Otto Kockert

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Otto Georg Alexander Kockert)
Otto Kockert

Otto Georg Alexander Kockert (Berlijn, 28 juni 1865 – Lehnitz bij Oranienburg,[1] januari 1941) was een Duitse componist, dirigent, arrangeur en pianist.

Levensloop[bewerken | brontekst bewerken]

Kockert studeerde aan de Universiteit van de Kunsten, de toenmalige Hochschule für Musik in Berlijn. Na het behalen van zijn diploma's reisde hij als pianist en kamermusicus door heel Europa. In 1898 kwam hij weer terug en woonde in Berlijn. Sinds 1921 was hij medewerker in de muziekuitgeverij Richard Birnbach Berlijn.

Kockert componeerde een aantal werken voor orkest, harmonieorkest en kamermuziek.

Composities[bewerken | brontekst bewerken]

Werken voor orkest[bewerken | brontekst bewerken]

  • 1900: - Grande valse chromatique, voor orkest, op. 28
  • 1906: - Amoretten-Ständchen, voor orkest, op. 47
  • 1906: - Orientalischer Marsch, voor orkest, op.48
  • 1910: - Schlummerliedchen, voor strijkorkest, op. 60
  • 1922: - Tanz der Schmetterlinge, walsen-intermezzo, op. 68
  • 1924: - Pussi!, dans-intermezzo, op. 78
  • 1926: - Falter und Rosen, intermezzo
  • 1927: - Ein Morgen in Sans-souci, symfonisch gedicht voor groot orkest, op. 90
  • 1927: - Einzug der Frühlingsblumen, intermezzo voor orkest, op. 92
  • 1928: - Revuesterne, intermezzo, op. 96
  • 1928: - Kinderherzen, intermezzo voor kamerorkest, op. 97
  • 1928: - Der kleine Pfiffikus , voor orkest, op. 98
  • 1928: - Die Waldquelle, op. 99
  • 1929: - Tintoretto, Spaans intermezzo, op. 102
  • 1929: - Revuesterne, intermezzo voor orkest, op. 103
  • 1930: - Marionetten-Hochzeit, intermezzo, op. 104
  • 1931: - Wenn die Nacht kommt
  • 1935: - Märchenaugen, intermezzo, op. 113
  • 1937: - Polnisches Ständchen, op. 122
  • 1937: - Ich erwarte Dich!, intermezzo, op. 123
  • 1940: - Vita nelle strade di Napoli
  • - Arabische Sonne
  • - Das Stelldichein
  • - Fröhliche Heimkehr, op. 127
  • - Glockenserenade
  • - Haidenacht
  • - Im Vorstadtgärtchen
  • - Italienische Gondel, op. 119
  • - Lachende Schönheit
  • - Lachendes Leben
  • - Liebesgeständnis, canzonetta
  • - Mit leichtem Schritt, mars voor eorkest, op. 40
  • - Schritte im Zweivierteltakt
  • - Strandgeflüster, op. 111
  • - Verliebte Blicke

Werken voor harmonieorkest[bewerken | brontekst bewerken]

  • 1898: - La coquette[2]
  • 1901: - The brigadier general
  • 1906: - Amoretten-Ständchen, serenade voor harmonieorkest, op. 47
  • 1920: - Bleisoldaten (Les soldats de plomb), karakterstuk, op. 85[3]
  • 1927: - Ein Morgen in Sans-souci, symfonisch gedicht voor harmonieorkest, op. 90
  • - Mit leichtem Schritt, mars voor harmonieorkest, op. 40
  • - Rokoko-Gavotte, voor harmonieorkest, op. 41

Werken voor mandolineorkest[bewerken | brontekst bewerken]

  • - Ball-Erinnerungen, walzen-intermezzo voor mandolineorkest en accordeon ad libitum

Kamermuziek[bewerken | brontekst bewerken]

  • 1910: - Schlummerliedchen, voor strijkkwintet, op. 60
  • - Tanz der Schmetterlinge, walsen-intermezzo voor viool en piano, op. 68

Werken voor piano[bewerken | brontekst bewerken]

  • 1920: - Bleisoldaten, karakterstuk, op. 85

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

  • Wolfgang Suppan, Armin Suppan: Das Neue Lexikon des Blasmusikwesens, 4. Auflage, Freiburg-Tiengen, Blasmusikverlag Schulz GmbH, 1994, ISBN 3-923058-07-1
  • Paul E. Bierley, William H. Rehrig: The Heritage Encyclopedia of Band Music - Composers and Their Music, Westerville, Ohio: Integrity Press, 1991, ISBN 0-918048-08-7
  • Hedwig Müller von Asow, Erich Hermann Müller von Asow: Kürschners Deutscher Musiker-Kalender 1954 - Zweite Ausgabe des Deutschen Musiker-Lexikons, Berlin: Walter de Gruyter, 1954. 1702 COLS p.
  • Friedrich Jansa: Deutsche Tonkünstler und Musiker in Wort und Bild, Leipzig: Friedrich Jansa, 1911, 835 p.