Naar inhoud springen

Johann Georg Conradi

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Johann Georg Conradi (Oettingen in Bayern, 1645 – aldaar, 22 mei 1699) was een Duits componist en dirigent.

Conradi was een zoon van de organist Caspar Conrad(i)[1] uit Oettingen in Bayern. Vermoedelijk kreeg hij zijn muzikale opleiding later in Stuttgart. Na zijn terugkomst werd hij in 1671 muziekdirecteur. In 1683 vertrok hij naar Ansbach en werd aldaar hofkapelmeester aan het hof van markgraaf Johan Frederik van Brandenburg-Ansbach. In deze periode schreef hij vele composities. Na de opvolging van de markgraaf Johann Friedrich verliet Conradi in 1687 Ansbach en vertrok naar Römhild, waar hij aan het hof een hofkapel oprichtte. In 1690 werd hij kapelmeester bij de opera aan de ganzenmarkt (Gänsemarkt) in Hamburg. Als dirigent leidde hij vooral Italiaanse en Franse opera's. Gedurende deze periode schreef hij 9 opera's.

Alhoewel hij muzikaal groot succes had, ging hij in 1694 uit economische reden opnieuw naar Oettingen terug. Aldaar werd hij kapelmeester aan het hof van vorst Albrecht Ernst II. Na zijn dood werd zijn zoon Johann Melchior Co(u)nradi (1675–1756)[2] zijn opvolger.

Missen en andere kerkmuziek

[bewerken | brontekst bewerken]
  • Aus der Tiefen rufe ich, voor sopraan, 2 violen, 2 altviolen en orgel
  • Dixit Dominus, voor dubbelkoor (SSAATTBB) en orgel
  • Lauda anima, motet voor tenor solo, 2 clarintrompetten, 2 violen en orgel
  • Laudate dominum, motet voor 4 zangstemmen, 2 violen, altviool, basso continuo en orgel
  • O Jesu dulcissime, voor tenor (solo), 2 violen en basso continuo
  • Singet fröhlich Gott, der unsere Stärke ist, cantate voor sopraan, alt, tenor, bas, 2 violen, 2 violetten, fagot, 2 clarintrompetten, pauken en basso continuo
  • Wer Jesum recht liebt, voor sopraan, 2 violen, 2 altviolen en orgel
  • Welt packe dich ich sehne mich nur nach dem Himmel, voor 2 violen, altviool, violone en basso continuo
  • Wie's Gott fügt so laß ich's gehen, voor sopraan, 2 violen en basso continuo

Muziektheater

[bewerken | brontekst bewerken]
Voltooid in titel aktes première libretto
1691 Die schöne und getreue Ariadne 3 bedrijven 1691, Hamburg Christian Heinrich Postel
1691 Diogenes Cynicus[3] 3 bedrijven 1691, Hamburg Christian Heinrich Postel
1691-1692 Der Fromme und Friedfertige König der Römer Numa Pompigardis 3 bedrijven 1692, Hamburg Christian Heinrich Postel
1692 Der tapffere Kayser Carolus Magnus und dessen Erste Gemahlin Hermingardis 3 bedrijven 1692, Hamburg Christian Heinrich Postel
1692 Der Verstöhrung Jerusalem Erster Theil oder Die Eroberung des Tempels 3 aktes 1692, Hamburg Christian Heinrich Postel
1692 Der Verstöhrung Jerusalem Ander Theil oder Die Eroberung der Burg Zion 3 aktes 1692, Hamburg Christian Heinrich Postel
1693 Der große König der africanischen Wenden Gensericus als Rom- und Karthagens Überwinder[4] 3 aktes 1693, Hamburg Christian Heinrich Postel
1693 Der Kgl. Printz aus Pohlen Sigismundus oder Das Menschliche Leben wie ein Traum 3 aktes 1693, Hamburg Christian Heinrich Postel
1694 Der Wunderbarvergnügte Pygmalion 3 aktes 1694, Hamburg Christian Heinrich Postel
  • Jozef Robijns, Miep Zijlstra: Algemene muziek encyclopedie, Haarlem: De Haan, 1979-1984, ISBN 978-90-228-4930-9
  • Volker Meid: Die deutsche Literatur im Zeitalter des Barock: vom Späthumanismus zur Frühaufklärung, 1570-1740, C.H.Beck, 2009. 984 S., ISBN 978-3-406-58757-3
  • Dorothea Schröder: Zeitgeschichte auf der Opernbühne. Barockes Musiktheater in Hamburg im Dienst von Politik und Diplomatie. Göttingen, Verlag Vandenhoeck und Ruprecht, 1998.
  • Karl H. Wörner, Lenz Meierott: Geschichte der Musik: ein Studien- und Nachschlagebuch, Vandenhoeck & Ruprecht, 1993. 694 S., ISBN 978-3-525-27811-6
  • Werner Braun: Vom Remter zum Gänsemarkt - Aus der Frühgeschichte der Hamburger Oper (1677-1697), SDV Saarländische Druckerei und Verlag, 1987. 208 S., ISBN 978-3-925-03617-0
  • Hans Joachim Marx: Politische und wirtschaftliche Voraussetzungen der Hamburger Barock-Oper, in: Hamburger Jahrbuch für Musikwissenschaft. Bd. 5. Laaber 1981.
  • Hans Joachim Marx: Geschichte der Hamburger Barockoper. Ein Forschungsbericht, in: Hamburger Jahrbuch für Musikwissenschaft. Bd. 3. Hamburg, 1978.
  • Friedhelm Krummacher: Die Choralbearbeitung in der protestantischen Figuralmusik zwischen Praetorius und Bach, Kassel: Bärenreiter, 1978, 546 p.
[bewerken | brontekst bewerken]