Leenverheffing
Uiterlijk
Onder leenverheffing verstond men het afleggen van de eed van trouw en hulde aan de leenheer door de erfgenaam van een leen, met de betaling van het heergewaad bij het aanvaarden van een leengoed. De eedaflegging kon ook gedaan worden door een plaatsvervangende hulder. De leenverheffening vond plaats in de leenzaal van de leenheer.
De leenverheffing kon ook groepsgewijs gebeuren door de inwoners van een heerlijkheid ten opzichte van de nieuwe leenheer of landcommandeur van een ridderorde. De leenverheffing kan men gelijkstellen met de investituur.