(samen)Woonpercentage

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Samenwoonpercentage)

Om samenwonen aan te tonen wordt gebruikgemaakt van een zogeheten (samen)Woonpercentage voorheen ook wel Samenwoonpercentage genoemd. Dit percentage geeft weer voor hoeveel procent twee personen feitelijk met elkaar samenleven. Het Woonpercentage wordt berekend door gebruik te maken van diverse statistieken van diverse organisaties, zoals het CBS en de Erasmus Universiteit en daarbij wordt uitgegaan van de constateringen door een (sociaal) rechercheur of behandelaar.

De bedoelde berekeningsmethode wordt o.a. gebruikt door:

  • De IND, ter beantwoording van de vraag of twee personen daadwerkelijk samenwonen en met elkaar een gemeenschappelijke huishouding hebben, om te bekijken of een verblijfsvergunning kan worden afgegeven.
  • De sociale rechercheurs van gemeentes waar het gaat om woon- of bijstandsfraude
  • De FIOD, in zaken waar een samenleef omstandigheid aangetoond dient te worden
  • Het burgerlijk recht, in ieder geval volgens de jurisprudentie recherchebureaus (Strongwood en interPI Global) in partneralimentatie- en onderhuurzaken.

Landelijke percentages[bewerken | brontekst bewerken]

Voor 2014 (en 2011, 2012, 2013) geldt:

  1. twee partners in een beginnende relatie met ieder diens eigen woning hebben een (samen)Woonpercentage tussen de 0% en 39,4%
  2. twee partners met een meer gevorderde relatie korter dan 1 jaar, woonachtig in dezelfde woning (al dan niet met een eigen woning) hebben een (samen)Woonpercentage tussen de 39,5% en 55,9%
  3. twee partners met een langdurige affectieve relatie, woonachtig in dezelfde woning (al dan niet met een eigen woning) hebben een (samen)Woonpercentage tussen de 55,9% en 100%.

Van 2015 t/m 2018 geldt:

  1. twee partners in een beginnende relatie met ieder diens eigen woning hebben een (samen)Woonpercentage tussen de 0% en 41,7%
  2. twee partners met een meer gevorderde relatie korter dan 1 jaar, woonachtig in dezelfde woning (al dan niet met een eigen woning) hebben een (samen)Woonpercentage tussen de 41,7% en 59,3%
  3. twee partners met een langdurige affectieve relatie, woonachtig in dezelfde woning (al dan niet met een eigen woning) hebben een (samen)Woonpercentage tussen de 59,3% en 100%.

Sinds 2019 geldt:

  1. twee partners in een beginnende relatie met ieder diens eigen woning hebben een (samen)Woonpercentage tussen de 0% en 41,7%
  2. twee partners met een meer gevorderde relatie korter dan 1 jaar, woonachtig in dezelfde woning (al dan niet met een eigen woning) hebben een (samen)Woonpercentage tussen de 41,7% en 59,6%
  3. twee partners met een langdurige affectieve relatie, woonachtig in dezelfde woning (al dan niet met een eigen woning) hebben een (samen)Woonpercentage tussen de 59,6% en 100%.

De berekeningsmethode gaat uit van een gemiddelde dagindeling van een bepaald persoon die wordt gevonden in landelijke statistieken.

Berekening van Woonpercentage[bewerken | brontekst bewerken]

Bij de berekening van het Woonpercentage wordt gebruikgemaakt van:

  1. Niet Beschikbare Uren voor samenwonen, afgekort NBU, dat staat voor een percentage uren dat normaliter gewerkt wordt (gebaseerd op het werkrooster van het onderzoekssubject, en werkuren vastgesteld)
  2. Deactieve uren, afgekort DAU, een percentage uren dat door het CBS wordt aangegeven als gemiddeld aantal slaapuren per dag voor iemand in de leeftijdscategorie van het onderzoekssubject
  3. Sociale & Sport Percentage, afgekort SOSP, dat door de Erasmus Universiteit wordt beschreven als gemiddeld aantal uren dat personen in de leeftijdscategorie van beide onderzoekssubjecten dagelijks, los van elkaar, besteden aan Sociale Contacten en Sport
  4. Actieve uren, afgekort AU, het percentage actieve uren dat overblijft gedurende welke de onderzoekssubjecten samen met elkaar activiteiten kunnen hebben

De berekening op basis van deze factoren geeft een resultaat voor het (samen)Woonpercentage, waarbij het totaalpercentage van bovenstaande punten 100% betreft.

Tijdens onderzoeken worden zaken geconstateerd gedurende bepaalde periodes die vervolgens worden vertaald naar percentages. Dit levert dan uiteindelijk een geconstateerd feitelijk (samen)Woonpercentage op. Dit percentage geeft een betrouwbaar beeld voor ook de tussenliggende periodes waarin geen onderzoeken zijn uitgevoerd, met een maximale afwijking van -5% tot +7%.

Voorbeeld berekening (samen)Woonpercentage[bewerken | brontekst bewerken]

Een man van 41 jaar heeft een eigen woning, een 40 urige werkweek hanteert en een relatie van een half jaar met een vrouw van 39 jaar met een eigen woning. Beide personen zijn veelal bij elkaar op doordeweeks avonden en in de weekenden in de woning van de vrouw. Het onderzoek heeft gelopen over een periode van 48 dagen × 24 uur per dag = 1,152 uren. Op dit totaal aantal uren is de 100% norm gebaseerd.

De gebruikte calculatiedata in dit voorbeeld zijn dan: 100% calculatiewaarde over de gehele onderzoeksperiode

  • Totaal beschikbare NBU (calculatie werk) 27,22%
  • Totaal beschikbare deactieve uren (CBS) 30,50%
  • Totaal beschikbare actieve uren 35,55%
  • Totaal beschikbare SOSP (ERASMUS) 6,73%

Totaal vastgestelde feitelijke omstandigheden: 71,69%

  • Totaal beschikbare NBU (observatie / non focus) 27,22%
  • Totaal deactieve uren (observatie) 17,63%
  • Totaal actieve uren (observatie) 20,11%
  • Totaal SOSP (observatie / non focus 6%) 6,73%

Het percentage voor de-actieve uren percentage van 17,63% komt voort uit de vaststellingen tijdens een onderzoek dat een overnachting heeft plaatsgevonden. Dit kan worden gelezen als: er waren X aantal nachten in de periode van het onderzoek (30,50% van de totale (24 uur) tijd is een 100% waarde voor overnachting), waarvan geconstateerd is dat 17,63% van de nachten samen is doorgebracht. Stel dat er 48 nachten zijn gedurende de onderzoekperiode dan is dus een samenzijn gedurende +/- 28 nachten vastgesteld.

Het percentage voor actieve uren van 20,11% komt voort uit de vaststellingen tijdens alle onderzoeken die hebben plaatsgevonden waarbij beide met elkaar samen zijn geweest. Dit kan worden gelezen als: 35,55% van de totale (24 uur) tijd was beschikbaar om samen door te brengen (minus de nacht). Tijdens alle onderzoeken wordt gekeken hoeveel de subjecten samen zijn geobserveerd. Dit resulteert in een aantal vastgestelde uren en bijhorend percentage.

Het totale feitelijke (samen)Woonpercentage is dus direct gerelateerd aan wat tijdens het onderzoek is geconstateerd. In dit voorbeeld is de uitslag 71,69% dus boven het gemiddelde en is er derhalve sprake van samenwonen.

Sinds 2014 ook civielrechtelijk in gebruik[bewerken | brontekst bewerken]

Dit (samen)Woonpercentage is sinds 2014 ook veelvuldig gebruikt in met name partneralimentatie fraude zaken waar het met name van belang is bij het vaststellen van samenwonen en de gemeenschappelijke huishouding. Op zich niet zo vreemd omdat dit al jaren wordt gebruikt door de overheid in haar zaken, kon het ook niet lang duren voordat het in civiel recht ook een keer aan de orde komt. Wel wordt door rechters zeer goed gekeken naar de opbouw van de berekening en of deze inderdaad sluitend en kloppend is. In de civiele sector zijn er nog niet veel experts in dit onderdeel omdat het nog relatief 'nieuw' is, er is inmiddels al jurisprudentie beschikbaar.

Update: 2015 ook civielrechtelijk gebruikt bij onderhuur aantonen[bewerken | brontekst bewerken]

Dit (samen)Woonpercentage is in 2015 nu ook in gebruik bij het aantonen van onderhuur, in rechtbank zaaknummer 3945410 | 15-347 is gebleken dat dezelfde rekenmethode ook van toepassing is om aan te tonen dat een feitelijke huurder niet langer meer op zijn huuradres woonachtig is. Niet heel verbazingwekkend gezien het al lang gebruikt bij Sociale Recherche onderzoeken naar vergelijkbare zaken. Ook is het percentage van samenwonen de leidraad geworden in dit soort zaken.

Update: 2019 hoogte van het minimale percentage is veranderd[bewerken | brontekst bewerken]

De nieuwe minimale leidraad voor het (samen)Woonpercentage is verhoogd van 59,3% naar 59,6%.