen Jero en de andere aanbieder Henri Farman. Zij besloot uiteindelijk dat beide maar moesten samenwerken. De eerste order van het Belgische leger waren een viertal Farman HF.3's (Eén type 1909 en een drietal Ecôle's). Daarna volgde een viertal HF.16. Samen ontwierpen ze de Farman-Jero HF20 - een verbeterde versie van de Farman HF19 - en kreeg men een contract voor uiteindelijk 22 exemplaren onder een paar voorwaarden:

  • Men moest met zich onvoorwaardelijk ter beschikking kunnen stellen aan het leger, zowel wat betreft tijd, personeel en materieel.
  • Men moest over voldoende reserve-onderdelen kunnen beschikken.

In 1912 deed Jero mee aan de vliegweek van Temse met een watervliegtuig, enkele maanden later vloog men met dit vliegtuig een nieuw hoogterecord voor watervliegtuigen. Het leger monteerde ondertussen een mitrailleur op een Jero-Farman. Het leger vroeg Jero ook om speciale aanhangwagens om vliegtuigen te verplaatsen als dit via de lucht niet mogelijk was. In 1914 creëerde Jero een tweede proefvliegveld te Kiewit.

Bij aanvang van de Eerste Wereldoorlog bezaten vier escadrilles Farman-Jero's. Bij de terugtrekking van het leger in september 1914 moest ook Jero zich verplaatsen binnen de stelling van Antwerpen. Er volgde nog een order van de Militair Vliegwezen, het aantal personeelsleden werd verdubbeld en men werkte dag en nacht. Op 6 oktober 1914 gaf het Belgische leger Antwerpen op en moest ook Jero, met voorrang, evacueren. Met vliegtuigen, materieel en 40 man personeel kwamen ze via Le Havre terecht in Calais-Beaumarais, waar de Technische dienst van het Belgische leger was gevestigd onder leiding van Georges Nélis. In 1916, midden in de oorlog, werd het contract door het leger plotseling ontbonden, met als reden dat men geen burgers wil inzetten. Georges Nélis was echter de mening toegedaan dat een naoorlogse vliegtuigindustrie gecentraliseerd moest worden, letterlijk door de industrie in Brussel te plaatsen en figuurlijk door de nieuwe industrie een monopoliepositie te geven door deze het alleenrecht te geven op militaire aankopen. Na in totaal 80 toestellen te hebben gebouwd lag de Bollekens-fabriek volledig stil en gekwalificeerd personeel vertrok naar Franse en Engelse fabrieken, een enorme aderlating voor de Belgische luchtvaartindustrie, wat Georges Nélis later veel kritiek opleverde door de beste Belgische vlieger uit de Eerste Wereldoorlog Willy Coppens. De Farman types die Bollekens produceerde in die tijd waren in het licht van hun concurrentie echter ook zwaar veroudert en het Belgische leger kon in 1916 eindelijk betere buitenlandse vliegtuigen aanschaffen. Bollekens procedeerde vele jaren lang tegen de staat om genoegdoening, want zelfs een lintje voor bewezen diensten kon er niet vanaf.

De broers keerde terug naar Antwerpen, waar alles door de Duitsers is vernield. Ze verdelen alles. Eugène en zijn zoon Charles trekken in het ouderlijk huis en gaan verder in de rolluiken. Isidore en een andere zoon van Eugène, Joseph beginnen in 1921 een garage op het terrein van de voormalige steenfabriek Briqueteries Anversois de Duffel. In 1923 vestigd Eugène zich eveneens in Duffel, waar hij en zijn zoons Joseph, Henri en François een carrosserie-afdeling beginnen. In 1950 overleed Eugène en ging Charles alleen verder met de rolluikenfabriek, terwijl de drie andere zoons de carrosseriefabriek overnamen. In december 1972 sluit deze fabriek zijn deuren.

Vliegtuigtypen

  • Jero watervliegtuig
  • Henri Farman-Jero HF.3
  • Henri Farman-Jero HF.16
  • Henri Farman-Jero HF.20
  • Henri Farman-Jero HF.22

In licentie

In opdracht

  • Farman/Bollekens GN-1 (GN staat voor Georges Nélis)
  • Farman/Bollekens GN-2
  • Farman/Bollekens GN-3
  • Farman/Bollekens GN-4
  • Farman/Bollekens GN-5