Investituur

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Benoeming koning Zimri Lim van Mari (Mesopotamië) | Museum het Louvre
Anneke Borren bekleed met New Zealand Order of Merit

Investituur komt van het Latijnse woord vestitura, dat 'aankleden' of 'bekleden' betekent. Het begrip werd in de middeleeuwen, vanaf ongeveer de 9e eeuw gebruikt voor ambtsaanvaarding of overdracht van gebruikrechten op een grondgebied. Wezenlijk onderdeel van het ritueel is symbolische overgave van een voorwerp, een gebruik dat al bekend is uit Mesopotamië omstreeks 1750 v. Chr.

Ambtsaanvaarding[bewerken | brontekst bewerken]

Bij de ambtsaanvaarding ontving een bisschop in de middeleeuwen van de keizer de 'investituur' (bekleding), die bestond uit een ring voor zijn geestelijk werk en een staf voor zijn wereldlijke arbeid. Na het Concordaat van Worms (1122) mocht de keizer nog slechts de tekenen van de wereldlijke arbeid aan de bisschop overhandigen, waarmee een lange machtsstrijd tussen de Rooms-Duitse keizer en de paus van Rome grotendeels ten einde kwam. Deze staat bekend als de Investituurstrijd.

Feodale overeenkomst[bewerken | brontekst bewerken]

Bij de overdracht van grondgebruik volgens de regels van het feodalisme, van eigenaar op gebruiker, maakte de investituur deel uit van het ritueel waarmee de overeenkomst werd bevestigd en vond overgave van een kleine staf plaats. Deze gang van zaken was bij wet van Keizer Koenraad II geregeld in het Longobardische Rijk, beschreven in de Libri Feudorum. Was de leenheer zelf niet eigenaar maar gebruiker en gaf hij bepaalde gebruiksrechten uit, werd de feodale overeenkomst vaak bezegeld met een ring.

Huidig gebruik[bewerken | brontekst bewerken]

De overgave van een sierlijk voorwerp als teken voor ambtsaanvaarding of bevestiging van een afspraak leeft voort tot in de huidige tijd; bij benoeming van een koning de kroon, bij een burgemeester de ambtsketen, bij een universiteit de pedelstaf voor de rector, en bij sluiting van een huwelijk of partnerschap de ring van trouw.