Ontvankelijkheid (Nederlands strafrecht)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Martin Op 't Land (overleg | bijdragen) op 12 jun 2018 om 12:03. (een rechtspersoon kan niet doodgaan, maar wel ontbonden worden)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Voor de niet-ontvankelijkheid van bijvoorbeeld een bezwaarschrift, zie Ontvankelijkheid.

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie is een mogelijke formele einduitspraak in het Nederlands strafrecht waarmee wordt uitgedrukt dat het openbaar ministerie niet gerechtigd is om de zaak bij de strafrechter aanhangig te maken.[1] De rechter beslist over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie na te hebben beslist over de eventuele nietigheid van de dagvaarding en zijn eigen bevoegdheid.

Gronden voor niet-ontvankelijkheid zijn onder andere de (grove) overschrijding van termijnen, de verjaring van het tenlastegelegde feit, het feit dat eerder een transactie is aangegaan voor hetzelfde feit, het feit dat een verdachte reeds vervolgd is voor het tenlastegelegde feit (schending van het beginsel van ne bis in idem) en de dood van de natuurlijke persoon dan wel de ontbinding van de rechtspersoon. Niet-ontvankelijkheid kan ook worden uitgesproken indien geconstateerd wordt dat ernstige fouten zijn gemaakt in het opsporings- en vervolgingstraject, hoewel er in de praktijk eerder voor bewijsuitsluiting of strafvermindering wordt gekozen.